201600824/1/A1.
Datum uitspraak: 7 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2015 in zaak nr. 15/2624 in het geding tussen:
[appellant]
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost (hierna: het algemeen bestuur).
Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2014 heeft het algemeen bestuur aan OP2 B.V. omgevingsvergunning verleend voor het bouwen in afwijking van een eerder verleende vergunning voor de panden aan de Tweede Oosterparkstraat 35-47 te Amsterdam.
Bij besluit van 3 maart 2015 heeft het algemeen bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2016, waar het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door M.E.R. Derby-Vink LLB, werkzaam bij het stadsdeel, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 maart 2014 heeft de rechtsvoorganger van het algemeen bestuur aan OP2 B.V. omgevingsvergunning verleend voor funderingsherstel, het vergroten van de woongebouwen, het veranderen van de indelingen en het aanbrengen van balkons aan de tuinzijde van de panden aan de Tweede Oosterparkstraat 35-47 te Amsterdam. De afwijkingen waarvoor bij besluit van 22 september 2014 omgevingsvergunning is verleend, bestaan uit het vergoten van de dakterrassen met hekwerken aan de Tweede Oosterparkstraat 41-47 en het plaatsen van ramen in de zijgevel op de Tweede Oosterparkstraat 35.
[appellant] heeft, mede namens [appellant A] en [appellant B], bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2014, welk bezwaar bij besluit van 3 maart 2015 niet-ontvankelijk is verklaard.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het algemeen bestuur zijn bezwaar tegen het besluit van 22 september 2014 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat hij de machtigingen van [appellant A] en [appellant B], namens wie hij mede bezwaar heeft gemaakt, bij de indiening van het bezwaarschift bij het stadsdeel heeft overgelegd.
2.1. Het algemeen bestuur heeft geen machtigingen van [appellant A] en [appellant B] aangetroffen bij het bezwaarschrift. Het heeft [appellant] bij brief van 9 januari 2015 verzocht om een afschrift van de machtigingen van [appellant A] en [appellant B]. Op deze brief heeft [appellant] niet gereageerd. Na een daartoe strekkend verzoek heeft [appellant] de machtigingen evenmin op de hoorzitting van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften van stadsdeel Oost overgelegd. Nu niet is vast komen te staan dat [appellant] rechtsgeldig namens [appellant A] en [appellant B] bezwaar heeft gemaakt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het algemeen bestuur het bezwaar in zoverre terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Nu [appellant] geen zicht heeft op het project, zijn woning zich op geruime afstand van het project bevindt en de ruimtelijke uitstraling van het project gering is, bestaat ook anderszins geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het algemeen bestuur [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar tegen het besluit van 22 september 2014.
Het betoog faalt.
3. Voor zover het hoger beroep van [appellant] aldus moet worden begrepen dat hij betoogt dat de rechtbank heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de Grondwet door de aangevallen uitspraak niet naar het door hem opgegeven adres te verzenden, faalt dit betoog. [appellant] heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Niet valt in te zien dat hij in zijn belangen is geschaad door de onjuiste adressering.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Michiels w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016
531.