201603727/1/R2.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Oestercultuurmaatschappij voorheen [naam] (hierna: B.V. Oestercultuurmaatschappij), gevestigd te Yerseke, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Reimerswaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Yerseke, gedeelte De Viskeete" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2016, waar B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [naam], bijgestaan door mr. K.K.M. Aerts-de Kok, advocaat te Steenbergen, en de raad, vertegenwoordigd door M.J. van Belzen en P.G. Driesprong, beiden werkzaam bij de gemeente, en mr. F.C.M. van Gurp zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [persoon], als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. De raad heeft het plan vastgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 30 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3058. In die uitspraak heeft de Afdeling het beroep van [naam] gegrond verklaard en het besluit van 27 januari 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Yerseke" onder meer vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca", voor zover dat zich uitstrekt over het water van de insteekhaven grenzend aan het perceel [locatie 1]. De Afdeling heeft overwogen dat dit plandeel niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid, nu de raad de toekenning van de bestemming "Horeca" uitsluitend heeft gemotiveerd door te verwijzen naar eerdere besluiten en aan de motivering derhalve geen ruimtelijke motieven ten grondslag heeft gelegd. De Afdeling heeft de raad opgedragen om hiervoor binnen 26 weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Met het voorliggende plan beoogt de raad aan de opdracht gevolg te geven.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Beroep
3. B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen hebben een oesterbedrijf ter plaatse van de percelen [locaties] in Yerseke. Zij kunnen zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Horeca". Hiermee staat het plan volgens hen ten onrechte toe dat het op het perceel [locatie 1] bestaande pand, waar restaurant Zee-eterij De Viskeete is gevestigd, met 7 m in de insteekhaven mag worden uitgebreid. B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen vrezen voor een onevenredige beperking van hun bedrijfsactiviteiten. Zij wijzen erop dat de insteekhaven van cruciaal belang is voor de bedrijfsvoering van hun oesterbedrijf.
B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen betogen hiertoe dat zij door het toestaan van bebouwing op en in het water onevenredig in hun bedrijfsactiviteiten worden beperkt, omdat niet alle schepen van het oesterbedrijf ter plaatse zullen kunnen afmeren en de losinstallatie op de kade van de insteekhaven niet meer bereikbaar zal zijn voor deze schepen. Zij wijzen erop dat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat het oesterbedrijf niet alleen gebruik maakt van het schip [schip 1], maar ook van het schip [schip 2], dat aanmerkelijk groter is en waarvoor meer ruimte nodig is om af te meren in de insteekhaven. Het belang van het oesterbedrijf bij het kunnen lossen langs de kade van de insteekhaven weegt volgens B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen zwaarder dan het belang van het restaurant bij de uitbreiding van het bedrijfspand. In dit verband wijzen zij erop dat voor deze uitbreiding reeds in 2012 een omgevingsvergunning is verleend, maar dat de exploitant van het restaurant daarvan nog steeds geen gebruik heeft gemaakt. B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen stellen in de toekomst intensiever gebruik te willen maken van de insteekhaven voor losactiviteiten.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de bedrijfsbelangen van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen voldoende rekening is gehouden, niet alleen bij de voorbereiding van het voorliggend plan, maar ook bij het verlenen van de omgevingsvergunning in 2012 voor de uitbreiding van het bedrijfspand, waar het restaurant is gevestigd, en bij de vaststelling van de daarop volgende bestemmingsplannen voor het gebied. De raad wijst erop dat het oesterbedrijf sinds 2005 met dezelfde schepen vaart en dat het gebruik van de insteekhaven door het oesterbedrijf in dat opzicht niet is veranderd.
De raad stelt dat het plan de losactiviteiten van het oesterbedrijf van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen in de insteekhaven niet onmogelijk maakt of onevenredig belemmert. De raad stelt zich op het standpunt dat het schip [schip 2] ook na de bouw van de serre zal kunnen afmeren in de insteekhaven. De raad wijst erop dat de gehele kade langer is dan 55 m. Het afmeren voor losactiviteiten in de insteekhaven is voor beide schepen van het oesterbedrijf na de voorziene uitbreiding van het bedrijfspand van het restaurant nog steeds mogelijk, aldus de raad. Hij stelt dat de op de kade aanwezige kraan het ruim van de schepen makkelijk kan bereiken, ook als deze verder in de insteekhaven liggen.
3.2. Aan het perceel [locatie 1] zijn onder meer de bestemming "Horeca", de aanduiding "detailhandel", de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - visserijproducten en schaal- en schelpdieren" en de aanduiding "wonen uitgesloten" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor
(…)
b. horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - visserijproducten en schaal- en schelpdieren" tevens bedrijven, voor zover deze voor komen binnen de bedrijfsgroep met SBI-code 05 in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
d. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" tevens detailhandel;
(…).
Uit de verbeelding volgt dat het bouwvlak ongeveer 16 m lang en ongeveer 7,5 m breed is en een oppervlak van ongeveer 120 m² heeft.
Volgens de verbeelding heeft het daaraan grenzende gebied de bestemming "Water - Deltawater" en de aanduiding "vrijwaringszone - dijk". Dit gebied is ongeveer 3,7 m breed en 7 m lang.
Ingevolge artikel 7, lid 7.2, van de planregels geldt voor het bouwen op de voor de bestemming "Water - Deltawater" aangewezen gronden dat daar niet mag worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van de bestemming.
3.3. Bij besluit van 16 augustus 2012 is aan de eigenaar van het perceel [locatie 1], waar restaurant Zee-eterij De Viskeete is gevestigd, een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van het bedrijfspand, met dien verstande dat ter plaatse van een gedeelte grenzend aan het perceel een serre met een maximaal oppervlak van ongeveer 156 m² mag worden gebouwd, die zich gedeeltelijk uitstrekt over het water.
3.4. B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen gebruiken voor hun oesterbedrijf twee schepen, te weten de [schip 1] en de [schip 2]. Het schip [schip 1] heeft een lengte van 25 m. Tussen partijen is niet in geschil dat voor dit schip, ook na de bouw van de serre, langs de kade van het perceel van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen in de insteekhaven voldoende ruimte bestaat voor het afmeren en voor het lossen.
Het schip [schip 2] heeft een lengte van 31,15 m. De kade langs het perceel van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen is 34,2 m lang.
De raad heeft, zo blijkt uit de plantoelichting, om te bepalen of de insteekhaven uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening voldoende afmeerruimte biedt, toepassing gegeven aan de Richtlijn Vaarwegen 2011 (hierna: de RVW). In paragraaf 6.2.3 van de RVW staat dat per schip een afmeerlengte van 1.2.L nodig is, waarin L de lengte van het voor die ligplaats maatgevende schip is. Wanneer de schepen uitsluitend één breed afmeren, is met een lengte van 1.1.L te volstaan. Gelet op de breedte van de insteekhaven wordt slechts één breed afgemeerd. Hieruit volgt dat voor het afmeren van het schip [schip 2] in de insteekhaven een afmeerlengte van 34,27 m nodig is.
Volgens de plantoelichting wordt voor de ligplaats van een afgemeerd schip een afstand van 10% van de lengte van het schip gehanteerd van de uiterste punt van het schip tot een ander obstakel. Dit betekent voor het schip [schip 2], als het is afgemeerd, dat een afstand van 3,12 m tot de beoogde uitbouw wordt gehanteerd. Hieruit volgt dat, anders dan door B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen is gesteld en ter zitting is besproken, een kade met een lengte van ruim 34 m voldoet.
Ter zitting hebben partijen een toelichting gegeven op de situatie in de insteekhaven, met name wat betreft de mogelijkheid tot het afmeren en het lossen. De raad heeft verklaard dat de kade langs het perceel van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen 34,2 m lang is en dus lang genoeg is om het schip [schip 2] af te meren. Bovendien loopt de kade door tot meer dan 55 m en kan voor het afmeren zo nodig ook gebruik worden gemaakt van de kade langs het naastgelegen perceel. Voor zover B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen ervoor vrezen de uitbouw en mogelijk ook het schip te beschadigen als gevolg van eventuele stuurfouten bij het afmeren, heeft de raad verklaard dat bij de bouw van de serre een aanvaarvoorziening zal worden gerealiseerd, zodat er voldoende bescherming aan de uitbouw bestaat tegen eventuele stuurfouten. De aanvaarvoorziening is opgenomen in de omgevingsvergunning. Voorts is in het plan een vrije zone van 3 m opgenomen van de beoogde uitbouw tot aan de kade langs het perceel van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen.
Ter zitting is vast komen te staan dat de beoogde uitbouw de losactiviteiten van het schip [schip 2] langs de kade in de insteekhaven niet verhindert. B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen hebben ter zitting niet weersproken dat de kraan van de losinstallatie op de kade voldoende bereik heeft om ook na de bouw van de serre het laadruim van het schip [schip 2] te kunnen lossen, indien het schip wordt afgemeerd tot aan de serre, hetgeen volgens hen een ongewenste situatie oplevert. De raad heeft ter zitting verklaard dat, nu er een aanvaarvoorziening zal worden gerealiseerd, het schip [schip 2] zo nodig tot aan de serre kan worden afgemeerd.
Gelet op het voorgaande wordt in het aangevoerde geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de in het plan toegestane uitbreiding van het bedrijfspand ertoe leidt dat voor het schip [schip 2] onvoldoende ruimte in de insteekhaven bestaat om te kunnen afmeren of dat dit schip niet zal kunnen worden gelost langs de kade in de insteekhaven.
Het betoog faalt.
3.5. Voor zover B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen betogen dat het restaurant geen belang heeft bij de uitbreiding van het bedrijfspand, omdat al jarenlang geen gebruik is gemaakt van de omgevingsvergunning, overweegt de Afdeling als volgt. Uit de plantoelichting volgt dat de aanvraag om uitbreiding van het bedrijfspand was ingegeven door een toenemend aantal bezoekers van het restaurant. Ter zitting heeft Van Stee verklaard dat het restaurant nog steeds te maken heeft met een tekort aan ruimte voor de gasten. Na de verlening van de omgevingsvergunning is de exploitant van het restaurant op zoek gegaan naar een investeerder om de uitbreiding te financieren. De raad heeft verklaard dat dit proces is vertraagd mede omdat het pand, waarin het restaurant is gevestigd, van eigenaar is veranderd. Inmiddels heeft een investeerder zich bereid getoond bij te dragen aan de financiering van de uitbreiding van het bedrijfspand. Hieruit kan worden afgeleid dat het voornemen tot het verwezenlijken van de uitbreiding actueel is.
3.6. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het toekennen van de bestemming "Horeca" voor het perceel [locatie 1] onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de beoogde uitbreiding van het bedrijfspand, waar het restaurant is gevestigd, voor de bedrijfsbelangen van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten van het oesterbedrijf in de insteekhaven. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan wellicht van enige invloed zou kunnen zijn op de bedrijfsactiviteiten van B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen, maar niet in die mate dat losactiviteiten in de insteekhaven niet meer mogelijk zijn of dat B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen onevenredig in hun bedrijfsactiviteiten worden belemmerd. Om die reden heeft de raad bij het vaststellen van het plan het belang bij de uitbreiding van het bedrijfspand zwaarder kunnen laten wegen dan het door B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen gestelde belang. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad bij de afweging van belangen aan de door B.V. Oestercultuurmaatschappij en anderen gestelde bedrijfsbelangen een groter gewicht had moeten toekennen.
De betogen falen.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Helder w.g. Ramrattansing
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
408.