201508340/2/R6.
Datum uitspraak: 5 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te Noordhorn, gemeente Zuidhorn, en anderen (hierna gezamenlijk: [verzoekster]),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Zuidhorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Spoorbrug Zuidhorn" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
Voorts heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoekster] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2015, waar [verzoekster], in de persoon van [gemachtigde], bijgestaan door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Poelstra, werkzaam bij Rho Adviseurs B.V., en M. van Schoonhoven, werkzaam bij Ordito B.V., vergezeld door K. Siegers, werkzaam bij de provincie Groningen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan maakt onder meer het vervangen van de spoorbrug over het Van Starkenborghkanaal in Zuidhorn mogelijk. Het vervangen van deze spoorbrug is één van de projecten in het kader van het programma "Verbetering Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl" van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincies Fryslân en Groningen. De provincies Fryslân en Groningen zijn verantwoordelijk voor de projectleiding van dit programma.
3. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de in het huis-aan-huisblad "Het Westerkwartier" en de Staatscourant gepubliceerde kennisgeving met ingang van 26 maart 2015 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 6 mei 2015. [verzoekster] heeft binnen deze termijn geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4. [verzoekster] betoogt dat het provinciebestuur de indruk heeft gewekt dat voor de ontwikkeling een provinciaal inpassingsplan zou worden vastgesteld, zodat hem niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerpplan bij de raad naar voren heeft gebracht. Ter onderbouwing hiervan voert hij aan dat hij over het project steeds contact heeft gehad met de projectleider van de provincie Groningen en dat voor een ander project in het kader van de opwaardering van de vaarweg Lemmer-Delfzijl, te weten een nieuwe brug in de provinciale weg N355, een provinciaal inpassingsplan is vastgesteld. Hij was dan ook in afwachting van een publicatie van het provinciebestuur.
Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 22 november 2006 in zaak nr. 200602975/1 en 22 augustus 2007 in zaak nr. 200700800/1 betoogt hij voorts de provincie uitdrukkelijk heeft gekozen voor actieve informatievoorziening over het project, zodat hij op deze informatievoorziening mocht vertrouwen. Hij wijst hiertoe op de projectwebsite www.lemmerdelfzijl.nl en de nieuwsbrief in week 15 (2015) waarin staat: "U kunt zich ook aanmelden voor de nieuwsbrieven van de verschillende projecten. Dan mist u niets." en "Wilt u op de hoogte blijven van onze projecten? Kijk dan regelmatig op de site!". In deze nieuwsbrief en op de projectwebsite is echter niets vermeld over de terinzagelegging van het ontwerpplan. Nu deze onverplichte informatievoorziening onvolledig was, terwijl de nieuwsbrief wel volledigheid suggereert, kan hem niet worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht, aldus [verzoekster].
5. De voorzieningenrechter overweegt dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van [verzoekster] behoort om zich door raadpleging van de daarvoor bestemde publicaties, waaronder publicaties van gemeentewege, op de hoogte te stellen van de ruimtelijke ontwikkelingen die voor hem van belang zijn. De omstandigheden dat hij over het project steeds contact heeft gehad met de projectleider van de provincie Groningen en dat voor een ander project in het kader van het programma "Verbetering Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl" een provinciaal inpassingsplan is vastgesteld, ontslaan hem niet van deze eigen verantwoordelijkheid.
Een situatie als aan de orde in de door [verzoekster] genoemde uitspraken van de Afdeling doet zich in deze zaak niet voor, nu in dit geval geen sprake is van een onverplichte publicatie waarin een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting is opgenomen. [verzoekster] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de kennisgeving van terinzagelegging van het ontwerpplan tevens op de projectwebsite of in een nieuwsbrief zou worden geplaatst. In de door [verzoekster] aangehaalde passages uit de nieuwsbrief in week 15 (2015) leest de voorzieningenrechter geen toezegging om belangstellenden tevens via nieuwsbrieven en de website op de hoogte te stellen van de terinzagelegging van het ontwerpplan. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de bedoelde nieuwsbrief in week 15 (2015) tijdens de termijn van terinzagelegging van het ontwerpplan is verzonden, zodat de kennisgeving van terinzagelegging van het ontwerpplan toen reeds was gepubliceerd. Daarnaast kan de inhoud van deze nieuwsbrief niet worden toegerekend aan het gemeentebestuur, terwijl bij de raad de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust.
6. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat het beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Boer
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2016
745-745.