ECLI:NL:RVS:2016:3311

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
201601525/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Veldhoven en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de appellante

Op 14 december 2016 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, wonend te Veldhoven, en de raad van de gemeente Veldhoven. De zaak betreft een bestemmingsplan dat op 15 december 2015 door de raad is vastgesteld voor een perceel in Veldhoven. De appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest dat de in het plan voorziene ontwikkelingen, waaronder de bouw van een bedrijfsloods en een bedrijfswoning, haar woon- en leefklimaat negatief zullen beïnvloeden. De appellante woont op een perceel dat grenst aan het plangebied en is van mening dat de afstand van de nieuwe bebouwing tot haar woning te kort is, wat kan leiden tot geluid- en lichtoverlast.

De Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke gevolgen van het plan voor de appellante, met name op het gebied van geluidshinder en schaduwhinder. De appellante heeft ook alternatieve inrichtingen voorgesteld die minder nadelige gevolgen voor haar zouden hebben, maar deze zijn niet onderzocht door de raad.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep van de appellante gegrond verklaard en het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven vernietigd. De raad is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren. Tevens is de raad verplicht om het griffierecht aan de appellante te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en de noodzaak om de belangen van omwonenden in overweging te nemen.

Uitspraak

201601525/1/R2.
Datum uitspraak: 14 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Veldhoven,
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2016, waar [appellante], bijgestaan door C.J. Hermans, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Yücesan-van Drunen en ir. S. Spijkers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door H.A.M.W. Kuiten, gehoord.
Overwegingen
1. Het plangebied betreft het perceel [locatie 1] te Veldhoven. Aan de noordkant van dit perceel staat een woonboerderij en iets ten zuidoosten daarvan een stal. De rest van het perceel wordt gebruikt als tuin en weiland. Het plan voorziet niet langer in de bestaande woonboerderij. Voorzien is in de realisatie van een bedrijfswoning elders op het perceel, een bedrijfsloods met een oppervlakte van maximaal 300 m² en het gebruik van de gronden voor een technisch hulpbedrijf. Met name is beoogd te voorzien in een bedrijf in gladheidsbestrijding. De bedrijfsgebouwen mogen maximaal 10 meter hoog worden, met een goothoogte van maximaal 6 meter. [appellante] woont op het westelijk aangrenzende perceel [locatie 2]. Haar woning ligt op ongeveer 2,5 meter van de erfgrens. [appellante] is bovendien eigenaar van de gronden die in een u-vorm rond het perceel [locatie 1] liggen. [appellante] is van mening dat de in het plan voorziene ontwikkelingen op te korte afstand van haar perceel komen. Zij vreest dat haar woon- en leefklimaat zal worden aangetast.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellante] stelt dat de bedrijfsactiviteiten en bebouwing op te korte afstand van haar woning zijn voorzien. Zij vreest dat haar nachtrust zal worden verstoord door geluid- en lichtoverlast. Zij voert hiertoe aan dat de afstand van de beoogde locatie van de loods tot haar woning 13 meter bedraagt en tot de erfgrens 3 meter, terwijl in deze loods - vooral in de avond en nacht - de meeste bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden. Ten onrechte is volgens [appellante] geen onderzoek verricht naar lichthinder. Daarnaast is volgens haar onduidelijk met hoeveel zware voertuigen rekening is gehouden in het verrichte akoestisch onderzoek. [appellante] kan zich voorts niet verenigen met de voorziene bouwhoogte van 10 meter en goothoogte van 6 meter voor de loods. Deze hoogte belemmert haar uitzicht. Ook vreest zij voor schaduwhinder, met name ter plaatse van het terras achter haar woning. [appellante] voert verder aan dat door de voorziene bouwhoogte planschade ontstaat door waardevermindering van haar woning. [appellante] stelt dat zij haar grond ten oosten van het plangebied had willen ruilen tegen de strook grond binnen het plangebied ter hoogte van haar woning. Dit is volgens haar uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een verbetering. [appellante] heeft er op gewezen dat de loods ook op grotere afstand van de erfgrens langs haar woning zou kunnen worden gerealiseerd, zodat zij minder nadelige gevolgen ondervindt.
3.1. De raad heeft gesteld dat is beoogd de bebouwing en de inrichting van het perceel te realiseren zoals weergegeven in figuur 10 van de plantoelichting. Bij de beoordeling van de akoestische gevolgen van het plan voor [appellante] is van deze inrichting uitgegaan. Verder heeft de raad gesteld dat gelet op de representatieve bedrijfssituatie, waarvoor is uitgegaan van een bedrijf in gladheidsbestrijding met enkele nachtelijke ritten per jaar, een beperkte hoeveelheid verkeersbewegingen en daarmee gepaard gaande hinder te verwachten valt. In het akoestisch onderzoek staat met hoeveel zware voertuigen rekening is gehouden.
Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was geen onderzoek verricht naar mogelijke schaduwhinder die [appellante] als gevolg van het plan zou kunnen ondervinden. De raad heeft voor de zitting een bezonningsstudie overgelegd. Volgens deze studie valt tijdens de ochtend schaduw van de loods en de voorgeschreven landschappelijke inpassing met bomen op gronden achter de woning van [appellante]. Dit is name het geval in de winterperiode. Vanaf 13.00 uur werpen de voorziene bebouwing en bomen geen schaduw meer op de gronden van [appellante]. Ook de bezonningsstudie is gebaseerd op een inrichting van het plangebied zoals weergegeven in figuur 10 van de plantoelichting.
Over de door [appellante] verzochte grondruil is geen overeenstemming bereikt tussen de betrokken eigenaren. Volgens de raad zou een grondruil mogelijk bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke situatie, maar voldoet het plan ook zonder grondruil aan een goede ruimtelijke ordening.
3.2. Op de verbeelding is aan het noordelijke gedeelte van de gronden aan de [locatie 1] de bestemming "Bedrijf - 1" toegekend met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - technisch hulpbedrijf" en een bouwvlak met de aanduiding "maximum oppervlakte (m²) = 300" weergegeven. Binnen het bouwvlak is voorts de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - onbebouwd" weergegeven ter plaatse van een strook grond van ongeveer 10 meter breed ter hoogte van de woning van [appellante].
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef e onder a, van de planregels zijn de op de verbeelding voor "Bedrijf - 1" aangewezen gronden bestemd voor een technisch hulpbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - technisch hulpbedrijf", voorzover deze naar aard en invloed op het milieu en woon- en leefklimaat vergelijkbaar is met bedrijfsactiviteiten welke maximaal behoren tot de categorie 2 als opgenomen in bijlage 1 "Lijst van bedrijfsactiviteiten".
3.3. De raad heeft de akoestische gevolgen van het plan voor [appellante] beoordeeld op basis van het rapport "Akoestisch onderzoek technisch hulpbedrijf [locatie 1] te Velhoven", dat op 4 december 2015 is uitgebracht door Gbs milieuadvies, (hierna: het akoestisch rapport). Volgens het akoestisch rapport kan in de representatieve bedrijfssituatie bij de woning van [appellante] worden voldaan aan zowel de in de artikelen 2.17 en volgende van de in het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde grenswaarden als aan de geluidwaarden in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de brochure "Bedrijven en Milieuzonering", editie 2009, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij deze beoordeling is als uitgangspunt gehanteerd dat het plangebied wordt ingericht volgens figuur 10 van de plantoelichting. Daarin is onder meer weergegeven dat de loods wordt gerealiseerd op een afstand van ongeveer 13 meter achter de achtergevel van de woning van [appellante] en dat de ontsluitingsweg naar deze loods voor zware motorvoertuigen langs de oostzijde van het perceel wordt gerealiseerd. Verder is ervan uitgegaan dat nabij de perceelsgrens van [appellante] aan de westzijde geen hinderveroorzakende bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden.
3.4. Naar het oordeel van de Afdeling dient bij de beoordeling van de mogelijke geluidhinder te worden uitgegaan van een maximale invulling van het plan. Het gaat in dit geval om de kortst mogelijke afstand tussen de woning van [appellante] en de gronden waarop bedrijfsactiviteiten kunnen plaatsvinden en waar bebouwing kan worden gerealiseerd. Het plan staat er niet aan in de weg dat de loods op een afstand van ongeveer 13 meter van de perceelsgrens niet alleen achter, maar ook op nagenoeg gelijke hoogte met de woning van [appellante] wordt gerealiseerd. Ook kunnen de voorziene bedrijfsactiviteiten, waaronder het rijden met zware voertuigen, plaatsvinden op alle gronden met de bestemming "Bedrijven - 1" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - technisch hulpbedrijf", derhalve tot op de perceelgrens van [appellante] en ook daar waar bebouwing is uitgesloten. De akoestische gevolgen daarvan zijn niet onderzocht.
De Afdeling stelt verder vast dat het plan niet in de weg staat aan een andere inrichting van het plangebied dan de inrichting waar de raad ook bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor het uitzicht, licht- en schaduwhinder voor [appellante] is uitgegaan. Niet is uitgesloten dat (nachtelijke) bedrijfsactiviteiten nabij de perceelsgrens van [appellante] kunnen plaatsvinden. Voorts voorziet het plan in niet nader genoemde technische hulpbedrijven, zodat evenmin is uitgesloten dat intensiever verkeer zal plaatsvinden dan bij de onderzochte situatie van een bedrijf in gladheidsbestrijding. De gevolgen van een andere inrichting met de loods en de ontsluitingsweg voor het uitzicht, licht- en schaduwhinder voor [appellante] zijn evenmin onderzocht.
Voorts heeft [appellante] gewezen op een alternatieve inrichting, waarbij de loods op een grotere afstand van haar woning wordt gerealiseerd. Zij zal dan minder geluidoverlast ondervinden van de werkzaamheden die in de loods worden verricht en ook zal zij minder tot geen schaduwhinder ondervinden op haar perceel, met name ter plaatse van het terras achter haar woning.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad de gevolgen van het plan en de alternatieven die binnen dat plan mogelijk zijn onvoldoende onderzocht. Het plan is dan ook niet voorbereid met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid. Het standpunt van de raad dat het plan ook zonder grondruil voldoet aan een goede ruimtelijke ordening kan dan ook niet zonder meer worden gevolgd.
Het betoog slaagt.
4. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Opdracht
5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 15 december 2015 waarbij het bestemmingsplan "[locatie 1]" is vastgesteld;
III. draagt de raad van de gemeente Veldhoven op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Veldhoven aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2016
429-743.