ECLI:NL:RVS:2016:3411

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
201600444/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bestuursdwang en verwijdering caravan op agrarisch perceel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal, waarbij hem onder oplegging van bestuursdwang is gelast de caravan van zijn perceel te verwijderen en het gebruik van het perceel als woon- of verblijfplaats te staken. Het college had eerder, op 11 augustus 2015, deze beslissing genomen, omdat de bewoning van de caravan in strijd was met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', dat de bestemming 'Agrarisch' heeft. De rechtbank Limburg had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 november 2016 behandeld. [appellant] voerde aan dat het college had moeten afzien van handhavend optreden vanwege bijzondere omstandigheden, zoals het ontbreken van alternatieve woonruimte. Het college had in mei 2015 een woning aangeboden in het kader van het project 'Housing First', maar [appellant] had deze geweigerd, omdat deze niet voldeed aan zijn wensen. De Afdeling oordeelde dat het college zich voldoende had ingespannen om alternatieve woonruimte te bieden en dat het handhavend optreden gerechtvaardigd was.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te oordelen dat het college van handhavend optreden had moeten afzien. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201600444/1/A1.
Datum uitspraak: 21 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Voerendaal,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 9 december 2015 in zaak nrs. 15/3464 en 15/3465 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal.
Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2015 heeft het college [appellant] onder oplegging van bestuursdwang gelast de caravan van het perceel [locatie] te Voerendaal (hierna: het perceel) te verwijderen en het gebruik van het perceel als woon- of verblijfplaats te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 24 november 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2016, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.L.E. Laudy, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] woonde ten tijde van het besluit van 11 augustus 2015 ongeveer vijf jaar in de caravan op het perceel. Het college heeft de bewoning van de caravan enige tijd toegestaan als tijdelijke oplossing om te voorkomen dat [appellant] dakloos zou worden. Het college heeft in mei 2015 in het kader van het project "Housing First" aan [appellant] andere woonruimte aangeboden. Nadat deze woning door [appellant] is geweigerd is het college overgegaan tot handhavend optreden tegen de caravan. De caravan is op 27 november 2015 in opdracht van het college verwijderd.
2. De aanwezigheid van de caravan op het perceel, alsmede de bewoning ervan, zijn in strijd met de in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2013" op het perceel rustende bestemming "Agrarisch". Voor het plaatsen van de caravan is voorts nimmer een omgevingsvergunning verleend.
3. De conclusie is dat is gehandeld in strijd met 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college wegens bijzondere omstandigheden van handhavend optreden tegen de caravan en de bewoning ervan had moeten afzien. Volgens hem wegen zijn belangen bij het behoud van de caravan op het perceel zwaarder dan het algemeen belang bij verwijdering ervan. Daartoe voert hij aan dat ten tijde van de oplegging van de last onder bestuursdwang geen alternatieve woonruimte voor hem beschikbaar was. De door het college in het kader van het project "Housing First" aangeboden woning was volgens hem niet geschikt. Die woning voldeed niet aan zijn wensen, nu hij had verzocht om een woning in een rustige omgeving en hem een appartement in een flat werd aangeboden, aldus [appellant]. Bovendien is het de schuld van de gemeente dat hij in de caravan verbleef, omdat hij met medewerking van de gemeente in 2002 uit zijn vorige woning is gezet, aldus [appellant].
4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er geen reden is om te oordelen dat het college wegens bijzondere omstandigheden van handhavend optreden heeft moeten afzien. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, hoewel het daartoe niet verplicht is, zich er voor heeft ingespannen andere woonruimte voor [appellant] te zoeken en hem in mei 2015 in het kader van het project "Housing First" ook een woning heeft aangeboden. Deze woning is door [appellant] geweigerd, omdat deze volgens hem niet geschikt was. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze woning op dat moment de best haalbare oplossing was. Het college heeft bovendien aan [appellant] te kennen gegeven dat de aangeboden woning kan worden gezien als een overbrugging naar een woning die wel voldoet aan zijn wensen. Het komt voor rekening en risico van [appellant] dat hij de door het college aangeboden hulp niet wenst te accepteren. Dat het college [appellant] in 2002 uit zijn woning zou hebben gezet, wat daar ook van zij, maakt, mede gelet op de door het college aangeboden alternatieve woonruimte, niet dat het college van handhavend optreden tegen de caravan zou moeten afzien.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, griffier.
w.g. Michiels w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016
357-776.