201602485/1/A1.
Datum uitspraak: 28 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2016 heeft het college zijn beslissing om op 9 februari 2016 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 16 maart 2016 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2016, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 9 februari 2016 ter hoogte van de Piet Heinstraat 66 is aangetroffen.
2. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag moeten inzamelmiddelen door de gebruiker van het perceel worden aangeboden op de voor dat perceel vastgestelde inzameldag zoals aangegeven op de huisvuilkalender.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
3. Vast staat dat voor locatie waar de huisvuilzak is aangetroffen vrijdag de vastgestelde inzameldag is. Niet in geschil dat [appellant] de huisvuilzak daar op een andere dag heeft achtergelaten en dat hij daarmee de betreffende bepalingen van de Afvalstoffenverordening en het Uitvoeringsbesluit heeft overtreden.
4. [appellant] betoogt dat de kosten van bestuursdwang hem redelijkerwijs niet of niet geheel in rekening kunnen worden gebracht. Hij heeft de huisvuilzak op maandag 8 februari 2016 na 22.00 uur op de betreffende locatie achtergelaten in de veronderstelling dat het huisvuil op de dag erna zou worden opgehaald. [appellant] stelt dat hij er niet van op de hoogte was dat de inzameldag van huisvuil met betrekking tot die locatie was gewijzigd van dinsdag naar vrijdag.
4.1. Het college heeft zich bij het bestreden besluit onder meer op het standpunt gesteld dat [appellant] van de wijziging van de inzameldag op de hoogte had kunnen zijn vanwege een bewonersbrief van 21 december 2015 waarin bewoners over de gewijzigde inzameldag met ingang van 1 januari 2016 zijn geïnformeerd.
4.2. [appellant] heeft in de bezwaarfase gesteld dat zijn echtgenote wel op de hoogte was van de gewijzigde inzameldag. Tussen partijen is niet in geschil dat het college gelet hierop ervan uit mocht gaan dat de bewonersbrief ook het huisadres van [appellant] heeft bereikt. Nu het college via deze brief kenbaar heeft gemaakt dat voor de betreffende locatie de inzameldag voor huisvuil is gewijzigd van dinsdag naar vrijdag, komt het voor risico van [appellant] dat hij daarvan niet op de hoogte was. Gelet hierop is er in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste hadden behoren te komen.
De beroepsgrond faalt.
5. [appellant] stelt dat de kosten van het verwijderen van de huisvuilzak waarvan het college uitgaat, te weten € 193,58, niet overeenkomen met de werkelijke kosten.
5.1. Het college heeft de kosten van de toepassing van bestuursdwang die op de overtreder worden verhaald voor een eerste overtreding bepaald op € 126,00 per verwijderde huisvuilzak. Volgens het college bedragen de werkelijke kosten € 193,58 per verwijderde huisvuilzak. Bij de berekening daarvan is uitgegaan van de jaarlijkse kosten van het gehele systeem van verwijdering van verkeerd aangeboden huisvuilzakken. Het bedrag bestaat uit verschillende onderdelen, zoals arbeidsloon, transportkosten en administratiekosten. Omdat het college het bedrag van € 193,58 voor een eerste overtreding te hoog vindt, beperkt het het te verhalen bedrag tot € 126,00, hetgeen volgens het college ook vergelijkbaar is met de bedragen die in andere gemeenten worden gehanteerd.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag de werkelijke kosten overstijgt en om die reden niet in redelijkheid op hem kan worden verhaald.
De beroepsgrond faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, griffier.
w.g. Slump
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2016
402.