201406738/2/R3.
Datum uitspraak: 30 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A] en [appellant B], gevestigd respectievelijk wonend te Escharen, gemeente Grave (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Grave,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Hommerzaad" vastgesteld
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.P.J.M. Rouwet, advocaat te Mill, en de raad, vertegenwoordigd door A.D. Wessels, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ing. S. Hermsen, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B], bijgestaan door mr. G.H. Blom, alsmede [belanghebbende C], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Bij tussenuitspraak van 29 april 2015, in zaak nr. 201406738/1/R3, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 24 weken na de verzending van deze uitspraak de daarin omschreven gebreken te herstellen en eventuele nieuwe besluiten op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 5 november 2015, in zaak nr. 201406738/3/R3, heeft de Afdeling op verzoek van de raad de hersteltermijn verlengd tot 3 februari 2016.
Bij brief van 21 januari 2016 heeft de raad medegedeeld dat hij op 15 december 2015 heeft besloten het besluit van 22 april 2014 in te trekken.
[appellant] heeft over het besluit van 15 december 2015 een zienswijze naar voren gebracht.
Tegen het besluit van 15 december 2015 heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het plan voorzag in een landgoed met drie landhuizen te Escharen nabij het bedrijfsperceel van [appellant]. In beroep heeft [appellant] zich gekeerd tegen het plan. Met het intrekkingsbesluit van 15 december 2015 is tegemoet gekomen aan dat beroep.
2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
3. Aangezien het beroep tegen het besluit van 22 april 2014 in beginsel moet worden geacht mede te zijn gericht tegen het naar aanleiding van de tussenuitspraak genomen besluit van 15 december 2015, dient het tegen laatstgenoemd besluit ingediende beroepschrift te worden beschouwd als een aanvulling van de gronden van het reeds ingestelde beroep.
4. In zijn zienswijze en het gelijkluidende beroepschrift tegen het intrekkingsbesluit stelt [appellant] dat de raad het plangebied bij de recente vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e herziening" had moeten betrekken. Nu dat niet is gedaan maakt dat plangebied weer onderdeel uit van het bestemmingsplan "Buitengebied 1998", welk plan volgens hem niet te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voorts stelt hij dat de natuurontwikkeling in het ingetrokken plan mede bedoeld was als compensatie voor de woningbouw in het aangrenzende bestemmingsplan "Hof van Esteren", dat met de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2015, in zaak nr. 201403467/1/R3 onherroepelijk is geworden. Verder stelt hij dat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht of de voorziene gezamenlijke verkeersontsluiting in beide bestemmingsplannen en de aan het ingetrokken plan grenzende groenbestemming in het bestemmingsplan "Hof van Esteren" aanpassing behoeven.
4.1. [appellant] kan met een beroep tegen het intrekkingsbesluit geen wijziging van de na die intrekking geldende bestemmingsplannen voor het betreffende en het aangrenzende plangebied bereiken. Deze bestemmingsplannen zijn geen onderwerp van dit geding. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] onvoldoende belang bij beoordeling van het besluit van 15 december 2015, zodat tegen dit besluit geen beroep van rechtswege is ontstaan waarop nog dient te worden beslist.
5. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak onder 14 is overwogen is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 22 april 2014 gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Grave van 22 april 2014 waarbij het bestemmingsplan "Landgoed Hommerzaad" is vastgesteld;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Grave tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.663,99 (zegge: zestienhonderddrieënzestig euro en negenennegentig cent), waarvan € 1.240,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Grave aan [appellante A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. R. Uylenburg en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Boermans
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2016
429.