ECLI:NL:RVS:2016:872

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
201506946/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Oost De Maten en de bestemming 'Gemengd-2' voor kadastrale percelen

Op 30 maart 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Apeldoorn, en de raad van de gemeente Apeldoorn. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Stadsdeel Zuid-Oost De Maten', dat op 9 juli 2015 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de bestemming 'Gemengd-2' die aan zijn kadastrale percelen is toegekend. Hij stelt dat deze bestemming zijn gebruiks- en bouwmogelijkheden aanzienlijk beperkt in vergelijking met het voorheen geldende plan, dat de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' had. De appellant betoogt dat de raad onterecht de bouwhoogte heeft beperkt tot 8 meter en dat er geen mogelijkheid is voor beroepsuitoefening aan huis.

De Afdeling heeft de zaak op 14 maart 2016 ter zitting behandeld. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de bestemming 'Gemengd-2' passend is voor de appellant, omdat deze bestemming onder andere maatschappelijke voorzieningen toelaat. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat de Afdeling deze beslissingen terughoudend toetst. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid de bestemming 'Gemengd-2' aan de gronden van de appellant heeft kunnen toekennen en dat er geen aanleiding is om de bouwmogelijkheden te verruimen.

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat het beroep van de appellant ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201506946/1/R2.
Datum uitspraak: 30 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Apeldoorn,
appellant,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Stadsdeel Zuid-Oost De Maten" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 maart 2016, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door F.M. van Dijk en M.G.J. Beimer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het bestreden besluit
1. Het plan voorziet in een planologische actualisering voor de wijk De Maten in Apeldoorn. [appellant] heeft in die wijk aan de [locatie 1] twee aaneensluitende kadastrale percelen in bezit. Op het ene staat een praktijkgebouw, en op het andere wenst hij een woning te kunnen bouwen. [appellant] richt zich met name tegen de gebruiks- en bouwmogelijkheden waar het plan voor zijn kadastrale percelen in voorziet.
Toetsingskader bestemmingsplan
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant]
Huisnummering
3. [appellant] richt zich tegen het huisnummer zoals dat volgens hem in het plan aan zijn percelen is toegekend.
3.1. De verbeelding van het plan is geprojecteerd op een topografische ondergrond, om de verbeelding beter leesbaar te maken. In deze ondergrond worden soms huisnummers weergegeven. Aan de ondergrond komt geen juridische betekenis toe. Dat in de ondergrond waarop de verbeelding van het ontwerpplan was geprojecteerd volgens [appellant] onjuiste huisnummers zijn opgenomen, doet aan de rechtmatigheid van het plan dan ook niet af.
Het betoog faalt.
De bestemming "Gemengd 2", bebouwingspercentage en bouwhoogte
4. [appellant] kan zich verder niet verenigen met de bestemming "Gemengd-2" zoals die aan zijn twee kadastrale percelen is toegekend. Volgens [appellant] zijn hiermee de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het voorheen geldend plan - waarbij aan zijn gronden de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" was toegekend - aanzienlijk beperkt, terwijl daar geen reden toe is. Zo zijn (bedrijfs)woningen volgens hem niet meer toegestaan, is er geen mogelijkheid tot beroepsuitoefening aan huis en is het bebouwingspercentage ingeperkt. Volgens [appellant] is het plan in zoverre in strijd met het beeldkwaliteitsplan De Maten en de nota van uitgangspunten die ten behoeve van het plan zijn opgesteld. [appellant] wijst in dit verband voorts op het feit dat woningen binnen de bestemming "Gemengd-1" wel zijn toegestaan.
Daarnaast betoogt [appellant] dat voor zijn percelen ten onrechte een beperking van de bouwhoogte is opgenomen tot 8 m. [appellant] wijst er ook in dit verband op dat het plan in zoverre in strijd is met het beeldkwaliteitsplan.
4.1. Aan het perceel op de [locatie 1] is in het plan de bestemming "Gemengd -2" toegekend, met de aanduidingen ‘bedrijfswoning’, ‘maximum bebouwingspercentage: 75%’ en ‘maximum bouw- en goothoogte: 8 m’.
In het voorheen geldend plan "De Maten" was aan het perceel de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" toegekend, met de aanduiding ‘bouw- en goothoogte: 8 m’.
4.2. In het beeldkwaliteitsplan De Maten staat dat ten aanzien van de verschillende thema’s opgenomen beheercriteria (situering, massa en vorm), het bestemmingsplan maatgevend is.
4.3. In de Nota van uitgangspunten (hierna: Nota) die ten behoeve van het plan is opgesteld, staat dat het gebruik van een deel van de woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening én niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis bij recht wordt toegestaan. Omdat het gaat om activiteiten in een woning (en bijgebouw) op een relatief klein oppervlak, wordt het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten, zeer beperkt gehouden. Deze nieuwe regeling is een verruiming ten opzichte van de regeling in het vorige bestemmingsplan De Maten. Met deze regeling wordt tegemoet gekomen aan de toenemende behoefte (en wens van de wijkraad) om de huidige regeling voor beroep- en bedrijfsactiviteiten aan huis uit te breiden. Verdere verruiming is (vooralsnog) niet wenselijk gezien de kans op overlast voor de woonomgeving, zo staat in de Nota.
4.4. [appellant] richt zich allereerst tegen de bestemming "Gemengd-2" en de in zijn ogen te beperkte planologische mogelijkheden daarvan. Gronden met deze bestemming zijn gelet op artikel 7, eerste lid, van de planregels bestemd voor onder meer maatschappelijke voorzieningen, waaronder apotheken, artsenpraktijken en klinieken. Nu [appellant] in zijn pand een huisartsenpraktijk met apotheek wenst te exploiteren of zijn pand als praktijkruimte wenst te verkopen, heeft de raad deze bestemming in zoverre passend kunnen achten. Voor zover [appellant] wijst op de beperking van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het voorheen geldend plan, overweegt de Afdeling dat - anders dan [appellant] betoogt - op zijn gronden een bedrijfswoning is toegestaan, nu aan het perceel [locatie 1] de aanduiding "bedrijfswoning" is toegekend. De raad heeft daarnaast niet over hoeven gaan tot het toestaan van woningen en mogelijkheden tot beroepsuitoefening aan huis op [appellant]s gronden. Daarbij is van belang dat de Afdeling het standpunt van de raad dat nieuwe woningen kunnen leiden tot beperkingen voor de binnen de bestemming "Gemengd-2" toegelaten functies, redelijk acht. De raad heeft om die reden dan ook kunnen afwijken van het in de Nota opgenomen uitgangspunt dat de mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis bij recht worden toegestaan. Voor zover [appellant] er hierbij op wijst dat binnen de bestemming "Gemengd-1" dergelijke functies wel zijn toegestaan, heeft de raad onweersproken gesteld dat dit bestaande rechten betreft, waarbij de betreffende buurtwinkelcentra zo zijn ingericht dat een combinatie van wonen en detailhandel mogelijk is.
Het betoog faalt.
4.5. Wat betreft het bebouwingspercentage, overweegt de Afdeling als volgt. In het voorheen geldend plan mocht uitsluitend gebouwd worden binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsgrenzen, waarbij het bebouwingspercentage voor het perceel [locatie 1] maximaal 75% betrof. Ook in het voorliggende plan mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak, waarbij voor het perceel [locatie 1] het bebouwingspercentage 75% is opgenomen. Dit betekent dat zowel in het voorliggende als in het voorheen geldende plan binnen de door raad aangegeven bebouwingsgrenzen 75% van dat oppervlak mag worden bebouwd. Nu het bouwvlak niet is gewijzigd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de bouwmogelijkheden voor het perceel van [appellant] ten opzichte van het voorheen geldende plan in zoverre heeft beperkt, noch dat de bebouwingsgrenzen ten onrechte zijn aangepast.
[appellant] wijst er verder op dat in het beeldkwaliteitsplan voor het thema ‘stedelijke bebouwing met gemengde functies’ wat betreft de situering van de kavel, wordt uitgegaan van plaatsing direct aan de straat, en dat dit uitgangspunt voor zijn gronden ten onrechte niet is doorgevoerd. De raad heeft gesteld dat het beeldkwaliteitsplan algemene criteria voor grotere gebieden hanteert, en dat in het bestemmingsplan bezien wordt of daarbij gelet op de gebiedsspecifieke kenmerken ook op gedetailleerder niveau kan worden aangesloten. De raad wijst er in dit verband op dat in het beeldkwaliteitsplan staat dat het bestemmingsplan wat betreft de situering, massa en vorm maatgevend is. Over de situering voor de percelen aan de [locatie 2] heeft de raad gesteld dat hij van belang acht het groene karakter van het nabijgelegen Matenpark voor deze percelen te behouden, zodat bebouwing tot aan de perceelsgrens ongewenst is. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
Voor zover [appellant] heeft gewezen op het feit dat op het perceel [locatie 3] wel is gebouwd tot aan de perceelsgrens, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat voor dit perceel een concreet plan tot uitbreiding is ingediend, waarbij getoetst is aan de locatiespecifieke voorwaarden. Nu [appellant] niet een dergelijk concreet plan heeft ingediend, kon daarmee bij de voorbereiding van de besluitvorming over het bestemmingsplan geen rekening worden gehouden.
Het betoog faalt.
4.6. Ten aanzien van de bebouwingshoogte, stelt de Afdeling voorop dat ook in het voorheen geldend plan de bouw- en goothoogte voor de percelen [locatie 2] was beperkt tot 8 m. [appellant] wijst ook wat betreft de bouwhoogte op de afwijking ten opzichte van het beeldkwaliteitsplan, waarin voor het thema ‘stedelijke bebouwing met gemengde functies’ een bouwhoogte van 12-15 m is opgenomen. Zoals hiervoor onder 4.5 is overwogen zijn in het beeldkwaliteitsplan algemene criteria voor grotere gebieden opgenomen, en is het bestemmingsplan wat betreft de situering, massa en vorm maatgevend. De raad acht voor het perceel van [appellant] verruiming van de bouwhoogte ten opzichte van het voorheen geldend plan niet wenselijk en ook niet noodzakelijk, nu niet gebleken is van een concreet plan tot uitbreiding van [appellant] en niet zeker is dat bij verruiming van de bouwhoogte nog aan de benodigde parkeerbehoefte zou kunnen worden voldaan. Dit acht de Afdeling niet onredelijk.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. De conclusie is dat de raad in redelijkheid de bestemming "Gemengd-2" aan de gronden van [appellant] heeft kunnen toekennen. Ook heeft de raad in het plan niet hoeven overgaan tot het opnemen van een groter bebouwingspercentage of een hogere bouwhoogte voor deze gronden.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Jager, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. De Jager
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2016
704.