201503553/1/A1.
Datum uitspraak: 10 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 maart 2015 in zaak nr. 14/4534 in het geding tussen:
[appellante]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2014 heeft de RDW het kentekenbewijs voor het kenteken […] ongeldig verklaard en de tenaamstelling vervallen verklaard.
Bij besluit van 2 september 2014 heeft de RDW het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 december 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door K. Drent en mr. T. van der Weijde, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de RDW, vertegenwoordigd door C.B.J. Maenhout, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] is de tenaamgestelde van het voertuig met kenteken […]. Dat kenteken is opgegeven voor een motorfiets Zelfbouw Pro Street voorzien van het voertuigidentificatienummer (hierna: VIN) XRA40002A6P120362. Een zelfbouwframe is op 4 oktober 2006 aan de RDW aangeboden waaraan de RDW voornoemd VIN heeft toegekend en ingeslagen. De afgebouwde motorfiets is op 28 juli 2008 aangeboden voor een keuring aan de individuele toelatingseisen. Bij deze keuring zijn de gegevens van de aandrijflijn van de motorfiets vastgelegd, zijnde motorblok met nummer BJLM029166 en versnellingsbak met nummer 98110351. Voorts is vastgelegd dat de wielbasis van de ter keuring aangeboden motorfiets 181 cm is.
Op 29 januari 2014 hebben medewerkers van het Permanent Autoteam van de politie Oost-Nederland (hierna: PAT) een forensisch-technisch onderzoek verricht op de motorfiets voorzien van het kenteken […]. In het van dat onderzoek opgestelde rapport van 26 maart 2014 staat dat het onderzochte frame niet overeenkomt met de bouwtekeningen welke zijn overgelegd bij de aanbieding van het zelfbouwframe op 4 oktober 2006. Voorts staat in het rapport dat het balhoofd met het door de RDW aangebrachte VIN XRA40002A6P120362 is overgezet in een ander frame. In het rapport staat verder dat bij de motorfiets een wielbasis van 173 cm is gemeten.
De RDW heeft voormeld rapport aan haar in het besluit op bezwaar van 2 september 2014 gehandhaafde besluit van 28 maart 2014 ten grondslag gelegd. De RDW heeft het standpunt ingenomen dat uit het rapport van 26 maart 2014 volgt dat niet is vast te stellen dat het kentekenbewijs behoort bij het op 29 januari 2014 onderzochte voertuig. De RDW heeft gemotiveerd dat het op 29 januari 2014 door het PAT onderzochte frame niet overeenkomt met de bouwtekeningen van het eerder op 4 oktober 2006 aangeboden zelfbouwframe. De RDW heeft voorts gemotiveerd dat het inslaan van het VIN-nummer in het balhoofd van het op 29 januari 2014 onderzochte frame niet mogelijk is wegens diverse lagerringen die zijn aangebracht en zijn gelast aan het balhoofd. Voorts heeft het voertuig een afwijkende wielbasis van 173 cm ten opzichte van de eerder gemeten wielbasis van 181 cm, aldus de RDW.
[appellante] kan zich niet met dit besluit verenigen. Volgens haar is het op 29 januari 2014 onderzochte frame hetzelfde frame dat eerder bij de RDW ter keuring is aangeboden.
2. Ingevolge artikel 1, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) wordt degene aan wie een kentekenbewijs is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.
Ingevolge artikel 36, vijfde lid, dienen motorrijtuigen en aanhangwagens overeen te komen met de gegevens in het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs en met de gegevens die omtrent het voertuig zijn opgenomen in het kentekenregister, tenzij krachtens artikel 71 een bepaalde afwijking van die gegevens is toegestaan.
Ingevolge artikel 51a, derde lid, aanhef en onder f, kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard in andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.
Ingevolge artikel 52a, eerste lid, wordt ter bevestiging van de inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling bedoeld in artikel 48, eerste lid, door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs afgegeven.
Ingevolge het derde lid, vindt uitreiking van het kentekenbewijs of een deel daarvan en verstrekking van de tenaamstellingscode plaats op bij ministeriële regeling te bepalen wijze.
Ingevolge artikel 52c, eerste lid, aanhef en onder a, verliest een kentekenbewijs zijn geldigheid door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister.
Ingevolge artikel 40b, vierde lid, onder a, van het Kentekenreglement kan de Dienst Wegverkeer een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar het oordeel van deze dienst blijkt dat degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn.
Ingevolge artikel
2.1, derde lid, van de Regeling voertuigen (hierna: de Regeling) wordt het VIN vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze zoals vermeld in bijlage I.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van Bijlage I van de Regeling wordt verstaan onder:
- hoofdonderdelen van een voertuig met een volledig dragend of semi-dragend chassis: chassis, aandrijflijn en carrosserie;
- VIN: een gestructureerde combinatie van tekens die de voertuigfabrikant oorspronkelijk aan een voertuig heeft toegekend en ingeslagen, dan wel dat door de RDW is ingeslagen, met het doel om, zonder gebruikmaking van verdere informatie, het voertuig eenduidig te identificeren.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, geschiedt de vaststelling van het VIN, als bedoeld in artikel 3, aan de hand van het in het voertuig ingeslagen VIN of overige voertuigkenmerken op grond waarvan eenduidig het VIN kan worden herleid.
Ingevolge het vierde lid wordt geen VIN vastgesteld indien één of meer hoofdonderdelen niet te identificeren zijn of indien blijkt dat één of meer hoofdonderdelen van diefstal afkomstig zijn.
Ingevolge artikel 6 kan de Dienst Wegverkeer, indien twijfel bestaat over de juistheid van het VIN, onder meer omdat het van fabriekswege ingeslagen VIN ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, een nader onderzoek instellen.
3. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RDW heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde en algemene beginselen van behoorlijk bestuur, omdat zij aan haar besluit op bezwaar van 2 september 2014 een nieuwe motivering ten grondslag heeft gelegd, faalt. Daartoe overweegt de Afdeling dat de motivering van de RDW, dat op de op 29 januari 2014 door het PAT onderzochte motorfiets vanwege de aanwezigheid van een balhoofd geen VIN-nummer kon worden ingeslagen, een reactie is op het in bezwaar door [appellante] aangevoerde dat het frame met het nummer VIN XRA40002A6P120362 van de op 29 januari 2014 door het PAT onderzochte motorfiets hetzelfde frame is waarin de RDW op 4 oktober 2006 voornoemd VIN heeft ingeslagen.
4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RDW niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het ongeldig verklaren van het kenteken […] in het kentekenregister en het vervallen verklaren van de tenaamstelling daarvan. Daartoe voert zij aan dat de RDW zich bij de besluitvorming ten onrechte heeft gebaseerd op het rapport van het PAT van 26 maart 2014. Zij wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015 in zaak nr. 201404852/1/A1. [appellante] voert, onder verwijzing naar een verklaring van [persoon] van 17 september 2014, aan dat het rapport is opgesteld door een ondeskundige medewerker van het PAT, nu ook bij aanwezigheid van balhoofdcups op een frame met een doorsnede van 49 mm een VIN kan worden ingeslagen. [appellante] wijst voorts op een mailwisseling op 3 december 2014 tussen de RDW en medewerkers van het PAT waaruit volgens haar kan worden afgeleid dat twijfel bestaat of het rapport van 26 maart 2014 is gebaseerd op de bij de motorfiets behorende originele bouwtekeningen. Verder blijkt uit het rapport onvoldoende dat het balhoofd in een ander frame is geplaatst, aldus [appellante].
4.1. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de RDW ten onrechte het rapport van 26 maart 2014 aan haar besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. Anders dan [appellante] betoogt, blijkt uit de mailwisseling van 3 december 2014 tussen de RDW en medewerkers van het PAT niet dat twijfel bestaat over de conclusies van het rapport van 26 maart 2014. Uit deze mailwisseling blijkt dat een VIN kan worden ingeslagen op een frame met een doorsnede die smaller is dan 49 mm, maar dat, zoals in een eerder mailbericht van het PAT van 23 juli 2014 is vermeld, in dit geval een dergelijk nummer niet kan worden ingeslagen wegens diverse lagerringen die zijn aangebracht en zijn gelast aan het balhoofd. Uit de mailwisseling blijkt dat het inslaan van een VIN bij de aanwezigheid van lagerringen niet mogelijk is, nu het inslagapparaat dan enkele centimeters boven het frame zal zweven. Met deze mailwisseling heeft de RDW zich, naar aanleiding van de verklaring van [persoon], van de juistheid van de conclusies van het rapport van 26 maart 2014 vergewist.
[appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onderzochte frame onderdeel uitmaakt van de op 4 oktober 2006 aan de RDW aangeboden motorfiets Zelfbouw Pro Street en nadien het in het balhoofd aangebrachte VIN XRA40002A6P120362 niet is overgezet in een ander frame. De RDW heeft gemotiveerd dat uit de foto's behorende bij het rapport van het PAT van 26 maart 2014 lassporen zijn te zien, waaruit kan worden afgeleid dat het frame, nadat het ter keuring op 4 oktober 2006 bij de RDW is aangeboden, is overgezet in een ander voertuig en een ander balhoofd op het frame is gelast. De rechtbank heeft in dit verband terecht in aanmerking genomen dat [appellante] geen contra-expertise heeft overgelegd. Gelet hierop is de rechtbank in navolging van de RDW er terecht vanuit gegaan dat het balhoofd met daarin het VIN XRA40002A6P120362 is overgezet in een ander frame.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat de RDW in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid tot het ongeldig verklaren van het kenteken […] en het vervallen verklaren van de tenaamstelling.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Soede
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2016
270-789.