ECLI:NL:RVS:2016:3272

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
201600064/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling exploitatievergunning Ducru Invest voor passagiersvervoer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2015. De rechtbank had geoordeeld dat het college ten onrechte de aanvraag van Ducru Invest om een exploitatievergunning voor het vervoeren van passagiers met het vaartuig 'Indian Runner' buiten behandeling had gesteld. De aanvraag was op 6 maart 2014 door het college buiten behandeling gesteld omdat de ingediende tekening niet voldeed aan de eisen. Ducru Invest had een tekening ingediend, maar het college vond dat de maatvoering niet ondubbelzinnig was. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid niet tot buitenbehandelingstelling had kunnen overgaan, omdat Ducru Invest de maatvoering had vermeld en het college onvoldoende had gecommuniceerd over de vereisten voor de tekening. Het college ging in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college de aanvraag ten onrechte buiten behandeling had gesteld en dat het college de proceskosten moest vergoeden aan Ducru Invest. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van bestuursorganen naar aanvragers en de noodzaak om aanvragers de kans te geven om eventuele gebreken in hun aanvraag te herstellen.

Uitspraak

201600064/1/A3.
Datum uitspraak: 7 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2015 in zaak nr. 14/7761 in het geding tussen:
Ducru Invest
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2014 heeft het college de aanvraag van Ducru Invest om een exploitatievergunning voor het vervoeren van passagiers met het vaartuig "Indian Runner" buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 15 oktober 2014 heeft het college het door Ducru Invest daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2015 heeft de rechtbank het door Ducru Invest daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 oktober 2014 vernietigd en het college opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Ducru Invest heeft een verweerschrift ingediend. Ducru Invest heeft tevens hoger beroep ingesteld.
Ducru Invest heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2016, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.G. Blees en mr. A. Weijenberg, beiden werkzaam bij Waternet, en Ducru Invest, vertegenwoordigd door mr. H.C.H. Ghijsen, juridisch adviseur te Middelburg, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 15 december 2013 heeft Ducru Invest een aanvraag om een exploitatievergunning voor het vervoeren van passagiers met het passagiersvaartuig "Indian Runner" ingediend.
Het college heeft bij brief van 29 januari 2014 Ducru Invest bericht dat haar aanvraag niet volledig is. Het college heeft haar verzocht de ontbrekende gegevens aan te vullen, waaronder "tekeningen waaruit de maatvoering (lengte/breedte) ondubbelzinnig blijkt (maatlijnen bij het vaartuig)". In deze brief is aan Ducru Invest medegedeeld dat indien de ontbrekende gegevens niet uiterlijk op 12 februari 2014 zijn ingediend, de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld. Voorts is medegedeeld dat indien de ontbrekende gegevens tijdig zijn ingediend, maar deze niet voldoen aan de eisen, de aanvraag zal worden afgewezen. Ducru Invest heeft bij brief van 11 februari 2014 een tekening overgelegd.
2. Het college heeft aan het besluit van 6 maart 2014 ten grondslag gelegd dat de door Ducru Invest overgelegde tekening inhoudelijk niet voldoet, omdat de totale lengte en breedte van het passagiersvaartuig niet duidelijk uit de tekening zijn af te leiden. Gelet op het onder 1 vermelde heeft het college de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in verbinding gelezen met artikel 1.2, tweede lid, van de Regeling Passagiersvaart 2013 (hierna: de RPA 2013), buiten behandeling gesteld.
Het college heeft het besluit van 6 maart 2014 in bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 25 september 2014, gehandhaafd. In het advies is vermeld dat Ducru Invest bij haar brief van 11 februari 2014 een tekening op schaal 1:50 heeft overgelegd, waarop met een maatlijn de lengte is vermeld, maar waarop een maatlijn voor de breedte ontbreekt. Tevens is er een vergissing gemaakt ten aanzien van de schaalverdeling met betrekking tot de breedte van het vaartuig. Uit de tekening blijkt derhalve niet ondubbelzinnig wat de maatvoering van het passagiersvaartuig is. Daarnaast is er onduidelijkheid over of het roer van het passagiersvaartuig onderdeel uitmaakt van de lengtemaat "LOD", omdat deze term niet "lengte over alles", maar "lengte over dek" inhoudt. Gelet op het vorenstaande is de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld, aldus het advies.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de maatvoering van een vaartuig voor een aanvraag als de onderhavige van groot belang is. Vaststaat dat Ducru Invest in haar aanvraagformulier de maatvoering van de "Indian Runner" heeft vermeld, maar geen tekening heeft bijgevoegd. Dit heeft zij bij brief van 11 februari 2014 alsnog gedaan. Volgens de rechtbank valt uit het besluit van 15 oktober 2014 af te leiden dat de omstandigheid dat de tekening niet op een schaal van 1:100, maar 1:50 is voor het college niet doorslaggevend is geweest om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Gelet op de lengte en breedte van het vaartuig ligt het volgens de rechtbank ook niet voor de hand onverkort aan die schaal vast te houden.
De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat de maatvoering zowel wordt vermeld naast de tekening als op de tekening. Voor zover de maten voor het college onvoldoende duidelijk waren, had het college naar het oordeel van de rechtbank aan Ducru Invest een nadere toelichting moeten vragen alvorens de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dat dat in andere zaken niet is gedaan, maakt niet dat het college in deze zaak zonder meer tot buitenbehandelingstelling kon overgaan. In dat verband wijst de rechtbank erop dat het college in zijn brief van 29 januari 2014 aan Ducru Invest heeft medegedeeld dat als zij de ontbrekende gegevens niet uiterlijk op de gevraagde datum heeft overgelegd, de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld en dat de aanvraag zal worden afgewezen als de gevraagde gegevens tijdig zijn ingediend, maar niet voldoen aan de eisen. Het college kon dan ook
in redelijkheid niet van zijn bevoegdheid gebruik maken om de aanvraag buiten behandeling te stellen, aldus de rechtbank.
4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot dat oordeel is gekomen. Het voert daartoe aan dat het meer dan een keer aan Ducru Invest heeft medegedeeld dat van haar werd verwacht dat ze tekeningen zou overleggen waaruit de maatvoering (lengte/breedte) ondubbelzinnig blijkt en waarbij maatlijnen bij het vaartuig staan vermeld. Volgens het college heeft Ducru Invest dat niet gedaan nu op de overgelegde tekeningen het berghout aan de voorzijde en het roer niet in de maatvoering zijn meegenomen en er geen breedtemaat is vermeld. Nu volgens het college bij het bieden van een termijn voor het herstellen van een verzuim duidelijk is medegedeeld wat van Ducru Invest werd verwacht, dient het niet op de juiste wijze aanleveren van de gevraagde gegevens voor haar rekening en risico te komen. Het college voert voorts aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college een nadere toelichting aan Ducru Invest had moeten vragen alvorens de aanvraag buiten behandeling te stellen. Volgens het college komt dit erop neer dat een tweede hersteltermijn zou worden geboden, hetgeen niet aan andere aanvragers is gedaan en aldus een onterechte ongelijke behandeling met zich brengt. Dat in de brief van 29 januari 2014 is vermeld dat als Ducru Invest de ontbrekende gegevens niet uiterlijk op de gevraagde datum heeft overgelegd, de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld en dat de aanvraag zal worden afgewezen als de gevraagde gegevens tijdig zijn ingediend, maar niet voldoen aan de eisen, maak dit niet anders, aldus het college.
4.1. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 1.2.2. van de Verordening op het binnenwater 2010 kan het college nadere regels stellen omtrent het gebruik van formulieren, het gebruik van meetmethoden, het verstrekken van gegevens en de wijze van vaststelling van feiten met betrekking tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen.
Ingevolge artikel 1:2, tweede lid, van de RPA 2013 moet een vergunning worden aangevraagd middels een door of namens het college beschikbaar gesteld en volledig ingevuld aanvraagformulier.
4.2. In het aanvraagformulier is onder meer opgenomen dat bij de aanvraag een "tekening van het vaartuig, schaal tenminste 1:100 waaruit de maatvoering blijkt" dient te worden overgelegd. Bij de nadere toelichting op het aanvraagformulier is het volgende vermeld: "maatvoering is aangeduid met lengte x breedte, hiermee kunt u aanduiden in welk segment uw vaartuig valt". In de herstelverzuimbrief van 29 januari 2014 heeft het college Ducru Invest erop gewezen dat zij "tekeningen waaruit de maatvoering (lengte/breedte) ondubbelzinnig blijkt (maatlijnen bij het vaartuig)" dient in te leveren. Naar aanleiding van deze brief heeft Ducru Invest een tekening overgelegd, waarop zowel lengte- als breedtematen zijn vermeld.
De Afdeling stelt vast dat uit het aanvraagformulier niet eenduidig blijkt op welke wijze de lengte- en breedtematen van het passagiersvaartuig op de tekening moeten worden vermeld. Evenmin blijkt dat uit de herstelverzuimbrief. Ter zitting van de Afdeling heeft het college medegedeeld dat eind januari 2014 op de website van Waternet ten behoeve van de vergunningaanvragers een instructie is geplaatst waarin wordt beschreven aan welke vereisten de tekeningen moeten voldoen en op welke wijze de lengte- en breedtematen moeten worden vermeld. Het college heeft in zijn herstelverzuimbrief nagelaten Ducru Invest op deze instructie te wijzen. De enkele in algemene bewoordingen opgenomen zinsnede dat voor meer informatie de website van Waternet kan worden geraadpleegd, is daartoe onvoldoende.
Gelet hierop mocht het college Ducru Invest niet tegenwerpen dat de totale lengte en breedte van het passagiersvaartuig niet duidelijk uit de tekening zouden zijn af te leiden. Het college heeft de aanvraag van Ducru Invest reeds hierom ten onrechte buiten behandeling gesteld. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Naar aanleiding van het hoger beroep van het college heeft Ducru Invest voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Nu het hoger beroep van het college ongegrond is verklaard, is aan de voorwaarde voor het incidenteel hoger beroep niet voldaan. Het incidenteel hoger beroep van Ducru Invest is vervallen.
7. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
8. Het college moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ducru Invest B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016
176-818.