201508649/2/R1.
Datum uitspraak: 19 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Heel, gemeente Maasgouw,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingplan "Daelzicht" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De stichting Stichting Daelzicht heeft daartoe in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2016, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door N.J. Brouwers, werkzaam bij Konijnenburg Groep, zijn verschenen. Voorts is de Stichting Daelzicht, vertegenwoordigd door E.R. Frieser, advocaat te Sittard, en L.T.H. Timmermans, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor een deel van de bestaande welzijnsinstelling Daelzicht in Heel.
3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft de eis van belanghebbendheid gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
3.1. [verzoeker] woont op ongeveer 130 m afstand van het plangebied. Tussen het plangebied en de woning van [verzoeker] bevindt zich een rotonde en een stuk grond met een groenbestemming. Gelet op deze afstand acht de voorzieningenrechter het niet uitgesloten dat de Afdeling het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal achten. Deze procedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag of [verzoeker] belanghebbende is. Of [verzoeker] de ruimtelijke gevolgen van het plan kan ondervinden dient in de bodemprocedure nader te worden onderzocht. De voorzieningenrechter gaat er voor de behandeling van dit verzoek vanuit dat [verzoeker] belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
4. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek te voorkomen dat op grond van het plan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend voor de bouw van extra zorgwoningen in het plangebied. Hij vreest met name dat binnen het meest nabij zijn woning gelegen bouwvlak op 130 m afstand bebouwing zal worden gerealiseerd.
4.1. Aan het plangebied is de bestemming "Maatschappelijk - Welzijnsinstelling" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk - Welzijnsinstelling" aangewezen gronden bestemd voor verzorgingswoningen voor lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten, met een maximum van 223.
Ingevolge lid 3.2.1, onder a, moeten gebouwen binnen een bouwvlak worden gebouwd.
4.2. Vaststaat dat in het plangebied 169 permanente zorgwoningen en 44 tijdelijke containerwoningen aanwezig zijn. De 44 tijdelijke woningen staan binnen het bouwvlak dat het meest nabij de woning van [verzoeker] is voorzien. Buiten het plangebied staan 10 tijdelijke containerwoningen. De raad heeft toegelicht dat concrete plannen bestaan om in het noorden van het plangebied een woongebouw voor 54 permanente woningen te bouwen. Het betreft de locatie van een voormalige kloostergebouw dat inmiddels is gesloopt. De 54 tijdelijke woningen binnen en buiten het plangebied zullen worden verwijderd.
4.3. Stichting Daelzicht heeft ter zitting toegelicht dat zij op korte termijn een aanvraag voor een omgevingsvergunning wil indienen voor de ontwikkeling van de 54 woningen op de locatie van het voormalige kloostergebouw. In zoverre is met het verzoek van [verzoeker] een spoedeisend belang gemoeid. Die locatie ligt evenwel op ongeveer 700 m afstand van de woning van [verzoeker]. Deze afstand is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te groot om in dit geval een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang aan te nemen, hetgeen [verzoeker] overigens ook niet heeft bestreden. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter de verwachting dat de Afdeling in de hoofdzaak zal oordelen dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het plan op dit punt en dat het beroep van [verzoeker] in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
4.4. Wat de overige delen van het plan betreft, stelt [verzoeker] terecht dat binnen het meest nabij zijn woning gelegen bouwvlak de mogelijkheid bestaat om nieuwe zorgwoningen te bouwen. Stichting Daelzicht heeft echter ter zitting verklaard dat geen concrete initiatieven bestaan voor ontwikkelingen in het plangebied op andere locaties dan ter plaatse van het voormalige kloostergebouw. Dit volgt ook uit de gemeentelijke nota "Notitie Beeldkwaliteit Daelzicht Heel", vastgesteld door de raad op 8 oktober 2015. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te verwachten zijn. Dit betekent dat thans een spoedeisend belang ontbreekt bij het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
4.5. Mochten de omstandigheden in de tussentijd wijzigen in die zin dat toch initiatieven tot stand komen voor de ontwikkeling van nieuwe zorgwoningen op het terrein, anders dan op de locatie van het kloostergebouw, en daardoor een onomkeerbare situatie wordt gevreesd, dan kan [verzoeker] een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening indienen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat, indien ondanks de genoemde verklaring, de Stichting Daelzicht een aanvraag om een omgevingsvergunning indient voor ontwikkelingen anders dan op de locatie van het voormalige kloostergebouw, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, de raad [verzoeker] hiervan op de hoogte zal stellen, zodat hij zo nodig een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kan indienen.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Van Loo
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016
418-821.