ECLI:NL:RVS:2016:350

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
201506860/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor brandweerkazerne in Loosdrecht

Op 2 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Loosdrecht, en de raad van de gemeente Wijdemeren. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Loosdrecht, landelijk gebied noordoost - 2012", dat op 28 mei 2015 door de raad is vastgesteld. De verzoeker heeft bezwaar tegen de bouw van een nieuwe brandweerkazerne op het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4, dat de oude brandweerkazerne vervangt. Hij vreest voor aantasting van zijn uitzicht, privacy en geluidoverlast door de permanente aanwezigheid van brandweerlieden in de nieuwe kazerne.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de raad in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4, omdat de uitruktijd van de brandweer in de dagperiode daar korter is dan op een alternatieve locatie. Ook heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de omvang van de nieuwe brandweerkazerne in de omgeving past en dat de privacy van de verzoeker niet ernstig zal worden aangetast. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoeker niet zo zwaar wegen dat het treffen van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.

Uitspraak

201506860/2/R1.
Datum uitspraak: 2 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Wijdemeren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Loosdrecht, landelijk gebied noordoost - 2012" vastgesteld
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 januari 2016, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. F. Postma, advocaat te Leeuwarden, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. Zweers, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. P.L.M. Schilder Spel, advocaat te Utrecht, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van [verzoeker] heeft de raad ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het plan maakt op het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4 een nieuwe brandweerkazerne mogelijk ter vervanging van de oude brandweerkazerne op dit perceel. De oude brandweerkazerne voldeed niet meer aan de eisen die aan een brandweerkazerne worden gesteld. Voor de bouw van de nieuwe brandweerkazerne is inmiddels een omgevingsvergunning verleend. In de nieuwe brandweerkazerne zal een verdieping met een verblijfsruimte en slaapruimten worden gerealiseerd, zodat brandweerlieden permanent op de brandweerkazerne aanwezig kunnen zijn. [verzoeker] woont op het naastgelegen perceel [locatie]. Hij vreest dat zijn uitzicht en privacy zullen worden aangetast door de nieuwe brandweerkazerne. Ook vreest hij voor meer geluidoverlast. [verzoeker] verzoekt daarom om schorsing van het plandeel voor het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4.
Alternatieve locatie
3. [verzoeker] betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen om de nieuwe brandweerkazerne op het perceel Frans Halslaan 1 te vestigen. Hij wijst er daarbij op dat op dat perceel de uitruktijd van de brandweer in de avond, nacht en het weekend korter is dan op het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4. In die periodes bedraagt op het perceel Frans Halslaan 1 de uitruktijd 2:59 minuten, terwijl op het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4 de uitruktijd 3:13 minuten bedraagt.
3.1. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat de raad in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4 in plaats van het perceel Frans Halslaan 1. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de uitruktijd op het perceel Oud Loosdrechtsedijk 4 in de dagperiode significant korter is dan de uitruktijd op het perceel Frans Halslaan 1. In de dagperiode bedraagt op perceel Oud Loosdrechtsedijk 4 de uitruktijd 3:29 minuten, terwijl op het perceel Frans Halslaan 1 de uitruktijd 4:03 minuten bedraagt. Weliswaar is de uitruktijd op het perceel Frans Halslaan 1 in de avond, nacht en het weekend korter dan op het perceel Oud-Loosdrechtsedijk 4, maar het verschil tussen de uitruktijden is niet zo groot als in de dagperiode. Voorts heeft de raad ter zitting onbestreden toegelicht dat het perceel Frans Halslaan 1 een onbebouwde groenstrook is.
Ruimtelijke inpassing
4. [verzoeker] betoogt dat de omvang van de voorziene brandweerkazerne met een oppervlakte van ongeveer 630 m2 en een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 8 m te groot is en niet in de omgeving past. Hij stelt dat aan hem in het verleden een bouwplan met een oppervlakte van 338 m2 is gepresenteerd. [verzoeker] wijst er ook op dat in de nota van zienswijzen staat dat de goot- en nokhoogte van de voorziene brandweerkazerne is teruggebracht van 6 en 10 m naar 3,5 en 7,7 m.
4.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de oppervlakte van de oude brandweerkazerne al ongeveer 390 m2 bedroeg en dat het altijd de bedoeling is geweest de oppervlakte van de brandweerkazerne uit te breiden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene brandweerkazerne in de omgeving past. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de voorziene brandweerkazerne richting de wegzijde wordt uitgebreid en dat ook de woning van [verzoeker] twee bouwlagen heeft. Wat betreft de nota van zienswijzen heeft de raad ter zitting toegelicht dat met de goot- en nokhoogte van 3,5 en 7,7 m alleen werd gedoeld op de goot- en bouwhoogte van het concrete bouwplan en niet op de goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter zal niet beoordelen of de in het plan mogelijk gemaakte bouwhoogte van 8 m aanvaardbaar is, omdat daarmee geen spoedeisend belang is gemoeid. De verleende omgevingsvergunning heeft immers betrekking op een brandweerkazerne met een goot- en bouwhoogte van 3,5 en 7,7 m.
Uitzicht
5. [verzoeker] betoogt dat het uitzicht vanuit het achterste gedeelte van zijn woning ernstig zal worden aangetast doordat de achterzijde van de voorziene brandweerkazerne vier meter naar achteren is geschoven ten opzichte van een eerder schetsplan. [verzoeker] stelt dat deze verschuiving nooit met hem is besproken. Volgens hem is deze verschuiving ook niet nodig, omdat aan de voorzijde van de voorziene brandweerkazerne, aan de Oud Loosdrechtsedijk, voldoende ruimte is.
5.1. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat verschuiving van het bouwvlak richting de Oud Loosdrechtsedijk niet mogelijk is, omdat aan de voorzijde van de voorziene brandweerkazerne ruimte aanwezig moet zijn voor brandweerwagens om uit te kunnen rijden en voor benodigde parkeerplaatsen voor het politiebureau aan de overzijde van de weg. Voorts heeft de raad toegelicht dat hij rekening heeft gehouden met de belangen van andere omwonenden die bezwaren zouden hebben als de voorziene brandweerkazerne verder naar voren wordt geschoven. Gelet op deze toelichting is de voorzieningenrechter op voorhand van oordeel dat de raad in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht behoefde toe te kennen aan het belang van [verzoeker] bij behoud van een onbelemmerd uitzicht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat het onder het voorheen geldende plan mogelijk was de brandweerkazerne nog verder naar achteren uit te breiden.
Privacy en geluid
6. [verzoeker] vreest voor een aantasting van zijn privacy doordat in de voorziene brandweerkazerne permanent brandweerlieden aanwezig zullen zijn. Ook vreest hij voor meer geluidoverlast als gevolg daarvan. Volgens [verzoeker] ondervond hij in de oude situatie al overlast van brandweerlieden die tijdens de pauzes buiten met luide stem spraken.
6.1. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat de privacy van [verzoeker] niet ernstig zal worden aangetast. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de afstand van de voorziene brandweerkazerne tot de woning van [verzoeker] ongeveer 9 m is. Verder is rondom het perceel van [verzoeker] beplanting aanwezig en kan hij op zijn perceel aan de zijde van de voorziene brandweerkazerne op grond van de planregels een erfafscheiding van 2 m hoog oprichten. Wat betreft de vrees van [verzoeker] voor geluidoverlast van brandweerlieden die buiten pauzeren overweegt de voorzieningenrechter dat dit een kwestie van handhaving van de openbare orde betreft voor zover deze kwestie niet oplosbaar is door afspraken te maken met de brandweer zoals [verzoeker] ook in het verleden heeft gedaan. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter op voorhand niet aannemelijk dat de permanente aanwezigheid van brandweerlieden tot ernstige geluidoverlast voor [verzoeker] zal leiden. Overigens heeft de raad ter zitting te kennen gegeven dat bij de situering van de verschillende ruimten in de voorziene brandweerkazerne rekening zal worden gehouden met de belangen van [verzoeker].
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande wegen de belangen van [verzoeker] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zo zwaar dat het treffen van een voorlopige voorziening is gerechtvaardigd. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Driel Kluit
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2016
703.