ECLI:NL:RVS:2016:2911

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201505603/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Cadzandseweg Nieuwvliet en de rechtsgeldigheid van zienswijzen

Op 2 november 2016 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Cadzandseweg Nieuwvliet" dat op 23 april 2015 door de raad van de gemeente Sluis was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beroep ingesteld. De raad heeft op 25 februari 2016 een wijzigingsbesluit genomen, waarbij het bestemmingsplan is aangepast. De zaak is behandeld op 5 september 2016, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de ontvankelijkheid van de beroepen beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat [appellant sub 1] niet tijdig een zienswijze had ingediend, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Voor [appellant sub 2C] en [appellante sub 2D] gold een uitzondering, omdat zij hun woning pas na de termijn voor het indienen van zienswijzen hadden verkregen. De Afdeling heeft de argumenten van [appellant sub 2C] over de communicatie van het gemeentebestuur en de geschiktheid van de woningbouw in het plan beoordeeld. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de woningbouw in overeenstemming was met het gemeentelijk en provinciaal beleid. Het beroep van [appellant sub 2C] werd ongegrond verklaard, en de Afdeling verklaarde het beroep van [appellant sub 1] geheel niet-ontvankelijk en dat van [appellant sub 2] ongegrond.

Uitspraak

201505603/1/R2.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Nieuwvliet, gemeente Sluis,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en anderen (hierna: [appellant sub 2] en anderen), allen wonend te Nieuwvliet, gemeente Sluis,
en
de raad van de gemeente Sluis,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Cadzandseweg Nieuwvliet" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 25 februari 2016 (hierna: het wijzigingsbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Cadzandseweg Nieuwvliet" gewijzigd.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2016, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen, allen vertegenwoordigd door [appellant sub 2B], en de raad, vertegenwoordigd door R.G.M. Louwes en J.M. de Feijter, zijn verschenen. Tevens zijn [belanghebbende] gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de mogelijkheid tien nieuwe woningen te bouwen aan de Cadzandseweg in Nieuwvliet. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen kunnen zich daarmee niet verenigen.
3. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
4. De Afdeling merkt het besluit van 25 februari 2016, waarbij het plan is gewijzigd door enkele artikeldelen aan de planregels toe te voegen, aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb, nu daarmee onderdelen van het plan zijn gewijzigd waartegen beroepen aanhangig zijn. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb beoordeelt de Afdeling het plan zoals dat luidt na het wijzigingsbesluit.
Ontvankelijkheid
5. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 21 maart 2013 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 1 mei 2013.
[appellant sub 2] en anderen hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. [appellant sub 1] heeft wel schriftelijk een zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze van [appellant sub 1] is gedateerd op 1 mei 2013, de laatste dag van de termijn, maar is blijkens het stempel pas op 7 mei 2013 ingekomen bij de raad. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep kan in dit geval slechts achterwege blijven, indien de zienswijze voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Gelet op het aantal werkdagen dat is verstreken tussen het einde van de zienswijzetermijn en de ontvangst van de zienswijze van [appellant sub 1] bij de gemeente, gaat de Afdeling ervan uit dat de zienswijze van [appellant sub 1] niet tijdig ter post is bezorgd. [appellant sub 1] heeft derhalve niet binnen de gestelde termijn een zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
5.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Van een dergelijke omstandigheid is slechts ten aanzien van [appellant sub 2C] en [appellante sub 2D], behorend tot [appellant sub 2] en anderen, gebleken: tussen partijen is niet in geschil dat zij hun woning in de nabijheid van het plangebied pas in eigendom hebben verkregen na het einde van de termijn waarbinnen zienswijzen konden worden ingediend. Ten aanzien van[appellant sub 1] en ten aanzien van de overige tot [appellant sub 2] en anderen behorende personen is niet gebleken van een omstandigheid als hiervoor bedoeld. De beroepen van [appellant sub 1] en van [appellant sub 2] en anderen, laatstgenoemd beroep voor zover ingediend door anderen dan [appellant sub 2C] en [appellante sub 2D], zijn daarom niet-ontvankelijk. Gelet op het voorgaande wordt het beroep van [appellant sub 2] en anderen in het vervolg van deze uitspraak aangeduid als het beroep van [appellant sub 2C].
Inhoudelijk
6. [appellant sub 2C] heeft betoogd dat de communicatie van het gemeentebestuur naar omwonenden onvoldoende was. Hij heeft er hiertoe op gewezen dat berichten soms lang op zich hebben laten wachten en niet altijd juist waren. Dergelijke vermeende gebreken in de communicatie met omwonenden, wat daarvan ook zij, kunnen echter niet raken aan de rechtmatigheid van het plan. Derhalve kan dit betoog van [appellant sub 2C] niet leiden tot vernietiging van het plan.
7. [appellant sub 2C] betoogt dat de in het plan voorziene woningbouw niet passend is binnen de visie van de provincie Zeeland en de visie en het beleid van de gemeente Sluis. Daartoe voert hij aan dat het plangebied is gelegen in een krimpregio. Nieuwe woningbouw in deze regio moet volgens hem in balans zijn met de reeds beschikbare woningvoorraad. Ook betoogt hij dat het beleid erop is gericht extra woningbouw in kleine kernen tegen te gaan, terwijl het plan juist voorziet in woningbouw in een dergelijke kleine kern. Dat het niet uitvoeren van het in het plan voorziene woningbouwproject in financieel opzicht sterk nadelig zou zijn, is niet voldoende om in strijd met voornoemd beleid toch medewerking te verlenen aan dit project, aldus [appellant sub 2C] .
7.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de gemeente Sluis is gelegen in een krimpgebied, waarin een bevolkingsdaling wordt verwacht. Het beleid van de provincie en de gemeente is erop gericht die ontwikkeling het hoofd te bieden. Het gemeentebestuur van Sluis heeft in een convenant met andere gemeentebesturen in de regio, het provinciebestuur en de Rijksoverheid afgesproken dat overtollige plancapaciteit wordt teruggebracht, dat de juiste nieuwbouw op de juiste plaats wordt gebouwd en dat wordt geïnvesteerd in de bestaande woningvoorraad. In regionale woningmarktafspraken voor Zeeuws-Vlaanderen is een beperkt aantal nieuwbouwprojecten opgenomen dat doorgang kan vinden, waaronder het project aan de Cadzandseweg te Nieuwvliet waarin het nu voorliggende plan voorziet. De raad heeft toegelicht dat behoefte bestaat aan kwalitatief goede woningen zoals die waar het plan in voorziet, terwijl het bestaande woningaanbod veelal bestaat uit oude en kleine woningen. De overtollige bestaande woningvoorraad wordt aangepakt door middel van een herstructureringsfonds, waaraan de ontwikkelaar van de in het plan voorziene woningen een bijdrage moet leveren. Met de middelen uit het herstructureringsfonds wordt bijgedragen aan het uit de markt halen van incourante bestaande woningen. Weliswaar worden niet evenveel woningen geamoveerd als er worden toegevoegd, maar volgens de raad zijn in een krimpregio ook investeringen in het woningaanbod nodig om verdere verloedering en krimp te voorkomen. De in het plan voorziene ontwikkeling is daarom in overeenstemming met het gemeentelijk en provinciaal beleid, aldus de raad.
De voorgaande uiteenzetting van de raad heeft [appellant sub 2C] niet gemotiveerd weersproken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene woningen passen binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid en dat binnen de woningmarkt in deze regio ruimte bestaat voor de in het plan voorziene woningen.
De betogen falen.
8. Het beroep van [appellant sub 2C] is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] geheel, en het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en anderen, voor zover dat is ingesteld door anderen dan [appellant sub 2C] en [appellante sub 2D], niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en anderen, voor zover dat is ingesteld door [appellant sub 2C] en [appellante sub 2D], ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G. Klapwijk, griffier.
w.g. Koeman w.g. Klapwijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
726.