ECLI:NL:RVS:2016:44

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
201502975/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplanwijziging en functieaanduiding feestzaal in de gemeente Vlist

Op 13 januari 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Dorpskernen 2014" van de gemeente Vlist, thans Krimpenerwaard. Het geschil ontstond na de wijziging van het bestemmingsplan op 16 december 2014, waarbij de functieaanduiding "feestzaal" werd toegevoegd aan bepaalde percelen. De appellant, een ondernemer die een restaurant en feestzaal exploiteert, stelde beroep in tegen deze wijziging, omdat hij vreesde voor omzetderving door de nieuwe functieaanduiding op nabijgelegen percelen.

De Afdeling oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de toetsing door de Afdeling terughoudend is. De appellant betoogde dat de functieaanduiding "feestzaal" niet handhaafbaar was vanwege onduidelijkheid over de beperkingen aan het gebruik. De raad stelde echter dat de aanduiding juist duidelijkheid bood en dat het gebruik voor commerciële activiteiten zoals bruiloften en feesten mogelijk werd gemaakt.

De Afdeling concludeerde dat de raad voldoende gemotiveerd had toegelicht dat het gebruik van de feestzalen al lange tijd plaatsvond, ook al was dit voorheen niet toegestaan. De belangen van bestaande horecagelegenheden waren in de besluitvorming betrokken, en de Afdeling oordeelde dat de vrees van de appellant voor concurrentie niet voldoende was om de functieaanduiding uit te sluiten. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201502975/1/R4.
Datum uitspraak: 13 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], handelend onder de namen [namen], gevestigd te Stolwijk, gemeente Vlist, thans: Krimpenerwaard,
en
de raad van de gemeente Vlist, thans: Krimpenerwaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskernen 2014" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.P.V. den Engelsman, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door R.A. Advocaat, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting stichting Cultureel Centrum Concordia, vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] exploiteert op het perceel [locatie] te Stolwijk een restaurant en een feestzaal. Het beroep is gericht tegen de functieaanduiding "feestzaal" die betrekking heeft op de percelen Jan Steenlaan 16b te Stolwijk en Concordiaplein 1 te Haastrecht. [appellant] vreest omzetderving voor zijn feestzaal doordat op de locaties van "Het Kwartier" (voorheen: "De Stolp") en "Concordia" ook een feestzaal mogelijk wordt gemaakt.
3. De percelen Jan Steenlaan 16b te Stolwijk en Concordiaplein 1 te Haastrecht hebben de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "feestzaal".
Ingevolge artikel 10, lid 10.1, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:
a. overheids-, medische-, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, ouderenzorg, kinderdagverblijven en kinderopvang;
(…)
e. ter plaatse van de aanduiding "feestzaal", tevens voor zaalverhuur ten behoeve van bruiloften en partijen zoals beschreven in artikel 1.29 van deze regels
(…).
Ingevolge artikel 1, lid 1.29, wordt onder feestzaal verstaan: zaalruimte die onderdeel is van een maatschappelijke bestemming en naast de maatschappelijke functies tevens gebruikt mag worden voor zalenverhuur ten behoeve van bruiloften, feesten en partijen.
4. [appellant] betoogt dat de functieaanduiding "feestzaal" niet handhaafbaar is, omdat onduidelijk is welke beperkingen aan het gebruik als feestzaal zijn gesteld.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met het toekennen van de aanduiding "feestzaal" juist duidelijkheid is gegeven over het toegestane gebruik. De raad heeft ter zitting toegelicht dat beoogd is om hiermee bruiloften, feesten en partijen als commerciële activiteiten mogelijk te maken.
4.2. [appellant] heeft zijn betoog dat onvoldoende beperkingen zijn gesteld aan het gebruik van de feestzalen waardoor deze bepaling niet handhaafbaar is, niet nader onderbouwd. Uit de begripsomschrijving van "feestzaal" in artikel 1, lid 1.29, in samenhang met de bestemmingsomschrijving in artikel 10, lid 10.1, onder e, van de planregels volgt dat de zaalruimte onderdeel uitmaakt van de maatschappelijke bestemming en dat deze zaalruimte, naast het gebruik voor maatschappelijke functies, ook verhuurd mag worden ten behoeve van commerciële activiteiten, te weten bruiloften, feesten en partijen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat deze bepalingen onduidelijk of niet handhaafbaar zijn. Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. [appellant] voert aan dat het gebruik als feestzaal in het voorheen geldende plan niet was toegestaan. Volgens [appellant] is niet inzichtelijk gemaakt dat geen leegstand zal optreden als gevolg van het toekennen van de aanduiding "feestzaal" aan de twee genoemde percelen. Verder heeft de raad volgens [appellant] ten onrechte gesteld dat ter plaatse van "Het Kwartier" voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is. Ter zitting heeft [appellant] gesteld dat uit een verklaring van een makelaar blijkt dat de parkeersituatie ter plaatse matig tot slecht is.
5.1. De raad heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat "Het Kwartier" en "Concordia", naast het gebruik voor maatschappelijke doeleinden, reeds lange tijd worden gebruikt voor de verhuur van zalen voor bruiloften en partijen, maar dat dit gebruik op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan niet was toegestaan. Dat dit gebruik al langere tijd plaatsvindt heeft [appellant] niet weersproken. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad heeft het reeds bestaande gebruik van zaalruimte voor de verhuur ten behoeve van bruiloften, feesten en partijen in dit plan mogelijk gemaakt en hierbij betrokken dat de gebouwen van "Het Kwartier" en "Concordia" hiervoor geschikt zijn door de ligging, bereikbaarheid en parkeermogelijkheden. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat ten noordoosten van "Het Kwartier", op de hoek van de Jan Steenlaan en de Kievitslaan, voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn. [appellant] heeft naar het oordeel van de Afdeling met de enkele verwijzing naar een verklaring van een makelaar niet aannemelijk gemaakt dat zich ter plaatse van "Het Kwartier" een parkeertekort voordoet door het gebruik als feestzaal. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat uit de bestaande praktijk van verhuur van zalen door "Het Kwartier" en "Concordia" blijkt dat hier behoefte aan bestaat en dat voor leegstand niet gevreesd hoeft te worden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad daar niet in redelijkheid van uit heeft kunnen gaan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt dat de belangen van bestaande horecagelegenheden ten onrechte niet bij de besluitvorming zijn betrokken. Volgens [appellant] kunnen de percelen, die een maatschappelijke bestemming hebben, door de functieaanduiding "feestzaal" ten onrechte voor commerciële doeleinden worden gebruikt, waardoor sprake zal zijn van oneigenlijke concurrentie.
6.1. Met de belangen van bestaande horecagelegenheden is volgens de raad rekening gehouden door aan "Concordia" en "Het Kwartier" geen algemene horecabestemming toe te kennen, maar de functieaanduiding "feestzaal", waardoor op deze locaties meer beperkingen gelden dan voor bestaande horeca met een horecabestemming.
6.2. De Afdeling overweegt dat een bestemmingsplan niet dient om concurrentieverhoudingen te regelen. In de enkele vrees van [appellant] voor een daling van de omzet van zijn horecaonderneming als gevolg van het toekennen van de functieaanduiding "feestzaal" aan de voornoemde percelen, behoefde de raad dan ook geen aanleiding te zien om een feestzaal ter plaatse uit te sluiten. Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.
w.g. Van Diepenbeek
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016
780.