ECLI:NL:RVS:2016:900

Raad van State

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
201502902/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing herregistratie kaakchirurg in register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 23 februari 2015 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot herregistratie in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA) ongegrond verklaarde. De Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen (RTS) had op 26 juli 2013 de aanvraag van [appellant] om herregistratie afgewezen en zijn inschrijving in het register per 21 maart 2013 beëindigd. De rechtbank oordeelde dat de RTS zich terecht op het standpunt had gesteld dat de inschrijving van [appellant] op 21 maart 2013 was geëindigd, en dat hij niet aan de eisen voor herregistratie voldeed.

Tijdens de zitting op 26 februari 2016 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door H.J. van Zelst en de RTS vertegenwoordigd was door mr. E.J.C. de Jong en mr. G.M. van Reenen. [appellant] betoogde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de gewijzigde regelgeving en dat dit hem had belemmerd om tijdig aan de herregistratie-eisen te voldoen. De RTS stelde echter dat het aan [appellant] was om op de hoogte te zijn van de regelgeving, en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de RTS hem onterecht had behandeld.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de RTS terecht had vastgesteld dat [appellant] niet voldeed aan de eisen voor herregistratie. De Raad oordeelde dat de verantwoordelijkheid om kennis te nemen van de regelgeving bij [appellant] lag en dat de RTS geen aanleiding had om van de regelgeving af te wijken. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, maar de RTS werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

201502902/1/A2.
Datum uitspraak: 6 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 februari 2015 in zaak nr. 14/5510 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen (hierna: de RTS)
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2013 heeft de RTS een aanvraag van [appellant] om herregistratie in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie 2013 (hierna: MKA) afgewezen en zijn inschrijving in dit register per 21 maart 2013 beëindigd.
Bij besluit van 31 juli 2014 heeft de RTS het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RTS heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant] en de RTS hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2016, waar [appellant], bijgestaan door H.J. van Zelst, en de RTS, vertegenwoordigd door mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht, en mr. G.M. van Reenen, werkzaam bij de RTS, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] stond sinds 20 juni 1996 als kaakchirurg in het register MKA ingeschreven. Alleen de in het register MKA opgenomen tandartsen mogen de bijbehorende specialistentitel van kaakchirurg voeren. Met ingang van 21 maart 1998 kent de inschrijving in het specialistenregister een maximale duur van vijf jaar, na ommekomst waarvan herregistratie mogelijk is indien wordt voldaan aan de daartoe specifiek vastgestelde eisen. Als de specialist aan de eisen voldoet, vindt herregistratie voor een periode van maximaal vijf jaar plaats, ingaande op de expiratiedatum van de lopende registratie. Op 18 februari 2013 heeft [appellant] een aanvraagformulier herregistratie bij de RTS ingediend.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank door ervan uit te gaan dat zijn inschrijving geldig was tot 21 maart 2013 voorbij gaat aan de vraag of dit uitgangspunt procedureel gezien wel mogelijk was. Hij voert daartoe aan dat het Besluit een zeer ingrijpende wijziging van de regelgeving inhoudt. De verstrekkende gevolgen van het Besluit zijn niet op uitputtende wijze kenbaar gemaakt. De rechtbank is eraan voorbijgegaan dat het door de RTS gestelde dat zij in 2008 alle ingeschreven kaakchirurgen en orthodontisten door middel van een mailing op de hoogte heeft gesteld, niet is uitgevoerd. Daardoor heeft hij geen kennis kunnen nemen van de gewijzigde regelgeving en bestond er voor hem geen mogelijkheid om tijdig aan de eisen voor herregistratie te voldoen, aldus [appellant].
2.1. Beoordeeld dient te worden of de RTS zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Besluit de inschrijving van [appellant] op 21 maart 2013 expireerde.
2.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling inzake de opleiding en registratie van specialisten (hierna: Regeling) , van de Nederlandsche Maatschappij voor Tandheelkunde (hierna: NMT) heeft het Centraal College (hierna: CC) tot taak het vaststellen van de eisen voor inschrijving in een register van specialisten (registratie) en van de eisen voor de verlenging van de inschrijving (herregistratie) alsmede van niet in de wet genoemde gronden voor doorhaling en schorsing van de inschrijving.
Ingevolge het vijfde lid worden de besluiten ter uitvoering van deze taak van het CC gepubliceerd in het Nederlands Tandartsenblad.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, worden de besluiten ter uitvoering van onder meer de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder d, genoemde taak ter kennis gebracht van de Minister onder wie de volksgezondheid ressorteert.
Ingevolge het vierde lid vereist een besluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder d, alvorens het in werking kan treden, een verklaring van goedkeuring van de Minister.
Ingevolge het zesde lid worden besluiten als bedoeld in het eerste lid gepubliceerd in de Staatscourant.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Besluit herregistratie tandartsspecialisten, 2007-1 (hierna: Besluit) blijven de bestaande inschrijvingen in een specialistenregister, ten tijde van het in werking treden van het Besluit, nog vijf jaar in stand, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van het Besluit, tenzij reeds eerder, om een andere reden, beëindiging plaatsvindt.
2.3. Het Besluit is op 5 maart 2008 in de Staatscourant en op 20 juni 2008 in het Nederlands Tandartsenblad gepubliceerd. Het Besluit is daarmee op de in de artikelen 7, vijfde lid, en 9, zesde lid, van de Regeling voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit de regelgeving niet volgt dat [appellant] persoonlijk had moeten worden geïnformeerd over de nieuwe eisen voor herregistratie. Voor zover het CC alle ingeschreven kaakchirurgen en orthodontisten in de periode 2008 tot 2010 via een mailing van de nieuwe regeling op de hoogte heeft gesteld, is dat onverplicht geweest. Dat, als gesteld, [appellant] deze mail niet heeft ontvangen, leidt dan ook niet tot het oordeel dat hij niet op de juiste wijze over de regeling is geïnformeerd. Voorts is de regeling op de website van de NMT gepubliceerd. De RTS heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] op de hoogte had kunnen zijn van de eisen voor herregistratie. Dat [appellant] de Staatscourant niet leest en geen lid was van het NMT en daarom het Nederlands Tandartsenblad niet heeft ontvangen, maakt dit niet anders. Zoals de RTS terecht heeft gesteld, behoort het tot de eigen professionele verantwoordelijkheid van een praktiserend kaakchirurg om kennis te nemen van wijzigingen in de toepasselijke regelgeving dan wel van de eisen of ontwikkelingen op het vakgebied.
3. [appellant] betoogt dat de RTS hem al eerder het recht heeft ontnomen om in België een plaats als kaakchirurg te verkrijgen. Hij diende daarvoor zijn inschrijving in de Nederlandse registers op papier over te leggen. Een medewerker van de RTS heeft evenwel geen medewerking verleend aan zijn verzoek om in een brief van 21 februari 2013 de zin "de inschrijving expireert op 21 maart 2013" te verwijderen, waardoor hij niet in België aan het werk kon gaan en niet aan het urencriterium voor herregistratie heeft kunnen voldoen.
Voorts stelt hij dat het niet redelijk en billijk is de verstrekkende gevolgen van de ingrijpende wijziging van de regelgeving bij hem terecht te laten komen en hem op die wijze zijn "eigendom" te ontnemen.
3.1. Beoordeeld dient te worden of de RTS het verzoek om herregistratie terecht heeft afgewezen en de inschrijving van [appellant] als kaakchirurg in het MKA-register terecht heeft doorgehaald.
3.2. In titel III van het Besluit MKA zijn de eisen voor herregistratie neergelegd.
Ingevolge artikel D.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit MKA herregistreert de RTS een kaakchirurg in het specialistenregister MKA, als de specialist MKA in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de expiratie van de vigerende registratie heeft voldaan aan de eis dat hij zijn specialisme in voldoende mate en regelmatig heeft uitgeoefend.
Ingevolge artikel D.20, eerste lid, is van regelmatige uitoefening van het tandheelkundig specialisme, bedoeld in artikel D.18, eerste lid, aanhef en onder a, sprake indien de specialist gemiddeld over een periode van vijf jaar ten minste zestien uur per week patiëntgebonden zorg verleent, waaronder wordt verstaan: (poli)klinische werkzaamheid, uitvoeren van consulten, patiëntgebonden opleidingsactiviteiten en/of patiëntbesprekingen.
3.3. De RTS heeft naar voren gebracht dat de omstandigheid dat in de door de RTS afgegeven verklaring is gesteld dat de inschrijving in Nederland op 21 maart 2013 expireerde en dat op het moment van de afgifte een herregistratieprocedure liep, er niet aan afdoet dat het aan de EU-lidstaat België zelf was om op basis van de eigen, nationale registratie-eisen te besluiten om al dan niet tot registratie over te gaan. De RTS heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door de RTS opgenomen zinsnede in de verklaring van 21 februari 2013 een belemmering vormde om in België als kaakchirurg aan het werk te kunnen gaan.
3.4. [appellant] heeft bij de op 19 oktober 2015 ingediende nadere stukken een verklaring van het waarnemend Diensthoofd van de dienst Erkenning van de Gezondheidszorgberoepen van 28 april 2015 overgelegd. In deze verklaring bevestigt deze dat de leden van de erkenningscommissie Stomatologie/MKA, op grond van het document Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen van de NMT van 21 februari 2013 hebben geadviseerd - gezien de toevoeging aan het document dat de Nederlandse inschrijving per 21 maart 2013 expireert - de herregistratie in Nederland af te wachten alvorens een definitief advies omtrent de erkenning in België af te leveren. [appellant] heeft zijn stelling dat de zinsnede een belemmering vormde om in België te worden geregistreerd met deze verklaring aannemelijk gemaakt. Dat, zoals [appellant] in zijn brief van 19 oktober 2015 stelt, indien de expiratiedatum niet was genoemd, de registratie in België geregeld was geweest, blijkt echter niet uit de verklaring. Juist gelet op het belang dat de erkenningscommissie aan de expiratiedatum hechtte, is het de vraag of de registratie van [appellant] wel had plaatsgevonden als de expiratiedatum van zijn registratie in Nederland in bedoelde brief onvermeld was gebleven. De RTS heeft in dit verband gesteld dat een EU-lidstaat kan vragen naar de huidige status van een registratie in een andere lidstaat en dat een vraag daarover van de bevoegde autoriteit uit de ene EU-lidstaat aan bevoegde autoriteit uit een andere EU-lidstaat niet ongebruikelijk is. Voorts heeft de RTS erop gewezen dat de veronderstelling van [appellant] dat hij gezien de lengte van de procedure misschien wel alle uren had kunnen leveren, eraan voorbijgaat dat voor de toets of aan de herregistratie-eisen is voldaan, de referteperiode, die liep van 21 maart 2008 tot 21 maart 2013, bepalend is.
Daarmee is niet komen vast te staan dat [appellant], zoals hij stelt, indien een aangepaste brief was afgegeven aan het urencriterium had kunnen voldoen, waarbij de Afdeling in het midden laat of de RTS de brief in de door [appellant] gewenste zin had dienen aan te passen. Mitsdien bestaat geen grond voor het oordeel dat het aan de RTS is toe te rekenen dat [appellant] niet aan de eisen voor herregistratie voldeed.
3.5. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen zijn de eisen voor herregistratie ook op [appellant] van toepassing. Een van de eisen is dat gedurende de referteperiode van vijf jaar het specialisme in voldoende mate dient te zijn uitgeoefend doordat over die vijf jaar gemiddeld tenminste 16 uur per week patiëntgebonden zorg dient te zijn verricht. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] niet aan dit vereiste voldoet. De werkzaamheden van [appellant] hebben in de referteperiode vooral bestaan uit het opzetten van een eigen praktijk en het ontwikkelen van software voor de kaakchirurgische patiëntbehandeling. De RTS heeft naar voren gebracht dat het specialistenregister er toe strekt de patiënt te beschermen tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen bij de zorgverlening. De patiënt dient erop te kunnen vertrouwen dat degene die in dat register is ingeschreven bevoegd en bekwaam is als specialist in het betrokken vakgebied. Juist om dit te kunnen waarborgen is per 2008 het systeem van herregistratie in het leven geroepen. De vastgestelde eisen voor herregistratie hebben ten doel te waarborgen dat de deskundigheid van de in het register ingeschreven titelgerechtigde beroepsbeoefenaar op peil blijft, doordat de specialist beschikt over voldoende recente deskundigheid en kwaliteit verkregen door scholing, alsook voldoende recente beroepservaring verkregen door het feitelijk uitoefenen van patiëntgebonden zorg.
Dat het niet voldoen aan bedoeld vereiste tot gevolg heeft dat [appellant] niet meer als kaakchirurg werkzaam kan zijn, leidt niet tot het oordeel dat toepassing van de regelgeving in dit geval onevenredig moet worden geacht in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Zoals de RTS terecht heeft gesteld ligt de verantwoordelijkheid om kennis te nemen van de toepasselijke regelgeving en om aan de eisen te voldoen bij [appellant], zodat de RTS in de omstandigheid dat [appellant] niet op de hoogte was van de eisen voor herregistratie terecht geen aanleiding heeft gezien in dit geval van de regelgeving af te wijken.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Nu hieruit volgt dat zich geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb opgenomen omstandigheden voordoet op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken, moet het verzoek van [appellant] daartoe reeds daarom worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding. De Afdeling zal de RTS wegens het door de rechtbank in het besluit op bezwaar geconstateerde gebrek alsnog veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] in de beroepsprocedure gemaakte reis-, verblijf- en verletkosten. De kosten van het geven van juridisch advies komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht slechts door een derde beroepsmatig verrichte proceshandelingen kunnen worden vergoed en het geven van advies geen proceshandeling is.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
III. veroordeelt de Registratiecommissie Tandheelkundige Specialisme tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 71,26 (zegge: eenenzeventig euro en zesentwintig cent);
IV. gelast dat Registratiecommissie Tandheelkundige Specialisme aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2016
97.