ECLI:NL:RVS:2016:3172

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
201508923/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E. Helder
  • D.J.C. van den Broek
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Binnenstad' Amersfoort en de juridische implicaties voor horeca-activiteiten

Op 30 november 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan 'Binnenstad' van de gemeente Amersfoort. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 13 oktober 2015, voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de binnenstad van Amersfoort en vervangt oude bestemmingsplannen. De appellanten, bewoners van de binnenstad, hebben beroep ingesteld tegen de toekenning van de horecabestemming aan het perceel Plantsoen-Oost 2, waar een waterpoort met een restaurant is gevestigd. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door de horecagelegenheid, met name door geluidoverlast en een toename van bezoekers. De Raad van State heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld en vastgesteld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de Afdeling deze beslissing terughoudend toetst. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De Afdeling heeft de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, waarbij ook is overwogen dat de horecabestemming niet in strijd is met de Horecanota van de gemeente.

Uitspraak

201508923/1/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. appellant sub 1], wonend te Amersfoort,
2. [ appellant sub 2], wonend te Amersfoort,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Binnenstad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 2] en de raad hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2016, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. L Bolier, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door D. Schalks en R. Kok, beiden werkzaam bij de gemeente, en ing. H.M.C. ten Hove-Santegoeds zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende] als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Planbeschrijving
1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de binnenstad van Amersfoort en een aantal aangrenzende gebieden. Het plan vervangt een aantal oude bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen voor de binnenstad. Het plan is overwegend conserverend van aard.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [ appellant sub 1] woont op het perceel [locatie 1] in de binnenstad van Amersfoort. De achterzijde van de tuin bij haar woning grenst aan het perceel Plantsoen-Oost 2, waar een waterpoort staat. De waterpoort is een poort in de vestingmuur van Amersfoort, die de Heiligenbergerbeek toegang biedt tot de binnenstad. In de waterpoort is een restaurant gevestigd. [appellant sub 1] kan zich niet met het plan verenigen, voor zover aan het plandeel voor het perceel Plantsoen-Oost 2 de bestemming "Horeca-3" is toegekend. Zij vreest voor onaanvaardbare aantasting van haar woon- en leefklimaat.
[appellant sub 1] betoogt dat de toekenning van de horecabestemming voor het perceel Plantsoen-Oost 2 in strijd is met het in de gemeente geldende beleid, als opgenomen in de Horecanota Amersfoort - Ruimte voor ondernemers (hierna: de Horecanota), vastgesteld door de raad op 9 juli 2013. Zij stelt dat in die nota het gebied rond het perceel is aangemerkt als woongebied en horecastiltegebied, waar een restrictief beleid geldt voor de vestiging van horeca. [appellant sub 1] voert aan dat het plan in strijd met de Horecanota op het perceel ook zaalverhuur mogelijk maakt, hetgeen, naar zij stelt, valt onder zware horeca.
[appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte bestaande, illegale horeca legaliseert en uitbreidt, met name voor de buitenruimten. Zij vreest voor een onaanvaardbare toename van geluidoverlast en aantasting van haar privacy vanwege het gebruik van de bij het restaurant behorende terrassen. [appellant sub 1] betoogt voorts dat het plan ten onrechte de vestiging van een ijssalon in de linkertoren van de waterpoort mogelijk maakt. Zij vreest voor geluidoverlast, met name in de avond- en nachtperiode als gevolg van de ijssalon. [appellant sub 1] betoogt dat in het akoestisch onderzoek, dat is uitgevoerd bij de voorbereiding van het plan, ten onrechte geen rekening is gehouden met verscheidene geluidsaspecten, zoals de aanwezigheid van een parasol op het terras, de geluidproductie van de ijssalon en haar bezoekers en het muziekgeluid van het restaurant bij het openen van de deur. Zij stelt dat uit het onderzoek blijkt dat bij feesten in het restaurant een overschrijding van de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor geluid in de dag-, avond- en nachtperiode plaatsvindt.
Daarnaast vreest [appellant sub 1] voor parkeeroverlast in de omgeving van haar perceel als gevolg van de toegestane horeca-activiteiten op het perceel Plantsoen-Oost 2.
3.1.
De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant sub 1].
Volgens de raad is de horecabestemming voor het perceel Plantsoen-Oost 2 niet in strijd met de Horecanota en evenmin met het in de gemeente geldende parkeerbeleid. De raad wijst erop dat de Horecanota een ruimhartig vestigingsbeleid voor horeca in de binnenstad voorstaat.
De raad stelt dat geen sprake is van het vastleggen van illegale horeca op het perceel Plantsoen-Oost 2 en wijst erop dat voor het perceel de reeds vergunde planologische situatie in het plan is opgenomen. Wat betreft het gebruik wijst de raad er daarnaast op dat reeds in 1996 een exploitatievergunning voor horeca in de waterpoort is verleend en dat daarna vrijwel zonder onderbreking steeds horeca in de waterpoort was gevestigd.
De raad wijst er voorts op dat, wat betreft het toestaan van horeca ter plaatse, wordt voldaan aan de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering", editie 2009, van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) vermelde richtafstanden. Onder verwijzing naar het bij de voorbereiding van het plan uitgevoerde akoestisch onderzoek, stelt de raad dat de horecabestemming voor het perceel Plantsoen-Oost 2 niet leidt tot onaanvaardbare toename van geluidoverlast ter plaatse van het perceel van [appellant sub 1].
3.2.
In het plan is aan het gehele perceel Plantsoen-Oost 2 de bestemming "Horeca-3" en aan een deel van het perceel tevens de aanduiding "terras" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.53, van de planregels wordt onder "horeca van categorie 1" onder meer verstaan restaurant, cafetaria, lunchroom, theehuis en ijssalon. Het gaat om een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden al dan niet voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende dranken.
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, van de planregels zijn de voor "Horeca-3" aangewezen gronden bestemd voor:
a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het gebruik ten dienste van vergaderingen en huwelijksvoltrekkingen;
b. zaalaccommodatie uitsluitend in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur);
c. uitsluitend een ijssalon in de toren linksboven (gezien vanaf de Stadsring);
d. uitsluitend opslag ten dienste van horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie in de toren rechtsboven (gezien vanaf de Stadsring);
e. terrassen ten dienste van horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie in de dagperiode ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr); de terrassen bij de waterpoort omvatten uitsluitend de drie nissen onder de torens;
f. het behoud, beheer en herstel van historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen en opslagfaciliteiten;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge lid 14.3, onder a, wordt onder zaalaccommodatie, als bedoeld in lid 14.1, verstaan: een vorm van horeca, die bestaat uit het geven van gelegenheid tot het houden van (huwelijks)feesten, partijen, recepties, besloten diners, evenementen en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten.
Ingevolge lid 14.3, onder b, is muziekgeluid ten dienste van zaalaccommodatie uitsluitend in de dagperiode en in de gebouwen (en niet op de terrassen) toegestaan, met dien verstande dat alle deuren en ramen gesloten blijven en het muziekgeluid binnen niet meer mag bedragen dan 90 dB(A).
Ingevolge lid 14.3, onder c, wordt tot een gebruik strijdig met de bestemming gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor zaalaccommodatie in avondperiode (19.00 - 23.00 uur) en in de nachtperiode (23.00 - 07.00 uur).
Horecanota
3.3.
Over het betoog van [appellant sub 1] dat de horecabestemming voor het perceel Plantsoen-Oost 2 in strijd met de Horecanota is vastgesteld, overweegt de Afdeling als volgt.
De Horecanota vermeldt dat het vestigingsbeleid voor horeca grotendeels een voortzetting is van het beleid uit de Horecanota 2006-2010. Het ruimhartige en flexibele vestigingsbeleid om nieuwe horeca-initiatieven te faciliteren wordt voortgezet. De Horecanota vermeldt dat veel aandacht bestaat voor levendigheid en functiemenging, ook in de woonwijken. Het verblijfsklimaat en de ontmoetingsfunctie van de stad moeten worden versterkt. De horeca vervult daarin een belangrijke rol, zo vermeldt de Horecanota. In de Horecanota wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen horecagelegenheden op basis van potientiële overlast en veiligheidsrisico's voor de omgeving. Horecagelegenheden als restaurants en lunchroom zijn potentieel weinig overlastgevend en worden in de nota aangeduid als horeca A of zachte horeca. Met name in het stadshart geldt een ruimhartig vestigingsbeleid voor horeca A. Woonwijken worden volgens de nota aangemerkt als zogenoemde horecastiltegebieden, waar in principe geen horeca mogelijk is. Alleen op plaatsen in woonwijken waar al verscheidene functies aanwezig zijn of in stadsparken wordt meer functiemenging nagestreefd en bestaat via maatwerk ruimte voor de vestiging van horeca A, zo staat in de Horecanota. De raad heeft ter zitting verklaard dat bij de voorbereiding van het plan voor horecagelegenheden aangeduid met horeca A of zachte horeca steeds van geval tot geval is bekeken of ter plaatse het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodaties kan worden toegestaan.
Het woonperceel van [appellant sub 1] ligt aan de [locatie 1]. In de omgeving zijn behalve woningen ook horecagelegenheden aanwezig. Verder wordt het woonperceel van [appellant sub 1] door een smalle watergang gescheiden van een kloosterverzorgingshuis.
In de VNG-brochure wordt voor restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen, café's en bars een richtafstand van 10 m aanbevolen, gemeten van de perceelsgrens van de horeca tot de gevel van een woning. Deze richtafstand geldt voor de omgevingstypen rustige woonwijk en rustig buitengebied. De richtafstand kan met een afstandsstap worden verlaagd, indien sprake is van omgevingstype gemengd. Dit is een gebied met een matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen andere functies voor komen.
De Afdeling stelt vast dat het woonperceel van [appellant sub 1] in de binnenstad van Amersfoort, gelet op de in de omgeving voorkomende functies, in een gemengd gebied ligt. Als de richtafstand van 10 m met een afstandsstap wordt verlaagd, resulteert dat in een richtafstand van 0 m voor bovengenoemde horeca.
Het plan staat op het perceel Plantsoen-Oost 2 horeca van categorie 1 toe. Het perceel grenst aan de achterzijde van de tuin op het woonperceel van [appellant sub 1]. De afstand van de grens van het perceel Plantsoen-Oost 2 tot de achtergevel van de woning van [appellant sub 1] is ongeveer 40 m. Dit voldoet ruimschoots aan de in de VNG-brochure vermelde richtafstanden. Uit de plantoelichting en de verklaring van de raad ter zitting terzake volgt dat horeca van categorie 1, als bedoeld in artikel 1, lid 1.53, van de planregels, synoniem is aan de zogenoemde zachte horeca of horeca A, als bedoeld in de Horecanota. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover het betreft het perceel Plantsoen-Oost 2, in strijd met de Horecanota is vastgesteld. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat het plan, naar [appellant sub 1] stelt, op het perceel ook zware of harde horeca toestaat vanwege de mogelijkheid tot zaalverhuur. Bij zware of harde horeca, zoals bijvoorbeeld discotheken, gaat het vooral om nacht- en uitgaanshoreca. In artikel 14 van de planregels is vastgelegd dat muziekgeluid ten dienste van zaalaccommodatie uitsluitend in de dagperiode is toegestaan en dat het gebruik van gronden en bouwwerken voor zaalaccommodatie in avondperiode (19.00 - 23.00 uur) en in de nachtperiode (23.00 - 07.00 uur) tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt gerekend.
Het betoog faalt.
Illegale horeca
3.4.
In het voorheen geldende plan "Kamp/Zuidsingel", vastgesteld op 30 januari 1990, had het perceel Plantsoen-Oost 2 de bestemming "Bijzondere doeleinden" en "Plantsoen". De op het perceel aanwezige waterpoort bestaat uit een brug en twee torens. Het plan stond ter plaatse geen horeca toe.
Bij besluit van 22 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend voor de uitbreiding van het restaurant in de waterpoort op de gronden met de bestemming "Plantsoen" ten behoeve van de bouw van een serre aan het restaurant en de aanleg van het aangrenzende terras. In de serre bevindt zich het eetgedeelte van het restaurant. De serre heeft een vloeroppervlak van ongeveer 42 m². Het terras heeft een vloeroppervlak van ongeveer 36 m².
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor de vestiging van een ijssalon in een van de torens van de waterpoort en de daarvoor benodigde bouwwerkzaamheden.
De serre en het terras zijn gesitueerd aan de noordzijde van de waterpoort. Het perceel van [appellant sub 1] ligt ten noorden van de waterpoort.
3.5.
In het voorheen geldende plan was geen horeca op het perceel Plantsoen-Oost 2 toegestaan. Echter, bij besluit van 22 april 2005 is hiervan vrijstelling verleend, met dien verstande dat voor het op het perceel gevestigde restaurant een bouwvergunning is verleend voor de serre en het daaraan grenzende terras. Verder is bij besluit van 26 januari 2012 een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een ijssalon in een van de torens van de waterpoort. De vrijstelling en de omgevingsvergunning zijn rechtens onaantastbaar. Met het plan is beoogd om hetgeen met deze vrijstelling en vergunning ter plaatse mogelijk is gemaakt, planologisch vast te leggen. Onder deze omstandigheden sluit de afweging die de raad bij de vaststelling van het plan heeft moeten maken, nauw aan bij de afweging van het college van burgemeester en wethouders in het kader van de verzochte vrijstelling. De verandering van gebruik die mogelijk is gemaakt door de verleende vrijstelling is onherroepelijk geworden en moet derhalve voor rechtmatig worden gehouden. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval een andere afweging had moeten maken, nu het plan niet verschilt van hetgeen de vrijstelling mogelijk maakt. Voor het oordeel dat, naar [appellant sub 1] stelt, met de vaststelling van het plan illegale horeca op het perceel is gelegaliseerd en uitgebreid, bestaat geen aanleiding.
Het betoog faalt.
Gevolgen voor het woon- en leefklimaat
3.6.
De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft het perceel Plantsoen-Oost 2, in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant sub 1].
3.7.
Hierbij is onder meer van belang dat de raad bij de voorbereiding van het plan akoestisch onderzoek heeft laten uitvoeren, waarbij is ingegaan op de geluidbelasting vanwege de op het perceel Plantsoen-Oost 2 toegestane horeca op de gevel van de woning van [appellant sub 1].
De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn opgenomen in het rapport "De Monnikendam te Amersfoort" van 25 juni 2015 (hierna: het geluidrapport). Bij het onderzoek zijn de berekende geluidsniveaus in het kader van de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening afgezet tegen de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor een rustige woonomgeving, te weten 45 dB(A) voor de dagperiode, 40 dB(A) voor de avondperiode en 35 dB(A) voor de nachtperiode.
Op basis van het akoestisch onderzoek wordt in het geluidrapport geconcludeerd dat, indien de waterpoort op het perceel Plantsoen-Oost 2 als restaurant wordt gebruikt, waarbij alleen sprake is van rustig sprekend publiek, bestaande uit in totaal 40 gasten, op de verschillende terrassen en in de nissen en zonder muziekgeluid, ruimschoots kan worden voldaan aan de geluidrichtwaarden voor de gevel van de woning van [appellant sub 1]. Hieraan wordt nog steeds voldaan als er ongeveer 30 keer zoveel gasten in de dagperiode op het terras aanwezig zijn en 8 tot 10 keer zoveel gasten in de avond- en nachtperiode. In de berekening is ook rekening gehouden met de reflecties van het stemgeluid via de gevels en de nissen in de waterpoort.
Op basis van het akoestisch onderzoek is voorts geconcludeerd dat, indien de waterpoort op het perceel Plantsoen-Oost 2 als zaalaccommodatie wordt gebruikt, waarbij luide muziek ten gehore wordt gebracht, in de dagperiode kan worden voldaan aan de geluidrichtwaarden voor de gevel van de woning van [appellant sub 1]. Over de omstandigheid dat de deur naar het terras steeds kortstondig geopend wordt voor het doorlaten van personen vermeldt het geluidrapport dat dit geen relevante bijdrage kan leveren aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Hierbij is mede van belang dat bij het akoestisch onderzoek ook rekening is gehouden met geluidreflectie via de vloer van het terras. Bij het gebruik van de waterpoort als zaalaccommodatie in de avond- en nachtperiode worden de geluidrichtwaarden wel overschreden. In het geluidrapport wordt geconcludeerd dat de locatie niet geschikt is voor feesten en partijen in de avond- en nachtperiode.
Overigens vermeldt het deskundigenbericht over de invloed van de aanwezigheid van een parasol op het terras op het geluid dat de parasol is gemaakt van doek en inklapbaar is, zodat de parasol het geluid niet of nauwelijks zal tegenhouden of reflecteren.
3.8.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het op basis van het akoestisch onderzoek opgestelde geluidrapport zodanige gebreken of leemtes in kennis bevat dat de raad dit rapport niet in redelijkheid aan het plan ten grondslag heeft mogen leggen.
Over de door [appellant sub 1] gevreesde onaanvaardbare toename van geluidoverlast vanwege het toegestane gebruik van het terras bij het restaurant overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid onder verwijzing naar het geluidrapport op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij rustig sprekend publiek en zonder muziekgeluid ruimschoots kan worden voldaan aan de geluidrichtwaarden voor de gevel van de woning van [appellant sub 1], ook bij 30 keer zoveel gasten in de dagperiode en 8 tot 10 keer zoveel gasten in de avond- en nachtperiode. In artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder e, van de planregels is vastgelegd dat terrassen uitsluitend in de dagperiode ten dienste van horeca categorie 1, waartoe een restaurant behoort, mogen worden gebruikt. Bovendien is bepaald dat de terrassen bij de waterpoort uitsluitend de drie nissen onder de torens omvatten. Gelet hierop en gelet op de hieruit voortvloeiende beperkte beschikbare ruimte op het terras is niet te verwachten dat deze situatie zich zal voordoen.
Voor het gebruik van de locatie voor zaalaccommodatie heeft de raad naar aanleiding van de resultaten van het akoestisch onderzoek in artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder b, van de planregels vastgelegd dat dat gebruik alleen is toegestaan van zeven uur 's morgens tot zeven uur 's avonds. Gebruik van gronden en bouwwerken voor zaalaccommodatie in de avondperiode (van zeven tot elf uur) en nachtperiode (van elf tot zeven uur) wordt ingevolge artikel 14, lid 14.3, onder c, van de planregels tot een met de bestemming strijdig gebruik gerekend. Verder is in artikel 14, lid 14.3, onder b, van de planregels vastgelegd dat muziekgeluid ten dienste van zaalaccommodatie uitsluitend in de dagperiode en in de gebouwen (en niet op de terrassen) is toegestaan, met dien verstande dat alle deuren en ramen gesloten blijven en het muziekgeluid binnen niet meer mag bedragen dan 90 dB(A).
Over de door [appellant sub 1] gevreesde onaanvaardbare toename van geluidoverlast vanwege de toegestane vestiging van een ijssalon heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de resterende geluidruimte voor het terras bij het restaurant, overschrijding van de geluidrichtwaarden niet aannemelijk is. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat volgens het geluidrapport de geluidrichtwaarden pas worden overschreden, indien er in de buitenruimten bij het restaurant in totaal 330 gasten in de dagperiode en 88 tot 110 gasten in de avond- en nachtperiode tegelijkertijd spreken. Niet te verwachten is dat deze situatie zich zal voordoen.
Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan vanwege de op het perceel Plantsoen-Oost 2 toegestane horeca zal leiden tot een onaanvaardbare toename van geluidbelasting bij de woning van [appellant sub 1].
Het betoog faalt.
3.9.
Over de door [appellant sub 1] gestelde vrees voor onevenredige aantasting van haar privacy vanwege zicht vanaf de bij het restaurant behorende terrassen, overweegt de Afdeling als volgt. Het restaurant heeft als buitenruimte het terras aan de serre en de terrassen in de drie nissen in de waterpoort. In het voorheen geldende plan was het gebruik van de nissen in de waterpoort voor horeca niet toegestaan. Artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder e, van de planregels van het voorliggende plan staat gebruik voor horeca wel toe op de terrassen in de nissen. Vanaf de rechternis en het terras aan de serre bestaat vanwege een 2 m hoge muur en begroeiing geen zicht op de tuin en de woning van [appellant sub 1]. Vanaf de linkernis en de middelste nis is er zicht op de tuin en de achterzijde van de woning van [appellant sub 1]. De afstand van de nissen tot de woning van [appellant sub 1] is ongeveer 50 m.
Door het toestaan van het gebruik van de terrassen in de nissen voor horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie is er sprake van enige toename van zicht vanuit de waterpoort op het perceel van [appellant sub 1]. Het is aannemelijk dat dit toegestane gebruik enige invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] vanwege verminderde privacy. Niet aannemelijk is dat sprake zal zijn van een zodanig onevenredige aantasting, dat de raad het plan niet had mogen vaststellen. Hierbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat de afstand van de nissen tot de woning van [appellant sub 1] ongeveer 50 m is.
Het betoog faalt.
Parkeerbehoefte
3.10.
De raad dient bij zijn beoordeling of ter plaatse van het perceel Plantsoen-Oost 2 kan worden voorzien in horeca na te gaan of deze functie vanwege onder meer de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte ruimtelijk aanvaardbaar is. Dit staat los van de vraag of in het kader van de verlening van een omgevingsvergunning kan worden getoetst of voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
In de toelichting bij het plan is opgenomen dat in de Nota Parkeernormen Amersfoort 2009, gewijzigd vastgesteld op 23 september 2014, specifieke parkeernormen zijn geformuleerd voor diverse functies in de binnenstad. Voor de toepassing van deze parkeernormen zijn beleidsregels vastgesteld en neergelegd in de Beleidsregel Toepassing Parkeernormen (hierna: de Beleidsregel). Uit artikel 3 van de Beleidsregel en het bijbehorende "Stroomschema parkeertoets beleidsregel horeca", als opgenomen in bijlage 1 bij de Beleidsregel, volgt dat horeca in de binnenstad is vrijgesteld van de parkeereis, zolang de te stellen parkeereis kan worden opgelost in de parkeergarages in en rond het centrum. Hiertoe toetst de gemeente of de parkeereis op verschillende momenten van de dag en in de week kan worden opgelost op of in openbaar toegankelijke parkeerterreinen en -garages in de omgeving. Indien het benodigd aantal parkeerplaatsen in de openbaar toegankelijke ruimte kan worden opgelost, wordt ontheffing verleend van de parkeereis. De plantoelichting vermeldt dat door middel van de gegevens van het gemeentelijke Parkeerrouteinformatiesysteem de beschikbaarheid van parkeerplaatsen wordt bijgehouden. Bij brief van 4 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders de raad in het kader van ontheffingen van de parkeereis voor horeca in de binnenstad geïnformeerd over de bezettingsgraad van de parkeergarages in de binnenstad over 2014. De brief vermeldt dat er ongeveer 2200 parkeerplaatsen voor kort parkeren beschikbaar zijn en dat er op een normale doordeweekse dag ongeveer 750 tot 1300 parkeerplaatsen bezet worden. Vanwege deze grote restcapaciteit in de openbare parkeergarages kan het beleid terzake van parkeerontheffingen voor horeca in de binnenstad worden voortgezet, zo vermeldt de brief. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich, bij de beoordeling of kan worden voldaan aan de parkeerbehoefte vanwege de op het perceel Plantsoen-Oost 2 toegestane horeca, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toestaan van horeca ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar is. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat zich op loopafstand van het perceel Plantsoen-Oost 2 twee parkeergarages bevinden, die beschikken over voldoende parkeerplaatsen om de parkeerbehoefte vanwege de beoogde ontwikkeling op te vangen.
Over de vrees van [appellant sub 1] voor parkeeroverlast in de omgeving van haar perceel, wijst de Afdeling erop dat niet te verwachten is dat de bezoekers van het restaurant hun auto op de Zuidsingel zullen parkeren, nu het alleen vergunninghouders is toegestaan gebruik te maken van de parkeerplaatsen aan de Zuidsingel. Voorts is de loopafstand van het perceel Plantsoen-Oost 2 naar de Zuidsingel vergelijkbaar met die naar de parkeergarage aan de Koestraat.
Het betoog faalt.
Verwijzing zienswijze
3.11.
Voor zover [appellant sub 1] naast de hierboven besproken beroepsgronden, in het beroepschrift heeft volstaan met een enkele verwijzing naar de zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in haar beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
3.12.
Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
3.13.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] heeft ter zitting zijn beroepsgrond dat in het plan niet is vastgelegd door wie de steigers mogen worden gebruikt en dat de steiger aan de Zuidsingel niet op de verbeelding is aangeduid, ingetrokken.
4.1. [
appellant sub 2] is eigenaar van het perceel [locatie 2] in de binnenstad van Amersfoort en exploiteert ter plaatse een fietsenwinkel op de begane grond. Op de verdieping bevindt zich een woning. Ter zitting heeft [appellant sub 2] verklaard dat deze wordt verhuurd.
[appellant sub 2] kan zich grotendeels vinden in het plan, maar is van mening dat het plan voor de naburige percelen ten onrechte teveel ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen en functiewijzigingen zonder dat daaraan een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing ten grondslag is gelegd. Tevens is volgens hem het plan op een aantal punten onduidelijk vastgesteld.
Vast is komen te staan dat [appellant sub 2] belang heeft bij de bestemmingsregeling voor zijn perceel [locatie 2] en de omliggende percelen, voor de gronden met de bestemming "Water" en voor de bovenverdieping in de Onze Lieve Vrouwentoren.
Allereerst betoogt [appellant sub 2] dat het plan in zoverre te vergaande uitbreidingsmogelijkheden voor horeca biedt. Hij stelt hiertoe dat in het plan ten onrechte niet specifiek is aangegeven op welke percelen of op welke perceelsdelen horeca is toegestaan. Het plan maakt volgens [appellant sub 2] in de Krommestraat op alle percelen horeca mogelijk zonder dat daaraan een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing ten grondslag is gelegd. [appellant sub 2] betoogt dat uit het plan ten onrechte niet blijkt welke verdiepingen ook voor horecadoeleinden mogen worden gebruikt. Voorts stelt hij de vraag of het de bedoeling is dat dakterrassen ook voor horeca gebruikt kunnen worden.
[appellant sub 2] betoogt dat onduidelijk is op welke wijze het toestaan van terrassen en markiezen bij de percelen aan de Krommestraat in het voorliggende plan is geregeld. Tevens is volgens [appellant sub 2] in het plan niet onderbouwd waarom de binnenterreinen op de percelen aan de Krommestraat volledig mogen worden bebouwd.
[appellant sub 2] betoogt dat onduidelijk is wat in het plan wordt bedoeld met gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer. Tevens is niet duidelijk waarom niet alle trappen of bordessen binnen de bestemming "Verkeer" op de verbeelding zijn vastgelegd.
[appellant sub 2] betoogt verder dat in het plan ten onrechte niet is vastgelegd dat de gronden met de bestemming "Water" mede bestemd zijn voor vaarwater en dat er in de watergangen in de binnenstad niet mag worden aangemeerd, aldus [appellant sub 2].
[appellant sub 2] betoogt dat de regeling voor de geluidgrenswaarden voor het carillon van de Onze Lieve Vrouwentoren onduidelijk is. Ter zitting heeft [appellant sub 2] voorts naar voren gebracht dat hij vreest voor onaanvaardbare hinder op zijn perceel als gevolg van de toegestane horeca op de bovenverdieping van de Onze Lieve Vrouwentoren.
4.2.
De raad stelt zich op het standpunt dat het plan geen grootschalige, nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het plan richt zich vooral op het vastleggen van de bestaande situatie. Hierbij zijn ook ontwikkelingsmogelijkheden, die al waren opgenomen in de voorheen geldende bestemmingsplannen maar nog niet zijn benut, vastgelegd in het voorliggende plan.
De raad stelt dat in de toelichting bij het plan uitvoerig is onderbouwd waarom het van belang is om enige uitbreiding van horeca te faciliteren. De raad wijst erop dat bij de vaststelling van de Horecanota is gekozen voor een ruimhartig vestigingsbeleid voor zachte horeca, in het plan aangeduid als "horeca van categorie 1", in winkelgebieden in en aanloopstraten naar de binnenstad. De raad wijst erop dat uit het plan blijkt dat dakterrassen op hoofdgebouwen alleen voor woondoeleinden mogelijk zijn.
De raad stelt dat het plan terzake van het toestaan van terrassen en markiezen bij de percelen aan de Krommestraat voldoende duidelijk is. Dit geldt ook voor de begrippen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer.
De raad stelt voorts dat in het plan niet alle, maar slechts waardevolle trappen of bordessen zijn aangeduid.
De raad stelt dat met het plan is beoogd om voor de binnenterreinen op de percelen aan de Krommestraat de bestaande situatie vast te leggen.
De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voldoende duidelijk is, voor zover het betreft de regeling voor de gronden met de bestemming "Water".
De raad wijst erop dat terzake van de geluidgrenswaarden voor het carillon van de Onze Lieve Vrouwentoren maatwerkvoorschriften zijn gesteld, die losstaan van het plan.
4.3.
In het plan is aan het perceel [locatie 2] en de omliggende gronden de bestemming "Gemengd" toegekend. Tot de gronden met de bestemming "Gemengd" behoren de aanloopstraten naar de belangrijkste winkelstraten.
De planregeling voor de voor "Gemengd" aangewezen gronden is neergelegd in artikel 10 van de planregels. Deze planregeling is, voor zover hier van belang, opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Uit het in artikel 10, lid 10.1, aanhef en onder a, opgenomen schema blijkt dat op de gronden met de bestemming "Gemengd" zonder een specifieke horeca-aanduiding op de begane grond en in de kelder horeca van categorie 1, waaronder onder meer restaurants, cafetaria, lunchrooms en ijssalons worden begrepen, is toegestaan. Uit het schema blijkt voorts dat bij detailhandel en maatschappelijke voorzieningen op de begane grond en in de kelder horeca van categorie 3, waaronder wordt begrepen het verstrekken van drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte nevenactiviteit bij een andere hoofdfunctie, is toegestaan. De bovenverdiepingen zijn bestemd voor wonen, tenzij door middel van een aanduiding op de verbeelding een andere functie is toegekend.
Het perceel [locatie 2] grenst aan de voorzijde aan gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". De tuin aan de achterzijde op het perceel grenst aan gronden met de bestemming "Water". In de Krommestraat bevindt zich een café en zijn diverse restaurants en lunchrooms gevestigd.
Uitbreidingmogelijkheden voor horeca
4.4.
De plantoelichting vermeldt dat met het plan voornamelijk wordt beoogd de bestaande situatie vast te leggen. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen zijn niet in het plan opgenomen. Zoals onder 3.3 van deze uitspraak reeds is overwogen, geldt sinds 2006 in de gemeente een ruimhartig en flexibel vestigingsbeleid voor horeca ter versterking van de ontmoetingsfunctie van de binnenstad. Dit beleid is in de Horecanota, vastgesteld in 2013, voortgezet. In paragraaf 3.2.1.19 van de plantoelichting wordt beschreven waarom in overeenstemming met dat beleid initiatieven voor de vestiging van nieuwe horecagelegenheden in de binnenstad zoveel mogelijk worden ondersteund. Ter uitvoering van de Horecanota is er voor zachte horeca ruime flexibiliteit beoogd in de uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe horecagelegenheden in het gehele stadshart. Hiertoe maakt het plan op de gronden met de bestemming "Gemengd" zonder een specifieke aanduiding van percelen de vestiging van zachte horeca of horeca van categorie 1 mogelijk op de begane grond en in de kelder. Op de eerste en overige verdiepingen is, tenzij voorzien van een specifieke aanduiding daartoe op de verbeelding, geen vestiging van horeca mogelijk. De raad heeft de legale en bestaande situatie willen vastleggen.
Voor wat betreft de regeling voor dakterrassen is van belang dat in artikel 1, lid 1.44, van de planregels is omschreven wat onder een dakterras moet worden verstaan, te weten een buitenruimte op het dak van een gebouw dat toegankelijk is voor mensen. Binnen de bestemming "Gemengd" zijn op grond van het bepaalde in artikel 10, lid 2.5, dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel, onder voorwaarden, toegestaan. Uit de plantoelichting blijkt dat dakterrassen primair bedoeld zijn als een buitenruimte bij de functie wonen. Zoals hiervoor, onder 4.3, is weergegeven, houdt de planregeling voor de bestemming "Gemengd" in dat de bovenverdiepingen bestemd zijn voor wonen, tenzij door middel van een aanduiding een andere functie is toegekend. Gelet hierop is gebruik van een dakterras als regel gekoppeld aan het gebruik als wonen op de verdieping en bestaat geen grond voor de vrees dat de regeling van dakterrassen bijdraagt aan een te ver gaande uitbreiding van de horeca functie in de omgeving van het perceel Krommestraat 10.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan, naar hij stelt, te vergaande uitbreidingsmogelijkheden voor horeca biedt of dat aan de toegestane uitbreidingsmogelijkheden voor horeca geen nadere onderbouwing ten grondslag is gelegd.
Voor zover [appellant sub 2] met zijn betoog beoogt aan te voeren dat hij vreest voor een negatieve invloed op het ondernemersklimaat voor zijn fietsenwinkel als gevolg van de in het plan toegestane horeca, overweegt de Afdeling als volgt. Uit de plantoelichting volgt dat de Krommestraat niet in een horecaconcentratiegebied ligt. Het plan biedt geen ruimte voor de vestiging van zware of harde horeca, zoals bijvoorbeeld discotheken, waarbij het vooral gaat om nacht- en uitgaanshoreca. In de Krommestraat bevinden zich wat horeca betreft één café en diverse restaurants. Deze zijn in het plan als zodanig bestemd. Het plan staat ter plaatse, conform het terzake in de gemeente geldende beleid, alleen vestiging van nieuwe horeca toe, als het zachte horeca betreft. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor de eventuele vrees dat van de in het plan toegestane horeca een negatieve invloed uitgaat voor het ondernemersklimaat voor de fietsenwinkel van [appellant sub 2].
Het betoog faalt.
Percelen aan de Krommestraat
4.5.
Over het betoog dat onduidelijk is op welke wijze het toestaan van terrassen en markiezen bij de percelen aan de Krommestraat in het voorliggende plan zijn geregeld, overweegt de Afdeling als volgt. Op een aantal percelen aan de Krommestraat zijn horecagelegenheden gevestigd met een terras aan de achterzijde van het perceel. Deze perceelsdelen zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding "terras", waaronder ingevolge artikel 1, lid 1.94, van de planregels wordt verstaan een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecagelegenheid. De raad heeft verklaard dat voor het gebruik van deze terrassen voor horecadoeleinden exploitatievergunningen zijn verleend. In het plan is aan deze terrassen de aanduiding "terras" toegekend. Voor percelen zonder de aanduiding "terras" is over het gebruik als terras bij een horecagelegenheid in artikel 10, lid 10.5.3, aanhef en onder b, van de planregels voorts opgenomen dat het gebruik van de gronden als zodanig tot strijdig gebruik met de bestemming "Gemengd" wordt gerekend. In artikel 10, lid 10.6.4, van de planregels is opgenomen dat hiervan slechts na verlening van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. De Afdeling acht dit niet onredelijk. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de regeling voor het toestaan van terrassen bij de percelen aan de Krommestraat onduidelijk is.
Voor zover [appellant sub 2] beoogt aan te voeren dat onduidelijk is hoe de toekenning van de aanduiding "terras" voor deze perceelsdelen tot stand is gekomen, nu aan de achterzijde van zijn perceel ten onrechte niet de aanduiding "terras" is toegekend, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft [appellant sub 2] uitgenodigd voor een gesprek, waarin aan de hand van de verleende vergunningen inzichtelijk gemaakt kon worden waarom aan de perceelsdelen van sommige horecagelegenheden in de Krommestraat wel en aan de perceelsdelen van andere horecagelegenheden in de Krommestraat niet de aanduiding "terras" is toegekend. [appellant sub 2] heeft van deze uitnodiging geen gebruik gemaakt.
Voorts staat vast dat op het perceel van [appellant sub 2] geen horecagelegenheid is gevestigd. Ook is niet gebleken van een concreet initiatief om ter plaatse een horecagelegenheid te beginnen. Gelet hierop heeft de raad ten tijde van de planvaststelling in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om aan de achterzijde van het perceel van [appellant sub 2] de aanduiding "terras" toe te kennen. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat onduidelijk is hoe de toekenning van de aanduiding "terras" voor deze perceelsdelen van een aantal horecagelegenheden in de Krommestraat tot stand is gekomen.
Uit de in artikel 28, lid 28.2, van de planregels opgenomen regels voor het binnen de bestemming "Waarde-Beschermd stadsgezicht" bouwen aan gevels volgt dat de karakteristieken van de gevels van hoofdgebouwen, gericht naar de openbare ruimte, dienen te worden gehandhaafd conform de gevelbeelden die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan rechtmatig waren gerealiseerd. Voor nieuwe markiezen is in artikel 28, lid 28.4.6, aanhef en onder a, van de planregels opgenomen dat deze zijn toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning tot afwijken. De raad heeft toegelicht dat de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als met de plaatsing van een markies geen onevenredige aantasting van de waarden van het beschermd stadsgezicht plaatsvindt, als bedoeld in de Cultuurhistorische analyse voor het beschermd stadsgezicht van de binnenstad van Amersfoort, die als bijlage 2 bij de plantoelichting is opgenomen. Uit deze Cultuurhistorische analyse volgt dat luifels en markiezen een bescheiden vorm en formaat mogen hebben. Dit is uitgewerkt in artikel 28, lid 28.4.6, aanhef en onder a, van de planregels, waarin is bepaald dat bij een omgevingsvergunning voor afwijken de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor zonneschermen en markiezen met niet meer dan 2,5 m mogen worden overschreden. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de regeling voor het toestaan van markiezen bij de percelen aan de Krommestraat onduidelijk is.
De betogen falen.
4.6.
Over het betoog van [appellant sub 2] dat niet is onderbouwd waarom de binnenterreinen op de percelen aan de Krommestraat volledig mogen worden bebouwd overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft toegelicht dat diverse binnenterreinen in de binnenstad zijn dichtgeslibd. Dit geldt met name voor de binnenterreinen bij commerciële functies, bijvoorbeeld ten behoeve van uitbreiding van de winkels en horeca. In het voorliggende plan zijn de bouwmogelijkheden van de binnenterreinen die nog wel een open karakter hebben, beperkt. Op een aantal percelen aan de Krommestraat is die openheid er niet meer. De raad heeft verklaard dat in het plan voor de binnenterreinen van percelen aan de Krommestraat, waar nagenoeg geen open ruimte meer aanwezig is, een bebouwingspercentage van 100% is opgenomen. Op die manier is de bestaande situatie vastgelegd. Voor zover in het verleden op de binnenterreinen van percelen aan de Krommestraat zonder vergunning is gebouwd, heeft de raad de bestaande situatie gelegaliseerd. De raad stelt dat, gelet op de lange tijd die inmiddels is verstreken en het ontbreken van een dringend ruimtelijk belang, handhavend optreden onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Hierbij is mede van belang dat de raad heeft toegelicht dat de binnenterreinen beperkte afmetingen hebben en niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, alsook dat het volbouwen niet het gebruik van de aangrenzende percelen belemmert.
Het betoog faalt.
Verkeer
4.7.
Over het betoog dat onduidelijk is wat in het plan wordt bedoeld met gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer, overweegt de Afdeling als volgt. Het perceel van [appellant sub 2] grenst aan de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied". Ingevolge artikel 23, lid 23.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Verkeer-Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor verblijfsgebied voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. De raad heeft toegelicht dat onder langzaam verkeer worden verstaan niet-motorvoertuigen, zoals bijvoorbeeld fietsers en voetgangers. Onder gemotoriseerd verkeer dienen te worden verstaan motorvoertuigen. Dit is in overeenstemming met het dagelijks taalgebruik. Nu het plan op deze punten geen definities kent, heeft de raad in redelijkheid mogen aansluiten bij het algemeen aanvaard spraakgebruik. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan op deze punten onduidelijk is.
Het betoog faalt.
4.8.
Over het betoog dat niet duidelijk is waarom niet alle trappen of bordessen binnen de bestemming "Verkeer" op de verbeelding zijn vastgelegd, heeft de raad toegelicht dat ervoor is gekozen om alleen de waardevolle trappen of bordessen op de verbeelding aan te duiden. Deze hebben cultuurhistorische waarde, zoals ook blijkt uit het rapport inzake de Cultuurhistorische analyse, dat als bijlage 2 bij de plantoelichting is opgenomen. De waardevolle elementen behoren tot het cultureel erfgoed en moeten in het stadsbeeld behouden blijven, aldus de raad. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, gelet op dit cultuurhistorisch onderscheid tussen de waardevolle en niet waardevolle trappen of bordessen, in redelijkheid ervoor kunnen kiezen om niet alle trappen of bordessen als zodanig op de verbeelding aan te duiden.
Het betoog faalt.
Water
4.9.
Over het betoog dat ten onrechte niet in het plan is vastgelegd dat de gronden met de bestemming "Water" mede bestemd zijn voor vaarwater en dat in de watergangen in de binnenstad niet mag worden aangemeerd, overweegt de Afdeling als volgt. Uit de plantoelichting volgt dat de watergangen in de binnenstad openbaar vaarwater zijn en dat beoogd is om deze openbaar te houden. De bestemming "Water" staat hier niet aan in de weg. De raad heeft verder toegelicht dat in de APV is vastgelegd dat onder openbaar vaarwater worden begrepen wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn. Voorts vermeldt de plantoelichting dat in de APV is vastgelegd dat het verboden is om met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen. Hierop is een uitzondering gemaakt voor ligplaatsen in de binnenstad voor de rondvaartboten van de Stichting Waterlijn. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien voor deze functies ook een regeling in het plan op te nemen.
Het betoog faalt.
Onze Lieve Vrouwentoren
4.10.
De plantoelichting vermeldt dat de beiaard in de Onze Lieve Vrouwentoren wordt gebruikt voor de tijdsaanduiding alsook voor reguliere, bijzondere en examenbespelingen door de Beiaardschool. Tijdens de bespelingen worden de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit overschreden. Teneinde de bespelingen niet onmogelijk te maken, zijn op grond van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften gesteld. Hierin is vastgelegd wanneer en voor welke doeleinden de bespelingen mogen plaatsvinden. De plantoelichting vermeldt voorts dat, indien de beiaard wordt bespeeld ter gelegenheid van een evenement, de voorschriften voor de bespeling worden meegenomen in de betreffende evenementenvergunning. De evenementenvergunning wordt verleend op grond van de APV.
De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen nadere regelgeving over de bespelingen van de beiaard is vereist.
Het betoog faalt.
4.11.
Over de vrees van [appellant sub 2] voor onaanvaardbare hinder op zijn perceel als gevolg van horeca op de bovenverdieping van de Onze Lieve Vrouwentoren, overweegt de Afdeling dat het plan het gebruik voor horeca op de bovenverdieping van de Onze Lieve Vrouwentoren niet uitsluit, maar dat niet aannemelijk is dat [appellant sub 2] op zijn perceel daarvan onaanvaardbare hinder zal ondervinden. De Afdeling wijst er in dat verband op dat het perceel van [appellant sub 2] zich ongeveer 140 m van de Onze Lieve Vrouwentoren bevindt en dat daartussen bebouwing staat. Verder wijst de Afdeling erop dat het perceel van [appellant sub 2] in de binnenstad ligt en dat in de directe omgeving van het perceel van [appellant sub 2] verscheidene horecagelegenheden zijn gevestigd. Voorts heeft de raad ter zitting verklaard dat de ruimte boven in de Onze Lieve Vrouwentoren zeer beperkt is en dat daar feitelijk nauwelijks horeca mogelijk is.
Het betoog faalt.
Conclusie
4.12.
Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] ongegrond.
4.13.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Helder w.g. Ramrattansing
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016
408.

BIJLAGE

Bij rechtsoverweging 4 e.v.
Artikel 10 Gemengd
Artikel 10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
1. Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen toegestaan.
2. Behoudens legale bestaande vestigingen op de bestaande plaats en in de bestaande omvang.
3. Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2" (h=2) is tevens horeca van categorie 2 in de kelder en op de begane grond toegestaan met dien verstande dat op het perceel Langegracht 45 en op het perceel Krommestraat 46 alleen horeca van categorie 2 op de verdiepingen is toegestaan.
4. Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 in de kelder, op de begane grond, op de eerste verdieping en op de overige verdiepingen toegestaan.
5. Ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" (-w) is geen wonen toegestaan.
(…)
d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
water, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;
en tevens voor:
e. opslag op de eerste verdieping en de overige verdiepingen, indien deze functie ten dienste staat van de toegelaten functies die op de begane grond aanwezig zijn en minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand (is) aanwezig is;
f. fietsenstallingen in de kelder;
g. een seksinrichting op de gehele begane grond en ter grootte van maximaal 60 m2 op de verdieping ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting" (si);
h. een speelautomatenhal met horeca van categorie c op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal" (sco-sh);
i. een onderwijsvoorziening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" (on);
j. detailhandel en publieksgerichte dienstverlening op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
k. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
Artikel 10.2 Bouwregels
10.2
Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
10.2.1
Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het bepaalde in artikel 28 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht).
10.2.2
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak en mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
(…)
f. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op die gronden niet meer mag bedragen 45 m²;
g. in afwijking van het bepaalde in lid f mag ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage 100%" het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van bijbehorende bouwwerken en overkappingen 100% bedragen;
h. legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met g. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.
Artikel 10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.3
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
b. het gebruik van de gronden als terrassen bij een horecagelegenheid.
Artikel 10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.3
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor gemengde doeleinden zoals genoemd in lid 10.1, met dien verstande dat:
a. het gebruik van deze ruimten ten dienste staat van de op de begane grond aanwezige functie;
b. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft, voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand aanwezig is;
c. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven plaatsvindt.
10.6.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.5.3 onder b voor het toestaan van terrassen, met dien verstande dat:
a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
Artikel 10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7
Burgemeester en wethouders, kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding "horeca van categorie 2" (h=2) schrappen, indien het gebruik ten behoeve van de functie horeca definitief is beëindigd.
Artikel 28 Waarde-Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
28.4.6 Afwijken van bouwregels ten behoeve van andere ondergeschikte bouwdelen
Onverminderd het bepaalde in artikel 28.7 kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2 ten behoeve van:
a. het bouwen van plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, rolluiken en -hekken, hekken, stoepen, hellingbanen, vluchttrappen, trappen, entreeportalen, erkers, veranda's, bordessen, luiken, overstekende daken, afdaken, balkons, galerijen, luifels, zonneschermen, markiezen, lichtbakken, reclametoestellen en -uitingen, draagconstructies voor reclame, antennes en antenneinstallaties en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen, met dien verstande dat:
-de bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
-de bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen voor zonneschermen en -markiezen met niet meer dan 2,5 meter worden overschreden;
-voor zover het betreft overstekende daken, afdaken, balkons, galerijen, luifels, zonneschermen, markiezen, lichtbakken, reclametoestellen en -uitingen, draagconstructies voor reclame, antennes en antenneinstallaties de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en niet lager dan 2,20 meter boven een trottoir;
b. het bouwen van ventilatiekanalen, rookkanalen, vluchttrappen en/of trappenhuizen, liftkokers, lichtkoepels en -kappen, antennes en antenne-installaties, luchtbehandelingskasten, afvoerpijpen, schoorstenen, zonnepanelen en -collectoren en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen.