201500153/2/R3.
Datum uitspraak: 20 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Woerden (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Woerden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieplas Cattenbroek en natuurplas Breeveld" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. T.A. Timmermans, advocaat te Rhenen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.C. Lindeman, A.H. Chaudrom en
ing. R.B.H. Beumers, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 8 juli 2015, in zaak nr. 201500153/1/R3, heeft de Afdeling de raad opgedragen om de in die uitspraak geconstateerde gebreken binnen een termijn van 20 weken te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 5 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieplas Cattenbroek en natuurplas Breeveld" gedeeltelijk gewijzigd vastgesteld.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop in het besluit van 5 november 2015 de gebreken in het besluit van 27 november 2014 zijn hersteld. Van deze gelegenheid heeft [appellant] geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2. Het besluit van 5 november 2015 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Nu niet is gebleken dat [appellant] daarbij onvoldoende belang heeft, is het beroep van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 5 november 2015.
3. In overweging 8 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit van 27 november 2014, voor zover het betreft artikel 1, onder 1.7, 1.17, 1.31 en artikel 6, lid 6.1, onder g, van de planregels, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb en dat het beroep gegrond is. Het besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad onderzoek gedaan naar de ruimtelijke aanvaardbaarheid van evenementen en bij besluit van 5 november 2015 heeft de raad de planregeling voor evenementen gewijzigd vastgesteld.
5. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 5 november 2015 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 5 november 2015. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 27 november 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatieplas Cattenbroek en natuurplas Breeveld" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 27 november 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatieplas Cattenbroek en natuurplas Breeveld", voor zover het betreft artikel 1, onder 1.7, 1.17, 1.31 en artikel 6, lid 6.1, onder g, van de planregels;
III. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 5 november 2015 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatieplas Cattenbroek en natuurplas Breeveld" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Woerden tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Woerden aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Kegge
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2016
459.