ECLI:NL:RVS:2016:3006

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
201506595/2/R2, 201506190/2/R2, 201506183/2/R2, 201506566/2/R2, 201506179/2/R2, 201505968/2/R2, 201506171/2/R2, 201505961/2/R2, 201506177/2/R2, 201506361/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunningen voor agrarische bedrijven op basis van de Natuurbeschermingswet 1998

Op 8 februari 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de vereniging Leefmilieu (hierna: MOB en vereniging Leefmilieu) beroep hebben ingesteld tegen besluiten van het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Deze besluiten betroffen de verlening van vergunningen op basis van artikel 16 en artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) voor de uitbreiding, wijziging en het in werking hebben van tien agrarische bedrijven op verschillende locaties in de provincie Utrecht. De beroepen zijn ingesteld tegen besluiten van verschillende data, waarbij MOB en vereniging Leefmilieu hun beroepen later hebben ingetrokken. Ze hebben de Afdeling verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten die zij hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun beroepen.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het college van gedeputeerde staten van Utrecht met besluiten van 20 en 24 augustus 2015 aan de beroepen van MOB en vereniging Leefmilieu is tegemoetgekomen door de eerder verleende vergunningen in te trekken. Hierdoor was er sprake van een situatie waarin het bestuursorgaan gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet was gekomen, wat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanleiding geeft tot proceskostenvergoeding. De Afdeling heeft de verzoeken van MOB en vereniging Leefmilieu als kennelijk gegrond toegewezen en het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een totaalbedrag van € 1240,00, alsook tot terugbetaling van het betaalde griffierecht van € 3310,00.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor verzoekers om proceskosten te verhalen op het bestuursorgaan wanneer zij in hun beroep in het gelijk worden gesteld, en de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

201506595/2/R2, 201506190/2/R2, 201506183/2/R2, 201506566/2/R2, 201506179/2/R2, 201505968/2/R2, 201506171/2/R2, 201505961/2/R2, 201506177/2/R2, 201506361/2/R2.
Datum uitspraak: 8 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het verzoek van:
de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en vereniging Leefmilieu (hierna: MOB en vereniging Leefmilieu), beide gevestigd te Nijmegen,
verzoekers,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van de beroepen.
Procesverloop
MOB en vereniging Leefmilieu hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van verschillende data waarbij vergunningen krachtens artikel 16 en artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) zijn verleend voor de uitbreiding, wijziging en het in werking hebben van tien agrarische bedrijven aan de [locatie 1] te [plaats], [locatie 2] te [plaats], [locatie 3] te [plaats], [locatie 4] te [plaats], [locatie 5] te [plaats], [locatie 6] te [plaats], [locatie 7] te [plaats], [locatie 8] te [plaats], [locatie 9] te [plaats] en aan de [locatie 10] te [plaats].
MOB en vereniging Leefmilieu hebben hun beroepen ingetrokken en hebben de Afdeling verzocht het college te veroordelen in de bij hen opgekomen proceskosten.
Het college heeft desgevraagd hierop gereageerd.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij besluiten van 20 augustus 2015 en 24 augustus 2015 heeft het college zijn hiervoor vermelde besluiten, voor zover daarmee vergunningen krachtens artikel 19d van de Nbw 1998 zijn verleend, ingetrokken.
MOB en vereniging Leefmilieu hebben hun beroepen tegen de besluiten ingetrokken, omdat het college met de besluiten van 20 augustus 2015 en 24 augustus 2015 aan hun beroepen is tegemoetgekomen.
3. De Afdeling stelt vast en naar niet in geschil is dat sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. MOB en vereniging Leefmilieu hebben in hun intrekkingsbrieven van 11 november 2015 en 13 november 2015 aangegeven de in artikel 1 onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht genoemde kosten te willen verhalen op het college.
4. Gelet op het voorgaande dienen de verzoeken als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
5. Ten aanzien van de zaken met nrs. 201506595/2/R2, 201506190/2/R2, 201506183/2/R2, 201506566/2/R2, 201506179/2/R2, 201505968/2/R2, 201506171/2/R2, 201505961/2/R2 en 201506177/2/R2 ziet de Afdeling aanleiding toepassing te geven aan artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Door Van Hoof Advies zijn, namens MOB en vereniging Leefmilieu, in deze zaken nagenoeg gelijkluidende algemene beroepen ingediend. Nu het onderwerp en het toetsingskader in de negen zaken in zodanige mate overeenkomen, is het redelijk er vanuit te gaan dat in vergelijking met de behandeling van één zaak de behandeling van meer dan één zaak voor de rechtshulpverlener geen reële extra inspanning hoefde te vergen. Voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten in beroep worden deze zaken daarom beschouwd als één zaak, waaraan een wegingsfactor van 1,5 wordt toegekend. Dit komt neer op een vergoeding van € 744,00.
Ten aanzien van zaak nr. 201506361/2/R2 ziet de Afdeling geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daartoe wordt overwogen dat in dit beroep, naast de algemene beroepsgronden die in de overige negen zaken naar voren zijn gebracht, tevens is aangevoerd dat het college bij de beoordeling van de aanvraag ten onrechte een milieuvergunning van 23 november 2005 als vergund recht op grond van de Nbw 1998 heeft betrokken, waarmee de verrichte werkzaamheden in dit geval in zodanige mate afwijken van de in de overige negen zaken verrichte werkzaamheden dat er geen aanleiding is deze zaak als met de andere samenhangende te beschouwen. De vergoeding voor de kosten van beroep in deze zaak bedraagt € 496,00.
Het te vergoeden bedrag voor de kosten van beroep wordt derhalve vastgesteld op € 1240,00 in totaal.
6. Nu sprake is van tegemoetkomen, is het college gelet op artikel 8:41, zevende lid, van de Awb voorts gehouden tot vergoeding van het betaalde griffierecht over te gaan.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst de verzoeken toe:
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Utrecht tot vergoeding van bij de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de vereniging Leefmilieu in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1240,00 (zegge: twaalfhonderdenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. verstaat dat het college van gedeputeerde staten van Utrecht aan de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de vereniging Leefmilieu het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 3310,00 (zegge: drieduizenddriehonderdentien euro) terugbetaalt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Donner-Haan
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2016
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
674.