ECLI:NL:RVS:2016:2945

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
201508989/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • D.J.C. van den Broek
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening bestemmingsplan 'Strand en Duin' voor woningbouw te Zandvoort

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek om herziening van het bestemmingsplan 'Strand en Duin' door de raad van de gemeente Zandvoort. Het verzoek was ingediend door [appellant] en anderen, die de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] te Zandvoort wilden realiseren. De raad had eerder, op 26 mei 2015, besloten om het verzoek af te wijzen, en dit besluit werd later door de raad bevestigd na bezwaar van [appellant] en anderen op 24 november 2015. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 september 2016 behandeld.

De Afdeling oordeelde dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met een eerdere uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2014, waarin de raad was opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De Afdeling constateerde dat de motivering van de raad voor de afwijzing van het verzoek niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en dat de raad niet had aangetoond dat de bouw van een woning in strijd was met de gemeentelijke structuurvisie en het Groenbeleidsplan. De raad had weliswaar beleidsvrijheid, maar moest deze wel goed onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van [appellant] en anderen ongegrond verklaard, omdat de raad in zijn besluitvorming voldoende had gemotiveerd waarom het verzoek om herziening van het bestemmingsplan niet werd ingewilligd. De Afdeling concludeerde dat de raad niet in strijd had gehandeld met de relevante wet- en regelgeving en dat de belangenafweging die de raad had gemaakt, niet onredelijk was.

Uitspraak

201508989/1/R1.
Datum uitspraak: 9 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Zandvoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft de raad besloten het verzoek om herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] te Zandvoort mogelijk te maken, af te wijzen.
Bij besluit van 24 november 2015, verzonden op 26 november 2015, heeft de raad het door [appellant] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen, de raad, [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gelijktijdig met zaaknrs. 201507021/1/R1 en 201602160/1/A1 behandeld op 5 september 2016, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door A.E. Koningsveld-[appellant], bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), vertegenwoordigd door T.F.M. van der Kleij, werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende A] en
[belanghebbende B], bijgestaan door F.E. van Caspel. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
Inleiding
1. [belanghebbende C] en anderen zijn eigenaren van het perceel [locatie 1], althans van het perceel dat is gelegen tussen de percelen [locatie 2] en [locatie 3], te Zandvoort. Zij zijn tevens eigenaren van het Kostverlorenpark, dat aan de achterkant van het perceel grenst. In 2005 hebben [belanghebbende C] en anderen aan de gemeente te kennen gegeven op het perceel een woning te willen bouwen en de verkoopopbrengst daarvan te willen besteden aan het beheer en het onderhoud van het Kostverlorenpark. Het college heeft daarop laten weten bereid te zijn hieraan medewerking te verlenen. Op het perceel rustte - en rust, op grond van het bestemmingsplan "Strand en Duin", ook nu nog - de bestemming "Natuur". Om de bouw van een woning op het perceel planologisch mogelijk te maken, dient de bestemming ervan derhalve te worden gewijzigd.
Met het oog op die bestemmingswijziging sloten de eigenaren van het perceel [locatie 1] en het Kostverlorenpark en de gemeente in 2011 een overeenkomst. In deze overeenkomst verbonden de eigenaren zich ertoe om terzake een ontwerpbestemmingsplan te laten opstellen waarin aan het perceel deels een woonbestemming zou worden toegekend. De gemeente verbond zich ertoe om een dergelijk plan in procedure te brengen en zich te zullen inspannen voor de vaststelling daarvan. In oktober 2012 is het plan "[locatie 1]", dat in opdracht van de eigenaren in dit verband is opgesteld, aan de gemeente aangeboden. In december 2012 werd het voorontwerp van dat plan ter visie gelegd. Het plan werd vervolgens echter niet verder in procedure gebracht.
Naar aanleiding van een brief van 23 augustus 2013 van de eigenaren van het perceel, besloot de raad op 29 oktober 2013 om het bestemmingsplan "Strand en Duin" niet in die zin te herzien, dat op het perceel [locatie 1] de bouw van een woning mogelijk zou worden gemaakt. Dit raadsbesluit is op 22 oktober 2014 door de Afdeling vernietigd. In die uitspraak werd de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen. Op 26 mei 2015 besloot de raad opnieuw om het bestemmingsplan "Strand en Duin" niet te herzien. Het bezwaar dat hiertegen werd gemaakt, is op 24 november 2015 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit komen [appellant] en anderen op. Volgens [appellant] en anderen heeft de raad zich bij het nemen van dit besluit ten onrechte onvoldoende rekenschap gegeven van de uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2014.
2. De wettelijke bepalingen en relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Het beroep
3. [appellant] en anderen betogen dat de raad bij het nemen van het besluit ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3783. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling het beroep tegen het besluit van de raad van 29 oktober 2013 - inhoudende de weigering het bestemmingsplan "Strand en Duin" aldus te herzien, dat op het perceel [locatie 1] een woning zou mogen worden gebouwd - gegrond, nu het onvoldoende was gemotiveerd en in strijd met artikel 3:2 van de Awb was genomen. De Afdeling vernietigde daarom dat besluit en gaf de raad de opdracht een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen zij had overwogen. Terzake heeft de raad op 26 mei 2015 een nieuw besluit genomen. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bezwaar gemaakt. Op die bezwaren heeft de raad bij besluit van 24 november 2015 een beslissing genomen.
[appellant] en anderen betogen dat de ruimtelijke overwegingen die aan de raadsbesluiten van 26 mei en 24 november 2015 ten grondslag liggen, niet anders zijn dan de overwegingen die ten grondslag lagen aan het door de Afdeling vernietigde besluit. Deze overwegingen zijn gebaseerd op de gemeentelijke structuurvisie en het Groenbeleidsplan, hoewel de mogelijkheid om op het perceel een woning te bouwen, zoals voorgesteld in het aan de gemeente overgelegde bestemmingsplan "[locatie 1]", daarmee volgens [appellant] en anderen niet in strijd is. Voorts wordt uit de besluiten van 26 mei en 24 november 2015 volgens hen opnieuw niet duidelijk waarom het betreffende standpunt van de raad afwijkt van een hierover eerder door het college ingenomen standpunt. Ook wordt volgens [appellant] en anderen niet duidelijk waarom de aanwezigheid van de bunker op het perceel aan de gevraagde herziening van het bestemmingsplan in de weg zou staan. Het besluit op bezwaar van 24 november 2015 is volgens [appellant] en anderen daarom opnieuw genomen in strijd met het motiveringsbeginsel.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met het besluit van 26 mei 2015 en het besluit van 24 november 2015, waarbij op de tegen het besluit van 26 mei 2015 ingediende bezwaren is beslist, op correcte wijze gevolg is gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2014 en dat van strijd met het motiveringsbeginsel geen sprake is. Hij voert hiertoe aan dat nader is toegelicht waarom van strijdigheid met de structuurvisie en het Groenbeleidsplan geen sprake is. Voorts stelt hij dat de raad niet heeft beslist in afwijking van het standpunt van het college, nu de nota van inspraak van 18 februari 2013 het standpunt van het college niet weergaf. Van uiteenlopende standpunten van het college en de raad omtrent het verzoek om herziening van het bestemmingsplan, was volgens hem dan ook geen sprake.
3.2. De Afdeling stelt voorop dat de raad bij een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid toekomt. De Afdeling toetst een dergelijk besluit terughoudend. Aan de hand van de beroepsgronden wordt beoordeeld of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
3.3. De Afdeling overweegt dat zij in haar uitspraak van 22 oktober 2014 een motiverings- en een zorgvuldigheidsgebrek heeft geconstateerd ten aanzien van het besluit van de raad om het verzoek tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk te maken, af te wijzen. Reden hiervoor was onder meer dat het standpunt van de raad - namelijk dat de bouw van een woning op dat perceel in strijd zou zijn met de structuurvisie "Parel aan zee" en het Groenbeleidsplan - onvoldoende was onderbouwd. Voorts bleek naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende of, en zo ja hoe, de raad in zijn belangenafweging rekening had gehouden met het belang van [appellant] en anderen bij nakoming van de in 2011 met de gemeente gesloten anterieure overeenkomst. De Afdeling heeft het besluit van 29 oktober 2013 vernietigd en de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak en hetgeen daarin werd overwogen.
3.4. De uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2014 brengt met zich dat de raad opnieuw diende te onderzoeken in hoeverre zijn besluit om het verzoek tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk te maken, af te wijzen, in overeenstemming is met de structuurvisie en het Groenbeleidsplan. Ook diende de raad te beoordelen of dit onderzoek aanleiding geeft om een inhoudelijk identiek, maar beter gemotiveerd besluit te nemen, dan wel om gemotiveerd een andersluidend besluit te nemen. De Afdeling stelt vast dat de raad het verzoek tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk te maken, in dit verband opnieuw heeft getoetst aan de structuurvisie "Parel aan zee" en aan het Groenbeleidsplan.
Structuurvisie "Parel aan zee" en Groenbeleidsplan
4. De structuurvisie "Parel aan zee", door de raad vastgesteld op 26 januari 2010, bevat gemeentelijk planologisch beleid en beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de gemeente op de lange termijn. Onder verwijzing naar pagina 19 stelt de raad dat één van de doelstellingen van de structuurvisie is gelegen in het verbeteren van de waardering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en de beleving van het groen. Volgens de raad kan deze doelstelling worden bereikt door in te zetten op meer en kwalitatief hoogwaardige groenvoorzieningen. Door de openbare ruimte in de randen van het dorp zo in te richten dat men zich in een duingebied waant, is daarmee volgens de raad reeds een begin gemaakt. In dit verband wijst de raad tevens op par. 3.7 van de structuurvisie, waarin dieper wordt ingegaan op de gewenste, landschappelijke ontwikkelingen. De raad wijst er voorts op dat de relatie tussen het dorp en het landschap daartoe moet worden verbeterd door de randen van het dorp - waar ook het perceel [locatie 1] is gelegen - zoveel mogelijk als "duinmilieu" in te richten: woon- en andere voorzieningen, gelegen in een duinachtige omgeving. Aldus wordt het landschap onderdeel van het dorp Zandvoort en andersom, aldus de raad. De relevante ruimtelijke vertaling van de visie is volgens de raad uiteengezet op pagina 42 en 43 van de structuurvisie: op verschillende plekken wordt het groen van de omliggende natuurgebieden het dorp in getrokken, zodat "groene vingers" ontstaan. Voor het Kostverlorenpark en omstreken is deze ruimtelijke vertaling nader geconcretiseerd op pagina 73 van de structuurvisie. Daar staat dat de bestaande kwaliteiten van de wijk dienen te worden gehandhaafd en dat de relatie met het aangrenzende landschap waar mogelijk wordt verbeterd. Inwilliging van het verzoek van [appellant] en anderen tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk te maken, leidt ertoe dat een doorkijkje tussen het woongebied en het achterliggende duingebied verdwijnt, hetgeen volgens de raad niet met dit beleid in overeenstemming is.
Het gemeentelijke Groenbeleidsplan, door de raad vastgesteld op 1 april 2009, beoogt het bestaande groen in de gemeente Zandvoort op een hoger niveau te brengen en bij nieuwe, stedenbouwkundige projecten aandacht te besteden aan behoud van het bestaande groen en het aanbrengen van kwalitatief nieuw groen. Onder verwijzing naar pagina 2 stelt de raad dat één van de doelstellingen van het Groenbeleidsplan is gelegen in het behoud en de uitbreiding van bestaand groen. Ook voor de Kostverlorenbuurt is een - weliswaar geringe - noodzaak tot vergroening onderkend, zo stelt de raad. Dit kan worden afgeleid uit de tabel op pagina 7 en 8 van het Groenbeleidsplan. De prioritering van de noodzaak is de resultante van de huidige oppervlakten openbaar en privégroen, die blijkens de uitleg bij de tabel tezamen bepalen of de uitbreiding van groen in de wijk is gewenst. Inwilliging van het verzoek van [appellant] en anderen tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk te maken is met dit beleid niet in overeenstemming, zo stelt de raad.
4.1. [appellant] en anderen betogen dat het beleid van de raad niet aan bebouwing van het perceel [locatie 1] in de weg staat. Het beleid van de raad is gericht op de kwaliteit van de openbare ruimte, zo stellen zij, en ten aanzien van gewenste, nieuwe ontwikkelingen wordt vermeld dat deze zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied worden gerealiseerd. De door [appellant] en anderen gewenste bebouwing is met dit beleid in overeenstemming: het perceel valt niet onder de openbare ruimte en de ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Verder stellen [appellant] en anderen dat par. 3.7 van de structuurvisie en de daaraan gekoppelde projecten geen betrekking hebben op het perceel [locatie 1] en in zoverre dus evenmin aan bebouwing in de weg staan. Naar aanleiding van hetgeen de raad heeft gesteld over de ruimtelijke vertaling van de structuurvisie merken [appellant] en anderen op dat de aangehaalde passages betrekking hebben op het versterken van de hoofdgroenstructuur. Het perceel [locatie 1] behoort volgens de kaart op pagina 42 van de structuurvisie, niet tot het gebied waar de hoofdgroenstructuur moet worden versterkt. Uit de kaart op pagina 72 van de structuurvisie vloeit volgens [appellant] en anderen niet voort dat het perceel een fysieke en/of visuele verbinding tussen het dorp en het Kostverlorenpark vormt.
[appellant] en anderen betogen ten slotte dat het Groenbeleidsplan niet aan de bebouwing van het perceel [locatie 1] in de weg staat. De noodzaak tot vergroening in de Kostverlorenbuurt is volgens het beleidsstuk gering, zo stellen zij, en daarbij is het plan gericht op het groen in de openbare ruimte, waartoe het perceel niet behoort.
4.2. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat de structuurvisie een beleidsdocument is dat een belangrijke rol speelt bij het nemen van besluiten omtrent de vaststelling van bestemmingsplannen. De structuurvisie vervult daarbij voor de raad een richtinggevende functie: in het document zijn de kaders gesteld die als randvoorwaarden voor het nemen van dergelijke besluiten fungeren en waarbinnen de raad de belangen die in een concreet geval een rol spelen, afweegt. Door een bestemmingsplan al dan niet vast te stellen, worden deze kaders nader geconcretiseerd.
Eén van de centrale, richtinggevende doelstellingen die in de structuurvisie "Parel aan de Zee" wordt beschreven, is volgens de raad het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving, onder meer door de beleving van het groen en de relatie tussen dorp en omliggend landschap te versterken, waartoe allerlei maatregelen worden genomen. De raad heeft ter zitting nader toegelicht dat zijn besluit om het verzoek tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" af te wijzen, met die doelstelling in overeenstemming is. Omdat het perceel [locatie 1] door zijn ligging, staat en inrichting deel uitmaakt van het duinlandschap, acht de raad woningbouw op het perceel onwenselijk.
In paragraaf 3.7 van de structuurvisie worden volgens de raad enkele projecten genoemd die deel uitmaken van het geheel aan maatregelen om de relatie tussen dorp en omliggend landschap te versterken. Deze projecten vormen, anders dan [appellant] en anderen betogen, geen uitputtende lijst, maar zijn - zoals de structuurvisie ook vermeldt - voorbeelden van projecten die bijdragen aan de betreffende beleidsdoelstellingen van de raad. Andere maatregelen die in de structuurvisie naar voren komen om deze doelstellingen te bereiken, zijn volgens de raad het handhaven van bestaande natuur in het dorp en het verankeren van het groenbeleid in bestemmingsplannen. Dat de raad het perceel [locatie 1], waarop thans de bestemming "Natuur" rust, onbebouwd wenst te laten, past derhalve in dit beleid en is ook overigens in overeenstemming met de structuurvisie.
Voorts heeft de raad ter zitting naar voren gebracht dat het perceel [locatie 1] aan de rand van de groene hoofdstructuur is gelegen. Uit de passages in de structuurvisie die hierop betrekking hebben, moet volgens de raad worden afgeleid dat het beleid is gericht op een vloeiende overgang tussen de dorpsrand en de omliggende natuur. Het perceel [locatie 1] is een voorbeeld van zo een vloeiende overgang, nu het een doorkijkje vormt tussen het Kostverlorenpark en de aangrenzende bebouwing. Uit de omstandigheid dat deze fysieke en visuele verbinding tussen het park en de bebouwing als zodanig niet op de kaart op pagina 72 van de structuurvisie staat weergegeven, kan volgens de raad niet worden afgeleid dat het perceel niet als zo een verbinding is aangemerkt. De raad heeft ter zitting toegelicht dat die pijlen slechts een indicatie geven van de verschillende verbindingen. Niet alle verbindingen zijn volgens de raad met een pijl op de kaart aangegeven, hetgeen ook blijkt uit de tekst van de structuurvisie op pagina 73, waar staat dat de kaart een aanvulling vormt op het beleid zoals weergegeven in de tekst. Dit beleid is erop gericht om de relatie met het aangrenzende landschap waar mogelijk te versterken.
4.3. Over het Groenbeleidsplan heeft de raad ter zitting gesteld dat dit plan gaat over het groen binnen de grenzen van Zandvoort als geheel, en dus niet - zoals [appellant] en anderen hebben betoogd - alleen betrekking heeft op de openbare ruimte. Voorts heeft hij benadrukt dat de noodzaak tot vergroening in de Kostverlorenbuurt weliswaar gering, maar niet afwezig is. Bestaand groen dient derhalve als zodanig bestemd te blijven.
4.4. De Afdeling stelt vast dat de raad zowel in de schriftelijke stukken als ter zitting heeft uiteengezet waarom het niet-herzien van het bestemmingsplan "Strand en Duin" past binnen zijn beleid. Daarbij is de raad ingegaan op de doelstellingen van de structuurvisie en het Groenbeleidsplan, het geheel aan maatregelen waarmee de raad beoogt de kwaliteit van de woon- en leefomgeving, de beleving van het groen en de relatie tussen dorp en landschap te verbeteren en de specifieke plaats van het besteden besluit hierin. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft voldaan aan de opdracht van de Afdeling als geformuleerd in de uitspraak van 22 oktober 2014.
Nu de motivering van de raad het bestreden besluit kan dragen, behoeft het betoog van [appellant] en anderen dat niet duidelijk is waarom de op het perceel aanwezige bunker aan de vaststelling van het plan in de weg staat, geen bespreking meer. Het betoog dat het college in de concept-nota van inspraak van 18 februari 2013 met betrekking tot het voorontwerp-bestemmingsplan "[locatie 1]" een ander standpunt over de aanvaardbaarheid daarvan zou hebben ingenomen - door het college wordt dat overigens ontkend en in de vastgestelde nota van 24 september 2013 werd in ieder geval geoordeeld dat maatschappelijk draagvlak om het plan verder in procedure te brengen, ontbrak - behoeft in dit verband evenmin nog bespreking.
Het betoog faalt.
Overeenkomst
5. [appellant] en anderen betogen voorts dat het besluit op bezwaar van 24 november 2015 opnieuw is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, nu de raad - ondanks de opdracht die de Afdeling hem in haar uitspraak van 22 oktober 2014 heeft gegeven - geen rekening heeft gehouden met de tussen hen en de gemeente gesloten anterieure overeenkomst.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de anterieure overeenkomst die tussen de eigenaren van het perceel [locatie 1] en het Kostverlorenpark en de gemeente is gesloten, wel degelijk op zorgvuldige wijze in de belangenafweging is betrokken. Het bestaan van de overeenkomst betekent volgens de raad echter niet dat hij was gehouden om het bestemmingsplan "Strand en Duin" zo te herzien, dat de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk zou worden gemaakt.
5.2. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:915, overweegt de Afdeling dat de raad bij de besluitvorming omtrent een bestemmingsplan, een afweging dient te maken van alle betrokken belangen. Als tussen de gemeente en een burger een overeenkomst is gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de ruimtelijke ordening in een gebied, dan zal dit in voorkomende gevallen een omstandigheid zijn die de raad in de besluitvorming over het plan dient te betrekken. Een dergelijk geval doet zich voor wanneer hetgeen in de overeenkomst is afgesproken, daadwerkelijk betrekking heeft op de (wijze van) vaststelling van het plan. Uit het bestreden besluit blijkt dat de raad de tussen [appellant] en anderen en de gemeente gesloten overeenkomst in zijn overwegingen heeft betrokken. De raad heeft daarin evenwel geen aanleiding gezien om van zijn beleid af te wijken, welk standpunt in de besluitvorming ook is gemotiveerd. Naar het oordeel van de Afdeling kan het betoog van [appellant] en anderen dat de raad, in weerwil van de opdracht van de Afdeling in de uitspraak van 24 oktober 2014, het verzoek van [appellant] en anderen tot herziening van het bestemmingsplan "Strand en Duin" teneinde de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk te maken opnieuw niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft afgewezen, daarom niet slagen.
Het betoog faalt.
Achterwege blijven beslissing op verzoek om vergoeding kosten van bezwaar
6. [appellant] en anderen betogen voorts dat de raad ten onrechte niet heeft beslist op hun verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar hebben moeten maken.
6.1. [appellant] en anderen hebben hun verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar hebben moeten maken, ingediend voordat de raad op het bezwaar heeft beslist. In het bestreden besluit heeft de raad het primaire besluit, daterend van 26 mei 2015, in stand gelaten. Nu het primaire besluit niet is herroepen, stelt de Afdeling vast dat in dit geval niet is voldaan aan de vereisten die artikel 7:15, tweede lid, van de Awb stelt aan toekenning van een vergoeding voor de in bewaar gemaakte proceskosten. Dat neemt niet weg dat de raad op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb op het verzoek omtrent de proceskostenvergoeding van [appellant] en anderen had moeten beslissen. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Nu de raad het primaire besluit niet heeft herroepen en artikel 7:15, tweede lid, van de Awb om die reden aan toewijzing van het verzoek in de weg staat, had de raad slechts kunnen besluiten het verzoek af te wijzen. Vast staat derhalve dat [appellant] en anderen de kosten die zij voor de behandeling van hun bezwaar hebben gemaakt, niet vergoed zouden hebben gekregen als de raad wel op hun verzoek zou hebben beslist. [appellant] en anderen en andere belanghebbenden zijn door het gebrek in het bestreden besluit dan ook niet benadeeld.
Het betoog is terecht voorgedragen, maar leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
Conclusie
7. Het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 24 november 2015 is ongegrond.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Van Driel
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2016
414-831.
BIJLAGE
* Bij rechtsoverweging 3
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
* Bij rechtsoverweging 6
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:15
1. Voor de behandeling van het bezwaar is geen recht verschuldigd.
2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
3. Het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.