201605081/2/R2.
Datum uitspraak: 4 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Soest,
en
de raad van de gemeente Soest,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Dr. de Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief hebben [verzoekers] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 oktober 2016, waar [verzoekers] en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.F. Supusepa en M.P. Smith-Bos en bijgestaan door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te den Haag, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door mr. G. Bosma, advocaat te Utrecht, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van één woning op een perceel aan de Dr. de Voslaan. De achtertuinen van de woningen van [verzoekers] liggen, gescheiden door een pad, ten oosten van het plangebied. [verzoekers] vrezen dat de verwezenlijking van het plan zal leiden tot een aantasting van hun woon- en leefomgeving.
3. Ingevolge artikel 4:11d, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Soest is het verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstanden die geen beschermwaardige bomen in de zin van deze verordening zijn:
a. te vellen of te doen vellen;
b. in hun groeiruimte aan te tasten, zodat duurzaam behoud niet gewaarborgd is.
Ingevolge het derde lid is het in het eerste lid, onder a, gestelde verbod niet van toepassing op houtopstanden in privaat eigendom met een stamomtrek van minder dan 80 cm, gemeten op 1.30 m boven maaiveld, op percelen met een kavelgrootte van meer dan 175 m², die niet op de Bomenkaart "de groene parels van Soest" staan.
Ingevolge artikel 4:11e, eerste lid wordt een vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 4:11d, eerste lid geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende criteria:
a. (…).
Ingevolge het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing op houtopstanden die zich bevinden binnen een krachtens een bestemmingsplan bestaand bouwvlak van een hoofdgebouw.
4. Namens het gemeentebestuur is verklaard dat geen omgevingsvergunning voor bouwen en/of kappen is aangevraagd. [verzoekers] hebben ter zitting verklaard hun verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te handhaven uit vrees dat niettemin één op het perceel staande boom gekapt gaat worden. Tussen partijen bestaat verschil van mening of deze boom omgevingsvergunningvrij gekapt mag worden. Verder vrezen zij dat een of meer op het perceel staande houtopstanden of bomen omgevingsvergunningvrij verregaand zullen worden gesnoeid.
Ter zitting is door [belanghebbende A] en [belanghebbende B] verklaard dat voor het kappen van de door [verzoekers] bedoelde boom geen omgevingsvergunning gevraagd zal worden en dat deze boom ook feitelijk niet gekapt gaat worden voordat de Afdeling in de hoofdzaak heeft beslist. Evenmin zal door hen een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor het verregaand snoeien van houtopstanden of bomen. In de door [verzoekers] geuite vrees voor omgevingsvergunningplichtig kappen of snoeien bestaat derhalve geen spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst er in dit verband nog op dat [verzoekers] een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen in het geval zij kennis nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Voor zover het verzoek van [verzoekers] om het treffen van een voorlopige voorziening voortkomt uit de vrees voor niet-omgevingsvergunningplichtige kap- of snoeiactiviteiten buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw zoals vastgelegd in het bestemmingsplan overweegt de voorzieningenrechter dat de mogelijkheden en onmogelijkheden van een eigenaar om dergelijke activiteiten te verrichten worden geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening Soest. Het al dan niet inwerkingtreden van het bestemmingsplan heeft geen invloed op de mogelijkheden van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] om dergelijke activiteiten te verrichten. In zoverre bestaat derhalve evenmin een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Overigens hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] ter zitting aangegeven slechts snoei ten behoeve van boombehoud te willen uitvoeren en voorafgaand aan dergelijke snoei het gemeentebestuur in de gelegenheid te zullen stellen daarbij aanwezig te zijn.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Koeman w.g. Matulewicz
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016
45.