201509335/1/R4.
Datum uitspraak: 16 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Moerkapelle, gemeente Zuidplas,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2015 heeft het college het "uitwerkingsplan Moerkapelle-Oost, fase 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2016, waar [appellant], bijgestaan door J.R. Schilt en L. Budgen, en het college, vertegenwoordigd door A. de Vries en W. Zwama, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een uitwerkingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Uit het dossier bleek niet of [appellant] binnen de gestelde termijn een zienswijze over het ontwerpplan naar voren had gebracht. Een schriftelijk stuk waarin zijn zienswijze is opgenomen, ontbrak in het dossier. Omdat [appellant] in zijn beroepschrift heeft gesteld dat hij onder meer op 10 augustus 2015 een algemene zienswijze aan het college heeft toegezonden, heeft de Afdeling hem bij brief van 20 juni 2016 in de gelegenheid gesteld een kopie van zijn zienswijze toe te zenden. Naar aanleiding hiervan heeft [appellant] aan de Afdeling een kopie van zijn brief van 10 augustus 2015 toegestuurd. Bovenaan deze brief staat als onderwerp aangegeven: "bezwaar uitvoering VCP Moerkapelle t.a.v. Raadhuisstraat/J. vd Welstraat". Met de hand is daar bijgeschreven: "Jonge Veenen, fase 2".
De kopie van de brief van 10 augustus 2015 die het college desgevraagd aan de Afdeling heeft toegezonden, bevat deze handgeschreven tekst niet. Ook de verdere inhoud van de brief gaat niet over het uitwerkingsplan maar over het Verkeerscirculatieplan Moerkapelle, dat - naar ter zitting is gebleken - nog niet door de raad is vastgesteld. In de brief maakt [appellant] bezwaar tegen de gefaseerde uitvoering van het verkeerscirculatieplan en pleit hij ervoor een nieuwe externe ontsluiting te realiseren in verband met het vervallen van de aansluiting van Moerkapelle op de A12 (via het Noordeinde) en de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk De Jonge Veenen.
Gelet op het voorgaande kan de brief van [appellant] van 10 augustus 2015 niet als een zienswijze over het ontwerp van het uitwerkingsplan worden aangemerkt. Ook anderszins is niet gebleken dat [appellant] over het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Nu voorts niet is gebleken dat [appellant] redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze tegen het ontwerp te hebben ingediend, is het beroep niet-ontvankelijk.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Pans w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016
177.