ECLI:NL:RVS:2016:3490

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
201605540/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan en verzoek tot herziening op basis van nieuwe feiten

Op 28 december 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] om herziening van een eerdere uitspraak van 13 april 2016. Dit verzoek was gericht tegen de uitspraak van de Afdeling van 17 februari 2016, waarin het verzet van [verzoeker] ongegrond was verklaard. De herziening werd aangevraagd op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een onherroepelijke uitspraak te herzien indien er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die voor de uitspraak niet bekend waren.

In deze zaak betoogde [verzoeker] dat het besluit van 24 juni 2013, waarbij het bestemmingsplan "Drechterland Zuid" was vastgesteld, door de Afdeling was vernietigd. Hierdoor zou de raad niet in staat zijn geweest om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen met dezelfde bestemming voor het perceel [locatie] te Hem. [verzoeker] stelde dat de eerdere uitspraken van de Afdeling in strijd met het recht waren, omdat deze niet rekening hielden met de vernietiging van het bestemmingsplan.

De Afdeling oordeelde echter dat [verzoeker] geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet eerder bekend waren. Zijn argumenten waren een herhaling van eerder ingediende stellingen. Daarom werd geconcludeerd dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in de Awb. Het verzoek tot herziening werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201605540/1/R1.
Datum uitspraak: 28 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016, in zaak nr. 201509063/3/R1.
Procesverloop
Bij uitspraak van 13 april 2016, in zaak nr. 201509063/3, heeft de Afdeling het verzet van [verzoeker] tegen de uitspraak van de Afdeling van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1605, ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2016.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Aan het verzoek tot herziening heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat nu het besluit van 24 juni 2013, waarbij het bestemmingsplan "Drechterland Zuid" is vastgesteld, door de Afdeling, voor zover dit ziet op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel [locatie] te Hem, is vernietigd, de raad niet opnieuw een bestemmingsplan heeft kunnen vaststellen waarin aan voormeld perceel dezelfde bestemming is toegekend. Voormelde uitspraken van de Afdeling van 17 februari 2016 en 13 april 2016 zijn volgens hem gelet daarop in strijd met het recht.
3. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. Zijn betoog betreft enkel een herhaling van argumenten die de Afdeling ten tijde van de uitspraak van 13 april 2016 reeds bekend waren. Gelet daarop is niet voldaan aan de voorwaarden voor herziening als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2016
603.