ECLI:NL:RVS:2016:3238

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
201600267/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning Hotel Arena te Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 10 december 2015 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 17 december 2014 was verleend aan Amsterdam Village Company B.V. voor het vergroten van het bestaande gebouw van Hotel Arena, gelegen aan de ’s-Gravesandestraat 51 te Amsterdam. Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost verklaarde het bezwaar van de appellant op 2 juni 2015 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de appellant, als lid van de Vereniging Vrienden van het Oosterpark, niet dezelfde status had als de vereniging zelf, die wel als belanghebbende werd aangemerkt. De appellant stelde dat het algemeen bestuur in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld door zijn bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, terwijl de vereniging wel ontvankelijk was geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 november 2016 behandeld, maar geen van de partijen was verschenen. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de appellant geen zicht had op het hotel en niet in de directe omgeving woonde, waardoor hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201600267/1/A1.
Datum uitspraak: 7 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015 in zaak nr. 15/4339 in het geding tussen:
[appellant]
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost (hierna: het algemeen bestuur).
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2014 heeft het algemeen bestuur aan Amsterdam Village Company B.V. omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van het bestaande gebouw van Hotel Arena op het perceel ’s-Gravesandestraat 51 te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 juni 2015 heeft het algemeen bestuur, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 10 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 9 november 2016 ter zitting aan de orde gesteld, waar geen van de partijen is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het algemeen bestuur zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat het algemeen bestuur in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, nu de Vereniging Vrienden van het Oosterpark wel ontvankelijk is geacht in haar bezwaar. Als lid van deze vereniging had hij ook ontvankelijk moeten worden geacht in zijn bezwaar, aldus [appellant].
1.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is de Vereniging Vrienden van het Oosterpark, gelet op haar statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden, belanghebbende bij het besluit van 17 december 2014, terwijl [appellant] dat in zijn hoedanigheid van lid van de vereniging niet is. Reeds hierom is geen sprake van gelijke gevallen.
Ook anderszins bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het algemeen bestuur [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar tegen het besluit van 17 december 2014. [appellant] heeft geen zicht op het hotel en woont niet in de directe omgeving van het hotel. Dat hij vaak in het Oosterpark komt, waaraan het hotel is gelegen, onderscheidt hem niet van andere burgers.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Michiels w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016
531.