ECLI:NL:RVS:2016:3270

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
201601494/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen herziening zorgtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2016, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, genomen op 21 augustus 2014, herzag het aan [appellant] verstrekte voorschot zorgtoeslag over het jaar 2014 en stelde dit op nihil. Dit besluit werd later bevestigd in een besluit op bezwaar van 13 januari 2016, waarin werd gesteld dat de partner van [appellant] vanaf 21 mei 2014 geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dat [appellant] daarom geen recht had op zorgtoeslag.

Tijdens de zitting op 17 november 2016 werd de zaak behandeld, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was door drs. J.G.C. van de Werken. [appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij geen recht had op zorgtoeslag, omdat zijn partner Nederland had verlaten op 23 oktober 2014 en pas op 22 mei 2015 terugkeerde. De Belastingdienst/Toeslagen stelde echter dat [appellant] deze argumenten voor het eerst in hoger beroep had aangevoerd, en dat hij deze eerder bij de rechtbank had moeten indienen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellant] geen andere gronden in hoger beroep had aangevoerd en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 december 2016.

Uitspraak

201601494/1/A2.
Datum uitspraak: 7 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2016 in zaak nr. 15/6697 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] verstrekte voorschot zorgtoeslag over het jaar 2014 herzien en op nihil gesteld.
Bij besluit van 13 januari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de thans in geschil zijnde periode van juni tot en met december 2014, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 januari 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam aldaar, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is sinds 4 maart 2012 gehuwd met [persoon]. [persoon] heeft op 7 november 2013 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, maar die aanvraag is bij besluit van 16 januari 2014, gehandhaafd bij besluit van 21 mei 2014, door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. Het door [persoon] daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 26 september 2014 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 21 augustus 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, voor zover thans van belang, het voorschot zorgtoeslag aan [appellant] voor de periode juni tot en met december 2014 op nihil gesteld en deze beslissing uiteindelijk bij besluit op bezwaar van 13 januari 2016 gehandhaafd.
2. Aan het besluit van 13 januari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de partner van [appellant] vanaf 21 mei 2014 vanwege een ontbrekende verblijfstitel geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dat hij om die reden vanaf juni 2014 geen recht had op zorgtoeslag.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen recht heeft op zorgtoeslag. Daartoe voert hij aan dat zijn partner op 23 oktober 2014 Nederland heeft verlaten en pas op 22 mei 2015 weer naar Nederland is teruggekeerd, hetgeen volgens hem ook blijkt uit de door hem overgelegde kopieën van vliegtickets en het paspoort van zijn partner. Nu zijn partner vanaf 23 oktober 2014 niet meer in Nederland verbleef, kan zij vanaf dat tijdstip niet meer als zijn toeslagpartner worden aangemerkt.
3.1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich in hoger beroep terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] deze grond en de daaraan ten grondslag liggende feiten voor het eerst in hoger beroep heeft aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank, en er geen reden is waarom het betoog niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd, [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, en [appellant] noch zijn gemachtigde ter zitting zijn verschenen voor een toelichting, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.
4. Nu [appellant] geen andere gronden in hoger beroep heeft aangevoerd, is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016
705.