ECLI:NL:RVS:2016:3481

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
201600013/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gemeentelijke schuldhulpverlening en hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de gemeentelijke schuldhulpverlening aan [appellant] door het college van burgemeester en wethouders van Roermond. Het college heeft op 2 mei 2014 besloten de schuldhulpverlening te beëindigen, omdat [appellant] nieuwe schulden had gemaakt. Dit besluit werd door het college op 9 september 2014 in een besluit tot ongegrondverklaring van het bezwaar bevestigd. De rechtbank Limburg heeft op 30 november 2015 het beroep van [appellant] tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op zittingen op 20 juni 2016 en 29 november 2016. Tijdens deze zittingen is het college vertegenwoordigd door mr. C. Ramacher. De rechtbank had overwogen dat [appellant] niet voldeed aan zijn verplichtingen in het kader van de schuldhulpverlening, met name door het ontstaan van nieuwe schulden bij CZ en Readers Digest. [appellant] heeft in zijn hoger beroep betoogd dat hij ten onrechte geen schuldhulpverlening heeft ontvangen en dat zijn financiële situatie en gezondheidstoestand niet in aanmerking zijn genomen.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de schuldhulpverlening mocht beëindigen. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201600013/1/A2.
Datum uitspraak: 28 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Roermond,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 november 2015 in zaak nr. 14/3261 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Roermond.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2014 heeft het college de gemeentelijke schuldhulpverlening aan [appellant] beëindigd.
Bij besluit van 9 september 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2016, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C. Ramacher, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak wederom ter zitting behandeld op 29 november 2016, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
Achtergrond
1. Het college heeft de voor [appellant] lopende schuldregeling beëindigd, omdat er nieuwe schulden zijn ontstaan. Als eerste wijst het college op een schuld bij CZ, doordat hij de zorgverzekeringspremie voor de maanden april 2012 tot en met oktober 2012 niet heeft voldaan. Hierdoor is hij bij het Zorginstituut Nederland aangemeld als wanbetaler en moet hij een bestuurlijke boete betalen. Het college heeft gepoogd hiervoor buiten de schuldregeling een betalingsregeling te treffen, maar [appellant] heeft geweigerd hieraan mee te werken. Daarnaast is er een schuld bij Readers Digest ontstaan in de periode van 27 februari 2013 tot en met 9 juni 2013. [appellant] kan zich niet met de beëindiging van de regeling verenigen.
De aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft overwogen dat, daargelaten de vraag of de schuld bij CZ als een nieuwe schuld moet worden aangemerkt (gezien het feit dat deze schuld reeds is ontstaan bij aanvang van het schuldhulpverleningstraject), het college zich terecht op het standpunt stelt dat [appellant] niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de schuld bij Readers Digest onmiskenbaar een nieuwe schuld betreft. Het college mocht de schuldregeling daarom beëindigen en mocht zich tevens op het standpunt stellen dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding zouden geven af te zien van beëindiging, aldus de rechtbank.
Relevante regelgeving
3. Volgens artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregel toelating tot de schuldhulpverlening van de gemeente Roermond (hierna: de Beleidsregel) is verzoeker verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende het traject schuldhulpverlening. De medewerking bestaat onder andere uit het nakomen van afspraken, geen nieuwe schulden maken en naleving van de overige afspraken uit het plan van aanpak schuldhulpverlening.
Volgens artikel 5 kan het college besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4.
Ingevolge artikel 9 handelt het college in overeenstemming met bovenstaande beleidsregel, tenzij dat naar het oordeel van het college voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen uitgangspunten, overeenkomstig artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het hogerberoepschrift
4. Zoals [appellant] reeds bij brieven van 23 augustus 2016 en 20 september 2016 is bericht, ziet de Afdeling in hetgeen hij heeft aangevoerd geen aanleiding getuigen op te roepen en deskundigen te benoemen en op te roepen, omdat dit redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van zijn hogerberoepschrift. Evenmin heeft de Afdeling, zoals [appellant] eveneens in voornoemde brief van 23 augustus 2016 is bericht, in hetgeen hij naar voren heeft gebracht aanleiding gezien zijn hogerberoepschrift gevoegd of anderszins gelijktijdig te behandelen met zijn hogerberoepschrift in zaaknummer 201605810/1/A2.
5. Voor zover [appellant] betoogt dat de beslissing op bezwaar niet bevoegd is genomen, faalt dit betoog. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit het door het college in beroep overgelegde mandaatbesluit van de gemeente Roermond blijkt dat de directeur van de sector Burgers en Samenleving bevoegd was namens het college op [appellant]s bezwaar te beslissen. In hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht is evenmin grond gelegen voor het oordeel dat de besluitvorming in strijd met het verbod op vooringenomenheid tot stand is gekomen.
6. [appellant] onderbouwt in zijn hogerberoepschrift voorts zijn slechte financiële situatie en geeft hiervoor meerdere verklaringen. Ook heeft hij hierin zijn gezondheidstoestand uiteengezet. Tenslotte geeft hij te kennen dat hij door verschillende instanties en personen onheus is bejegend, hetgeen zich niet verdraagt met nationaal, Europees en internationaal recht. Hij concludeert dat hem ten onrechte schuldhulpverlening is onthouden.
6.1. [appellant] bestrijdt niet dat hij een nieuwe schuld bij CZ heeft gemaakt en heeft niet onderbouwd waarom het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij bovendien een nieuwe schuld heeft gemaakt bij Readers Digest. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] zijn aan de schuldhulpverlening verbonden verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank heeft bovendien terecht overwogen dat het college zich op standpunt mocht stellen dat [appellant] geen bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat de beëindiging van de regeling onevenredig is in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen belangen. Gelet hierop heeft de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Beleidsregel, terecht geoordeeld dat het college het schuldhulpverleningstraject van [appellant] mocht beëindigen. Hetgeen [appellant] overigens heeft betoogd en de stukken die hij ter ondersteuning van zijn betoog heeft overgelegd leiden niet een ander oordeel.
6.2. Het betoog faalt.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Nu het besluit op bezwaar van 9 september 2014 rechtmatig is, dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2016
480.