ECLI:NL:RVS:2016:3018

Raad van State

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
201601870/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging persoonsgegevens in de basisregistratie personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek van [appellante] om wijziging van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 12 november 2014 het verzoek van [appellante] om haar persoonsgegevens te wijzigen afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet voldoende had aangetoond dat de in de brp geregistreerde gegevens onjuist waren.

[appellante] is geregistreerd als [appellante], [voornaam A], geboren op 24 september 1981 te Sanning, China, maar wenst geregistreerd te worden als [appellante], [voornaam B], geboren op 22 september 1982 te Changle City, Fujian, China. Bij haar verzoek heeft zij verschillende documenten overgelegd, waaronder een Chinees paspoort en notariële verklaringen. Het college handhaafde echter de afwijzing van het verzoek, omdat niet onomstotelijk vaststond dat de overgelegde documenten op haar betrekking hadden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 oktober 2016 ter zitting behandeld en op 16 november 2016 uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat de in de brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist waren. De Afdeling benadrukte dat het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor de registratie van persoonsgegevens en dat het verzoek van [appellante] niet voldeed aan de vereisten van de Wet basisregistratie personen.

Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201601870/1/A3.
Datum uitspraak: 16 november 2016
Afdeling
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], zonder vaste woon- of verblijfplaats,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2016 in zaak nr. 15/3876 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2014 heeft het college een verzoek van [appellante] om haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: de brp) te wijzigen, afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2015 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 18 oktober 2016.
Overwegingen
1. [appellante] is in de brp geregistreerd als [appellante], [voornaam A], geboren op 24 september 1981 te Sanning, China. Deze gegevens zijn, bij het ontbreken van brondocumenten, ontleend aan een door [appellante] op 4 mei 2012 bij de gemeente Rotterdam afgelegde verklaring onder belofte.
[appellante] heeft het college verzocht de gegevens te wijzigen. Zij wenst te worden geregistreerd als [appellante], [voornaam B], geboren op 22 september 1982 te Changle City, Fujian, China. Bij het verzoek heeft [appellante] een kopie van een op 12 mei 2010 door de Chinese ambassade te Den Haag aan haar afgegeven Chinees paspoort, een Chinese ongehuwdverklaring van 13 november 2013 en een Chinese notariële verklaring omtrent geboorte van 19 november 2013 overgelegd. In de bezwaarprocedure heeft zij een afschrift van een hukou, een Chinees huishoudregistratieboekje, gedateerd 31 maart 2012, overgelegd.
2. Bij het besluit van 13 mei 2015 heeft het college de afwijzing van het verzoek tot wijziging gehandhaafd, omdat [appellante] in onvoldoende mate heeft aangetoond dat de overgelegde documenten op haar betrekking hebben en daarom niet onomstotelijk vaststaat dat de in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank met het oordeel dat het college zich terecht op dit standpunt heeft gesteld ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat het Chinese paspoort is afgegeven op grond van haar hukou en originele notariële akten. Het is niet aan de Nederlandse autoriteiten te toetsen of de wijze waarop de Chinese autoriteiten paspoorten verstrekken correct en met voldoende waarborgen omkleed is. Aan dit internationaal erkende identiteitsdocument moet meer waarde worden toegekend dan aan de verklaring onder belofte. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) gaat er vanuit dat het paspoort aan [appellante] toebehoort, blijkens het feit dat daarin een verblijfsaantekening is opgenomen.
Het in twijfel trekken van de authenticiteit van het paspoort door het college is hiermee niet verenigbaar. [appellante] heeft een zwaarwegend belang bij wijziging van de gegevens in de brp, nu de afgifte van een verblijfsvergunning aan haar daarvan afhankelijk is gesteld.
Ook het college heeft belang bij de wijziging, aangezien de gegevens in de brp waarheidsgetrouw moeten zijn, aldus [appellante].
3.1. Ingevolge artikel 1.4, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig Afdeling 1 van hoofdstuk 2.
Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, dat onderdeel uitmaakt van Afdeling 1 van hoofdstuk 2, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 2.58, eerste lid, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:305), moet voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet brp, onomstotelijk vaststaan dat de gegevens onjuist zijn.
Het verzoek van [appellante] komt neer op het verwijderen van nagenoeg alle in de brp opgenomen persoonsgegevens en het registreren van volledig andere, beweerdelijk haar betreffende gegevens. Daartoe dient onomstotelijk vast te staan dat de thans in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellante] dit niet heeft aangetoond. Hierbij is van belang dat de hukou, de notariële verklaring omtrent geboorte en de ongehuwdverklaring in China niet zijn aangevraagd door [appellante] zelf, maar door een gemachtigde. [appellante] heeft niet duidelijk gemaakt hoe de Chinese autoriteiten hebben kunnen vaststellen dat zij dezelfde persoon is als degene die in de documenten is genoemd. Voorts kan uit niets worden afgeleid op welke wijze de Chinese ambassade voorafgaand aan de afgifte van het paspoort de identiteit van [appellante] heeft vastgesteld. De enkele verklaring van [appellante] ter zitting bij de rechtbank, dat zij bij de aanvraag voor het paspoort een eerder afschrift van de hukou, een geboorteakte, een bewijs van geen strafrechtelijke veroordeling en een ongehuwdverklaring heeft overgelegd en dat zij zich niet kan herinneren dat de Chinese ambassade die documenten aan haar heeft teruggegeven, is daartoe onvoldoende. Nu niet kan worden vastgesteld dat de gegevens als vermeld in de door [appellante] overgelegde documenten daadwerkelijk op haar betrekking hebben, staat niet onomstotelijk vast dat de in de brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn en was het college niet gehouden de gegevens te wijzigen. Gelet hierop is niet van belang dat het paspoort een brondocument is dat volgens de Wet brp hoger in rang is dan een onder belofte afgelegde verklaring. Dat de IND in het paspoort een verblijfsaantekening heeft gemaakt, maakt niet dat het college gehouden was tot de gevraagde wijziging van de gegevens over te gaan.
Het college heeft bij de registratie van gegevens in de brp een eigen verantwoordelijkheid. De rechtbank heeft derhalve met juistheid geoordeeld dat het college de afwijzing van het verzoek van [appellante] terecht heeft gehandhaafd. Voor zover [appellante] aanvoert dat zij als gevolg hiervan geen verblijfsvergunning kan verkrijgen, wordt overwogen dat deze zaak geen besluit op een verzoek om die vergunning betreft.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Koeman w.g. De Wilde
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016
598.