ECLI:NL:RVS:2017:1
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak in vreemdelingenzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 december 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was eerder op 24 november 2016 een maatregel van ophouding van verhoor opgelegd, welke maatregel op dezelfde datum was verlengd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Ruijs, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, er geen hoger beroep openstaat tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 4 van de Vreemdelingenwet. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het door de vreemdeling ingestelde beroep een beroep is in de zin van artikel 93, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en dat de uitspraak van de rechtbank derhalve een uitspraak is als bedoeld in artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Hierdoor staat er geen hoger beroep open bij de Afdeling.
De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 januari 2017, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.