201502814/3/R3.
Datum uitspraak: 24 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Ysselsteyn, gemeente Venray,
2. [appellanten sub 2] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Ysselsteyn, gemeente Venray,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Venray,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Timmermannsweg ong. (hoek Kienhout) Ysselsteyn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2015, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. G.H. Blom, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.H.W.M. van Gerven-Weijers en mr. S.E. van der Beele, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
Bij tussenuitspraak van 2 september 2015, in zaak nr. 201502814/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 18 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 10 februari 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 22 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Timmermannsweg ong. (hoek Kienhout) Ysselsteyn" gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop in het besluit van 22 december 2015 het gebrek in het besluit van 10 februari 2015 is hersteld. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 10 februari 2015
1. Het plan voorziet onder meer in drie nieuwe woningen aan de Kienhout ten zuiden van de kern van Ysselsteyn. De woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan de [locatie A] onderscheidenlijk [locatie B] staan op een afstand van ongeveer 25 m vanaf het in het plan voorziene bouwvlak voor deze nieuwe woningen.
De Afdeling heeft in 8.2 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad ter zitting heeft verklaard dat een goothoogte van maximaal 4 m voor de nieuwe woningen aanvaardbaar is en dat hij bereid is de toegestane goothoogte te verlagen tot maximaal 4 m. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit, wat betreft de toegestane goothoogte van maximaal 6 m voor deze woningen, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2. Onder 11 heeft de Afdeling voorts geoordeeld dat het besluit van 10 februari 2015, voor zover voor de woningen aan de Kienhout een goothoogte van maximaal 6 m is toegestaan, is genomen in strijd met artikel 3:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Gelet hierop zijn de beroepen tegen het besluit van 10 februari 2015 gegrond, zodat dit besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 18 weken na verzending daarvan:
- met inachtneming van hetgeen onder 8.2 is overwogen een nieuwe regeling vast te stellen voor de maximaal toegestane goothoogte van de in het plan voorziene drie nieuwe woningen aan de Kienhout; en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het besluit tot wijziging van het plan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Het besluit van 22 december 2015
4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 22 december 2015 het plan gewijzigd vastgesteld. Daarbij is voor de woningen op de gronden aan de Kienhout met de bestemming "Wonen" in een goothoogte voorzien van maximaal 4 m.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot wijziging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. Het besluit van 22 december 2015 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Nu niet is gebleken dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daarbij onvoldoende belang hebben, zijn de beroepen van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 22 december 2015.
7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben naar aanleiding van het besluit van 22 december 2015 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen dit besluit. De van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.
Proceskosten
8. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
De raad dient ten aanzien van het beroep van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venray van 10 februari 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Timmermannsweg ong. (hoek Kienhout) Ysselsteyn" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Venray van 10 februari 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Timmermannsweg ong. (hoek Kienhout) Ysselsteyn", voor zover voor de woningen aan de Kienhout een goothoogte van maximaal 6 m is toegestaan;
III. verklaart de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Venray van 22 december 2015 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Timmermannsweg ong. (hoek Kienhout) Ysselsteyn" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Venray tot vergoeding van bij [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Venray aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:
a. € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellanten sub 1], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellanten sub 2], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Man
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016
629.