201506045/1/A4.
Datum uitspraak: 16 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2015 heeft de minister het saneringsplan A4 Vlietland-N14 vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2016, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. A. Dane en ing. J.A.P. in het 't Zandt, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 december 2014 is het tracébesluit A4 Vlietland-N14 vastgesteld (hierna: het tracébesluit). Het tracébesluit voorziet onder meer in de verbreding van de rijksweg A4 van 2x3 naar 2x4 rijstroken tussen km 38,0 en km 43,6 voor de westelijke rijbaan en tussen km 38,0 en km 42,3 voor de oostelijke rijbaan. Het tracébesluit is bij uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2015 in zaak nr. 201501478/1/R6 (www.raadvanstate.nl) onherroepelijk geworden.
Onafhankelijk van het tracébesluit heeft de minister bij het bestreden besluit het saneringsplan A4 Vlietland-N14 vastgesteld. Het saneringsplan heeft betrekking op het gebied langs de A4 tussen km 38,03 en km 44,58. Het saneringsplan voorziet niet in saneringsmaatregelen, omdat deze niet doelmatig zijn bevonden.
De woning van [appellant] aan de [locatie] ligt op ongeveer 70 m van de A4 en is een saneringsobject als bedoeld in artikel 11.57 van de Wet milieubeheer. [appellant] vreest voor geluidhinder, overlast van fijnstof en waardedaling van zijn woning.
2. Ingevolge artikel 11.59, eerste lid, van de Wet milieubeheer bevat een saneringsplan voor saneringsobjecten de maatregelen die met toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds op de gevel van de saneringsobjecten te beperken tot de streefwaarde van 60 dB.
Ingevolge artikel 11.29, eerste lid, aanhef en onder a, worden bij de voorbereiding van een besluit omtrent het vaststellen of wijzigen van een geluidproductieplafond geluidbeperkende maatregelen niet in aanmerking genomen, indien het treffen daarvan financieel niet doelmatig is met betrekking tot het beperken van de geluidsbelasting van een of meer geluidsgevoelige objecten.
3. [appellant] betoogt dat het saneringsplan ten onrechte niet voorziet in een geluidscherm bij zijn woning. Hij wijst er op dat de geluidsbelasting op zijn woning vanwege de verbreding van de A4 hoger wordt.
3.1. In het akoestisch rapport "Saneringsplan A4 Vlietland-N14" van 11 mei 2015 is geconcludeerd dat het treffen van saneringsmaatregelen in financieel opzicht niet doelmatig is. In het bestreden besluit heeft de minister zich bij deze conclusie aangesloten. [appellant] heeft geen argumenten aangevoerd waarom het akoestisch rapport ondeugdelijk is en het plaatsen van een geluidscherm toch doelmatig moet worden geacht. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister in afwijking van het akoestisch rapport een geluidscherm had moeten plaatsen.
Voor zover [appellant] stelt dat de geluidbelasting als gevolg van het tracébesluit toeneemt overweegt de Afdeling dat in het akoestisch rapport rekening is gehouden met het tracébesluit en de gevolgen daarvan.
De beroepsgrond slaagt niet.
4. [appellant] betoogt voorts dat de verbreding van de A4 zal leiden tot meer fijnstof, terwijl de huidige luchtkwaliteit reeds tot gezondheidsklachten leidt.
4.1. Dit betoog is gericht tegen het tracébesluit, waarin de verbreding van de A4 is vastgelegd. Het kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen.
5. [appellant] betoogt ten slotte dat de verbreding van de A4 zal leiden tot waardevermindering van zijn woning, grond en bijgebouwen.
5.1. Voor zover de gestelde waardevermindering voortvloeit uit het tracébesluit, kan dit in deze procedure niet aan de orde komen.
Voor zover [appellant] betoogt dat de minister in de waardevermindering aanleiding had moeten zien saneringsmaatregelen te treffen, overweegt de Afdeling dat het saneringsplan niet zal leiden tot een hogere geluidsbelasting. Het is dan ook niet aannemelijk dat het saneringsplan zal leiden tot waardevermindering van de woning, grond en bijgebouwen van [appellant]. Reeds daarom heeft de minister hier in redelijkheid geen aanleiding in hoeven zien saneringsmaatregelen te treffen.
De beroepsgrond faalt in zoverre.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016
190-811.