ECLI:NL:RVS:2016:2909

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201509407/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kunstobject in Den Haag

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Stichting Wijkberaad Heesterbuurt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een kunstobject. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd ingediend op 28 augustus 2014, maar het college weigerde deze op 4 december 2014, met als argument dat de plaatsing van het beeld een verstoring zou veroorzaken van de monumentale as van de Mient en de Valkenboskade. De stichting voerde aan dat de rechtbank niet had onderkend dat de plaatsing van het beeld niet in strijd was met redelijke eisen van welstand, en dat de welstandscommissie niet onafhankelijk was.

De rechtbank had eerder het beroep van de stichting ongegrond verklaard, en de stichting ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 21 oktober 2016 werd de zaak behandeld, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door H. Zuidersma en het college door mr. M.W. van Amerongen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het college, hoewel niet gebonden aan het welstandsadvies, dit advies in beginsel doorslaggevende betekenis mocht toekennen, tenzij er ernstige gebreken aan het advies waren. De welstandscommissie had in haar advies van 26 november 2014 geconcludeerd dat de plaatsing van het beeld de monumentale as zou verstoren.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was. De stichting had geen ander deskundig advies overgelegd en de argumenten over de onafhankelijkheid van de welstandscommissie werden verworpen. De conclusie was dat het college de aanvraag op basis van de Wabo terecht had geweigerd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

201509407/1/A1.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Wijkberaad Heesterbuurt, gevestigd te
Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 december 2015 in zaak nr. 15/4378 in het geding tussen:
de stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2014 heeft het college geweigerd de stichting omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een kunstobject ter hoogte van de Mient en de Valkenboskade in Den Haag.
Bij besluit van 4 juni 2015 heeft het college, voor zover van belang, het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2015 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2016, waar de stichting, vertegenwoordigd door H. Zuidersma, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.W. van Amerongen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 28 augustus 2014 heeft de stichting een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een beeld in het talud op de kop van de Mient nabij de Valkenboskade (hierna: de locatie). Het betreft een beeld dat in het kader van 100 jaar Berlage en 100 jaar Heesterbuurt door een Haagse kunstenaar is ontworpen en aan de Heesterbuurt is geschonken. Het beeld steekt minder dan één meter boven het maaiveld uit en heeft een breedte van maximaal 50 cm. Aan de weigering om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen heeft het college het advies van de Welstands- en Monumentencommissie (hierna: de welstandscommissie) van 26 november 2014 ten grondslag gelegd. De welstandscommissie is van mening dat plaatsing van het beeld op de locatie een verstoring van de monumentale as van de Mient en de overgang naar de Valkenboskade met zich zal brengen. Die as dient vrij van objecten te blijven.
2. De stichting betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het plaatsen van het beeld op de locatie niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De vrije zichtlijn aan de zijde van de Valkenboskade is reeds verstoord door de aanwezigheid van een trafohuisje en twee elektriciteitskasten. Het beeld levert geen verdere aantasting van de as op, aldus de stichting. Van een monumentale as is volgens de stichting geen sprake. Verder wijst zij op een bank die in de as is geplaatst. Voorts betoogt zij dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de welstandscommissie niet onafhankelijk is, omdat één van de leden van de welstandscommissie ook lid is van de Advies Commissie Openbare Ruimte (hierna: de ACOR).
2.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:413), mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.
Uit het advies van 26 november 2014 volgt dat de welstandscommissie het project heeft getoetst aan de algemene welstandscriteria van de Welstandsnota Den Haag. De welstandscommissie is van mening dat plaatsing van het beeld op de locatie een verstoring van de monumentale as van de Mient en de overgang naar de Valkenboskade met zich zal brengen. Plaatsing van het beeld op de locatie maakt de overgang van de waterloop van de Mient naar die van de Valkenboskade, die in het stedelijk weefsel functioneert als brug, tot een normale waterkant. De as dient vrij van objecten te blijven, aldus de welstandscommissie. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de Heesterbuurt niet de status van gemeentelijk beschermd stadsgezicht heeft, maar het Valkenboskwartier heeft die status wel. De beoogde locatie van het beeld ligt weliswaar in de Heesterbuurt, maar de Mient ligt tegen het Valkenboskwartier aan.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bevinden het trafohuisje en de twee elektriciteitskasten zich niet in de as van het water. Dat geldt eveneens voor de bank, waarnaar de stichting heeft verwezen, nu die langs het voetpad staat en niet los in het talud. Nu de stichting geen advies van een andere deskundige heeft overgelegd en evenmin heeft aangevoerd dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende eisen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college het welstandsadvies aan het besluit op bezwaar ten grondslag heeft mogen leggen.
Anders dan de stichting betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de welstandscommissie niet onafhankelijk is. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, is het vaste praktijk dat een van leden van de welstandscommissie ook lid is van de ACOR. Dit enkele feit maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat de welstandscommissie niet onafhankelijk is.
De conclusie is dat het college de aanvraag, gelet op het bepaalde in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo, terecht heeft geweigerd.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
531.