201505216/1/A1.
Datum uitspraak: 16 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2015 in zaak nr. 14/3688 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie Noord.
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2013 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellante] omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een hekwerk op de uitbouw van de woning op het perceel [locatie]te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 mei 2014 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2016, waar [appellante] is verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een balkonhek op de dakrand van de uitbouw ter hoogte van de eerste verdieping van de woning, zodat het dak als dakterras in gebruik kan worden genomen. Ter plaatse is reeds een Frans balkon aanwezig.
Het dagelijks bestuur heeft de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd, omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Bongerd", nu het dakterras is voorzien op een uitbouw die is gebouwd buiten het bouwvlak. Het dagelijks bestuur heeft geweigerd ten behoeve van het bouwplan van het bestemmingsplan af te wijken.
2. [appellante] heeft eerst in hoger beroep betoogd dat voor het bouwplan geen omgevingsvergunning is vereist en dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze gronden niet reeds bij de rechtbank konden worden aangevoerd en [appellante] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, dienen deze gronden buiten beschouwing te blijven.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het dagelijks bestuur in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Daartoe verwijst zij naar dakterrassen op de percelen Annabellaweg 15 en 39. Volgens haar zijn deze dakterrassen zonder daarvoor benodigde omgevingsvergunning gerealiseerd en wordt daar niet handhavend tegen opgetreden. Zij wijst er daarbij op dat deze woningen oorspronkelijk onder hetzelfde bestemmingsplan vielen als haar woning, maar dat voor deze woningen later, toen er geen vraag naar bleek te zijn, wegens voortschrijdend inzicht een ander bestemmingsplan is vastgesteld met andere bouwmogelijkheden, terwijl de situatie bij die woningen visueel, bouwkundig en wat betreft welstand hetzelfde is als bij haar woning.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de gevallen waar [appellante] naar verwijst niet vergelijkbaar zijn met het onderhavige geval. Het bouwplan waarvoor [appellante] omgevingsvergunning heeft gevraagd ziet op een dakterras op een uitbouw dat buiten het bouwvlak is gebouwd. De dakterrassen op uitbouwen aan de Annabellaweg 15 en 39 zijn gerealiseerd op uitbouwen die, anders dan de uitbouw op het perceel, binnen het bouwvlak zijn gebouwd. Nu deze uitbouwen met dakterras binnen het bouwvlak zijn gebouwd, kan daarvoor, zoals door het dagelijks bestuur is toegelicht, anders dan voor het door [appellante] aangevraagde bouwplan, wel een omgevingsvergunning worden verleend. Dat dit het gevolg is van, zoals [appellante] betoogt, voortschrijdend inzicht bij de verkoop van de woningen, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor is overwogen kan voor de dakterrassen op de genoemde percelen alsnog een omgevingsvergunning worden aangevraagd, die door het dagelijks bestuur zou kunnen worden verleend. Anders dan [appellante] betoogt betekent voorts het feit dat voor de dakterrassen op de percelen Annabellaweg 15 en 39 geen omgevingsvergunning is verleend niet dat reeds daarom het door [appellante] gewenste bouwplan ook zonder omgevingsvergunning mag worden gebouwd. Het bouwen zonder omgevingsvergunning is, behoudens de gevallen als bedoeld in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden, zodat daartegen in beginsel door het dagelijks bestuur handhavend moet worden opgetreden.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016
374-776.