ECLI:NL:RVS:2016:33

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
201502487/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek met betrekking tot perceel in Hoge Hexel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 12 februari 2015 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft een handhavingsverzoek dat [appellant] had ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Wierden, met betrekking tot een perceel gelegen tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Hoge Hexel. Het college had op 12 maart 2014 het handhavingsverzoek afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. [appellant] stelt dat er op het perceel materialen zijn opgeslagen die niet passen bij de functie van een boomkwekerij, en dat het college daarom handhavend had moeten optreden.

De rechtbank oordeelde dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de opslag van materialen van kleinschalige omvang was en deze goederen als behorend tot de boomkwekerij konden worden gekwalificeerd. [appellant] is het hier niet mee eens en stelt dat de rechtbank onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feiten. Hij wijst erop dat de opslag op het perceel steeds verandert en dat er goederen aanwezig zijn die niet bij een boomkwekerij horen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 november 2015 ter zitting behandeld. Na het horen van de partijen, heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. De Afdeling concludeert dat er op verschillende momenten overtredingen hebben plaatsgevonden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat het college dus wel degelijk bevoegd is om handhavend op te treden. Het hoger beroep van [appellant] is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

201502487/1/A1.
Datum uitspraak: 13 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoge Hexel, gemeente Wierden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 februari 2015 in zaak nr. 14/2631 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2014 heeft het college het handhavingsverzoek van [appellant] met betrekking tot het perceel gelegen tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Hoge Hexel (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 19 augustus 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. W. Visser, en het college, vertegenwoordigd door L. Pak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [belanghebbende] exploiteert op het perceel een boomkwekerij. Verder heeft hij een hoveniersbedrijf. Het college heeft bij besluit van 27 januari 2014 [belanghebbende] een last onder dwangsom opgelegd om alle opslag te weten stenen, hout, zand of andere materialen van het perceel te verwijderen, met uitzondering van kleinschalige (grond)opslag voortkomend uit de boomkwekerij. Volgens [appellant], die naast het perceel woont, zijn opnieuw materialen op het perceel gestald die niet behoren bij een boomkwekerij. Hij heeft verzocht om handhavend optreden om herhaling van de overtreding te voorkomen. Het college heeft dat geweigerd omdat geen sprake is van een overtreding of een klaarblijkelijke dreiging daarvan. De goederen die bij de controles zijn aangetroffen betreffen volgens hem kleinschalige opslag ten behoeve van de boomkwekerij.
2. De rechtbank heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de opslag van kleinschalige omvang is en dat de goederen die blijkens de controlerapporten op het perceel zijn aangetroffen, zijn te duiden als goederen ten behoeve van de boomkwekerij. Dat die goederen ook ten behoeve van een hoveniersbedrijf kunnen worden gebruikt doet daar volgens de rechtbank niet aan af.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. Volgens [appellant] had de rechtbank aanleiding moeten zien voor het oordeel dat het college onvoldoende onderzoek naar de feiten heeft gedaan, nu zij overweegt dat de aangetroffen goederen ook ten behoeve van het hoveniersbedrijf van [belanghebbende] kunnen worden gebruikt. Daarbij miskent de rechtbank volgens [appellant] bovendien dat de opslag telkens wordt ververst en eerder opgeslagen materiaal ook weer wordt afgevoerd. [appellant] concludeert dat het college wel bevoegd is om handhavend op te treden, nu de goederen niet behoren bij de boomkwekerij.
3.1 Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken.
Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Het perceel is bestemd als "Agrarisch met waarden - Landschap" met de nadere functieaanduiding "intensieve kwekerij".
Ingevolge artikel 1.30 van de planregels is een boomkwekerij een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt.
Ingevolge artikel 7.1 zijn, voor zover van belang, de op plankaart voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden bestemd voor:
(…)
i. ter plaatse van de aanduiding "intensieve kwekerij", is het gebruik van de gronden ten behoeve van een boomkwekerij toegestaan.
(…)
3.2 Het college heeft de volgende controlerapporten overgelegd:
- een rapport van 17 februari 2014, waarin wordt geconstateerd dat er voldaan is aan de last. Als bijlage zijn enkele foto’s aangehecht. Op die foto’s is, behoudens enkele stenen en lege pallets, geen opslag te zien;
- een rapport van 12 juni 2014, zonder foto’s, waarin wordt geconcludeerd dat er geen overtredingen zijn geconstateerd;
- een rapport van 17 juni 2014, waarin wordt geconcludeerd dat er geen overtredingen zijn geconstateerd. Als bijlage zijn enkele foto’s aangehecht. Op die foto’s is enige opslag te zien, waaronder in elk geval pallets, kratten, groenafval, een aanhangwagen, een rolcontainer en materiaal voor irrigatie;
- een rapport van 28 mei 2015 met als bijlage enkele foto’s. Blijkens het rapport en de foto’s zijn op het perceel onder meer borderstenen, bakstenen, metalen palen voor een hekwerk, bloembakken, houten balken en palen, metalen hekwerken, schuttingdelen en zakken witte grindsteen aangetroffen.
Ook [appellant] heeft enige foto’s overgelegd, die dateren van 19 oktober 2014, 26 november 2014 en 3 december 2014. Op die foto’s zijn onder meer stenen, grond, de rolcontainer en zogenoemde ‘big bags’ te zien.
3.3 Het college heeft niet weersproken dat de opslag op het perceel steeds wordt ververst en de situatie dus voortdurend verandert. Gelet hierop bieden de controlerapporten uit 2014 onvoldoende grondslag voor de conclusie dat er geen overtredingen op het perceel plaatsvinden en zullen plaatsvinden. Bij de controle van 28 mei 2015 zijn goederen aangetroffen waarvan niet kan worden gezegd dat die dienen ten behoeve van de boomkwekerij, zoals de borderstenen, de bakstenen, de schuttingdelen en de hekwerken. Uit de foto’s van [appellant] blijkt ook dat op het perceel op 19 oktober 2014, 26 november 2014 en 3 december 2014 goederen aanwezig zijn geweest op het perceel die niet passen bij een boomkwekerij, te weten de stenen en de big bags. Deze vormen van opslag zijn in strijd met het bestemmingsplan. Op verschillende data hebben er derhalve overtredingen plaatsgevonden van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Gelet op hierop is het college bevoegd om handhavend op te treden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit op bezwaar van 19 augustus 2014 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 februari 2015 in zaak nr. 14/2631;
III. verklaart het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wierden van 19 augustus 2014, kenmerk Z-14-05556/UIT-14-07935;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wierden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.030,68 (zegge: tweeduizend dertig euro en achtenzestig cent), waarvan € 1.980,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Wierden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 415,00 (zegge: vierhonderdvijftien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Helder w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016
270.