201507564/1/A3 en 201507568/1/A3.
Datum uitspraak: 19 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellante sub 1], wonend te Breskens, gemeente Sluis,
2. Womas Beheer B.V. en Vlieger&Zee B.V., gevestigd te Breskens, gemeente Sluis (hierna tezamen en in enkelvoud: Vlieger&Zee),
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 september 2015 in zaken nrs. 15/418 en 15/426 in de gedingen tussen:
[appellante sub 1],
Vlieger&Zee
en
de burgemeester van Sluis.
Procesverloop
Zaak nr. 15/418
Bij besluit van 13 mei 2014 heeft de burgemeester aan [appellante sub 1] een vergunning verleend voor de exploitatie van horecabedrijf ‘Elsje Fiederelsje’ met bijbehorend terras van 23 m2, met een geldigheidsduur van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
Zaak nr. 15/426
Bij besluit van 26 september 2014 heeft de burgemeester de aanvraag van [appellante sub 1] voor een vergunning voor de exploitatie van horecabedrijf ‘Elsje Fiederelsje’ met bijbehorend terras van 54 m2, afgewezen.
Zaken nrs. 15/418 en 15/426
Bij besluit van 15 december 2014 heeft de burgemeester de door [appellante sub 1] en Vlieger&Zee tegen de besluiten van 13 mei 2014 en 26 september 2014 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Zaak nr. 15/418
Bij uitspraak van 15 september 2015 heeft de rechtbank het door Vlieger&Zee tegen het besluit van 15 december 2014 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Zaak nr. 15/426
Bij uitspraak van 15 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellante sub 1] tegen het besluit van 15 december 2014 ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Zaken nrs. 15/418 en 15/426
Tegen beide uitspraken van 15 september 2015 hebben zowel [appellante sub 1] als Vlieger&Zee hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft deze zaken ter zitting behandeld op 4 oktober 2016, waar [appellante sub 1], bijgestaan door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, Vlieger&Zee, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R. Visser, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door M. Bonnewel, A.T. Breeschoten en A.P. Fonteijne, zijn verschenen. Overwegingen
Inleiding
1. [appellante sub 1] exploiteert het pannenkoekenrestaurant ‘Elsje Fiederelsje’ aan het Spuiplein 3 in Breskens. In het naastgelegen pand aan het Spuiplein 5 is ‘Vlieger&Zee’ gevestigd, een winkel gespecialiseerd in de verkoop van kleding en accessoires. Vlieger&Zee heeft bezwaar tegen het terras van [appellante sub 1]. De burgemeester heeft aan [appellante sub 1] een exploitatievergunning verleend met bijbehorend terras van 23 m2. Een aanvraag van [appellante sub 1] voor uitbreiding van haar terras naar 54 m2 heeft hij afgewezen. [appellante sub 1] is het hier niet mee eens, onder meer omdat volgens haar de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis (hierna: de APV) zich hier niet voordoen. De afwijzing is bij de rechtbank in stand gebleven.
Vlieger&Zee is het er niet mee eens dat de burgemeester een terras van 23 m2 aan [appellante sub 1] heeft toegestaan, omdat het terras de zichtbaarheid van haar winkel ontneemt en de bereikbaarheid belemmert. De burgemeester heeft haar bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van Vlieger&Zee niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van het beroep.
Het terras van 23 m2
2. [appellante sub 1] heeft op 13 september 2013 een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor het pannenkoekenrestaurant met bijbehorend terras van 70 m2.
De burgemeester heeft bij besluit van 13 mei 2014 de aanvraag in zoverre ingewilligd dat hij [appellante sub 1] op grond van artikel 2:28 van de APV een exploitatievergunning heeft verleend voor het pannenkoekenrestaurant met bijbehorend terras van 23 m2, gesitueerd direct voor de voorgevel van het restaurant. De exploitatievergunning is voor bepaalde tijd verleend voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2014. De burgemeester heeft bij zijn besluit overwogen dat de etalages en de toegang tot de winkel in het pand Spuiplein 5 door de situering van het terras niet worden belemmerd. De burgemeester heeft voorts overwogen dat rekening is gehouden met het uitstallingenbeleid voor detailhandel. Hiervoor is een diepte van 1 m voor de gevel van het pand Spuiplein 5 vrijgehouden ten behoeve van winkeluitstalling. Voorts is een aansluitende doorgang van 1,50 m vrijgehouden voor een goede doorstroming van voetgangers. De burgemeester heeft daarnaast overwogen dat in de Nota terrassenbeleid gemeente Sluis 2008 (hierna: de Nota terrassenbeleid) niet is opgenomen dat het zicht op een winkel niet mag worden belemmerd, maar hij met dat aspect wel rekening heeft gehouden door de omvang van het terras te beperken tot 23 m2. De burgemeester heeft voorts overwogen dat hij zal zoeken naar een mogelijke andere definitieve situering van het terras en dat hij in afwachting hiervan heeft besloten een tijdelijke vergunning te verlenen.
Uitbreiding van het terras naar 54 m2
3. [appellante sub 1] heeft op 4 juli 2014 een nieuwe aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning met bijbehorend terras van 54 m2, waarvan 32 m2 is gelegen direct voor de voorgevel van het restaurant en 22 m2 aan de overzijde van een looplijn, bij zogeheten arcades.
De burgemeester heeft bij besluit van 26 september 2014 deze aanvraag afgewezen. Hij heeft aan die afwijzing ten grondslag gelegd dat hij zowel de belangen van [appellante sub 1] als de belangen van Vlieger&Zee bij zijn besluit van 13 mei 2014 heeft afgewogen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat door de situering van het terras geen belemmering mag ontstaan voor de toegang tot de etalages en de winkels. Het toestaan van de verzochte uitbreiding van het terras heeft volgens de burgemeester tot gevolg dat niet alleen het zicht, maar ook de toegang tot de etalages en ingang van de winkel in het pand Spuiplein 5 wordt belemmerd, hetgeen in strijd is met de beleidsregels zoals neergelegd in de Nota terrassenbeleid. Ook het plaatsen van het terras tot aan de ‘looplijn’ op het Spuiplein heeft tot direct gevolg dat het pand Spuiplein 5 meer uit het zicht komt te liggen en dat de toegang tot de etalage en ingang wordt belemmerd. Het besluit van 13 mei 2014 blijft derhalve onverminderd van kracht, aldus de burgemeester.
Besluit op bezwaar van 15 december 2014
4. De burgemeester heeft in bezwaar de besluiten van 13 mei 2014 en 26 september 2014, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 18 november 2014, gehandhaafd en de bezwaren van zowel [appellante sub 1] als Vlieger&Zee ongegrond verklaard.
In het advies is vermeld dat het terras gelegen dient te zijn tegen de voorgevelrooilijn en dat de breedte daarvan niet mag worden overschreden. Volgens het advies dient de zuidoostelijke voorgevel van het pand van [appellante sub 1] als voorgevel te worden aangemerkt. Ten aanzien van de omvang van het terras heeft de bezwaarschriftencommissie vastgesteld dat de volgens de Nota terrassenbeleid minimaal vrij te houden doorgang van 1,50 m voor de etalage van het pand Spuiplein 5 wordt vrijgehouden voor voetgangers en dat deze minimale breedte ter hoogte van de eerste etalageruit op 2,50 m is gehouden. In het advies is voorts vermeld dat er voldoende zicht is op de winkel in het pand Spuiplein 5. Het terras leidt niet tot onevenredige benadeling voor Vlieger&Zee. Volgens het advies kan het terras niet groter zijn met het oog op de belangen van Vlieger&Zee. [appellante sub 1] had, bij de keuze om een pannenkoekenrestaurant op het Spuiplein te starten, in redelijkheid kunnen inschatten dat een terras, volledig gelegen voor de etalage en ingang van de winkel in het pand Spuiplein 5 een onevenredige inbreuk op de belangen van Vlieger&Zee zou betekenen. De burgemeester is tot een zorgvuldig oordeel gekomen en hij heeft rekening gehouden met de belangen van zowel [appellante sub 1] als Vlieger&Zee, aldus het advies.
De aangevallen uitspraken in zaken nrs. 15/418 en 15/426
5. Bij uitspraak van 15 september 2015 in zaak nr. 15/418 heeft de rechtbank het beroep van Vlieger&Zee betrekking hebbend op het terras van 23 m2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de geldigheidsduur van de vergunning is verstreken waardoor het door Vlieger&Zee bestreden besluit van 15 december 2014 is uitgewerkt. Vlieger&Zee heeft slechts een mogelijk belang bij een beoordeling van dat besluit voor zover zij als gevolg van dat besluit schade heeft geleden, hetgeen zij echter onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, aldus de rechtbank.
Bij uitspraak van 15 september 2015 in zaak nr. 15/426 heeft de rechtbank het beroep van [appellante sub 1] ongegrond verklaard, omdat de burgemeester in redelijkheid een terras van 23 m2 heeft kunnen vergunnen en de aanvraag voor een terras van 54 m2 in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
Hoger beroep [appellante sub 1] tegen niet-ontvankelijkverklaring rechtbank
6. [appellante sub 1] is in hoger beroep gekomen tegen de uitspraak van de rechtbank waarin Vlieger&Zee niet-ontvankelijk is verklaard. Gesteld noch gebleken is dat zij een rechtens te beschermen belang heeft bij een oordeel van de Afdeling hierover. Dit betekent dat aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep niet wordt toegekomen.
Hogerberoepsgronden Vlieger&Zee tegen niet-ontvankelijkverklaring
7. De Afdeling ziet zich eerst voor de vraag gesteld of Vlieger&Zee in haar hoger beroep kan worden ontvangen. [appellante sub 1] heeft zich in haar verweerschrift op het standpunt gesteld dat Vlieger&Zee niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de bezwaren en de beroepen volgens haar niet door Vlieger&Zee zijn ingesteld, zodat zij geen hoger beroep kan instellen.
7.1. Anders dan [appellante sub 1] betoogt, blijkt uit de stukken uit het dossier dat het bezwaar, het beroep en het hoger beroep mede is ingesteld namens Vlieger&Zee. Voor partijen in deze procedure moet het duidelijk zijn geweest dat in elke fase van de procedure namens haar is geprocedeerd. Ook de rechtbank heeft terecht Vlieger&Zee als partij aangemerkt. Vlieger&Zee is derhalve ontvankelijk in haar hoger beroep.
8. Vlieger&Zee betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep wegens het ontbreken van belang niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voert daartoe aan dat zij nog steeds belang heeft bij een uitspraak van de bestuursrechter over de rechtmatigheid van de exploitatievergunning uit 2014, omdat de burgemeester die vergunning tot uitgangspunt heeft genomen voor de verleende vergunning in 2015. Vlieger&Zee voert voorts aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij als gevolg van de verleende vergunning van 13 mei 2014 schade in de zin van misgelopen omzet heeft geleden. Volgens Vlieger&Zee heeft zij voldoende gemotiveerd dat het zeer aannemelijk is dat zij schade heeft geleden als gevolg van de sterk verminderde zichtbaarheid van de winkel.
8.1. De burgemeester heeft het bezwaar van Vlieger&Zee tegen de exploitatievergunning van 13 mei 2014 ongegrond verklaard. Vaststaat dat de geldigheidsduur van deze exploitatievergunning is verstreken en dat het door Vlieger&Zee bestreden besluit op bezwaar van 15 december 2014 daarmee is uitgewerkt.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:323), kan geen uitspraak van de bestuursrechter worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. Ter beoordeling staat derhalve of Vlieger&Zee belang kon ontlenen aan de omstandigheid dat, naar zij stelt, het besluit zich in de toekomst zal herhalen. Dat is hier het geval nu de burgemeester ook in 2015 aan [appellante sub 1] een exploitatievergunning heeft verleend voor haar pannenkoekenrestaurant met bijbehorend terras en waarbij de burgemeester bovendien de exploitatievergunning van 13 mei 2014 als uitgangspunt heeft gebruikt. Vlieger&Zee had reeds hierom belang bij een beoordeling van haar beroep door de rechtbank. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend. Het betoog slaagt.
9. Het hoger beroep van Vlieger&Zee is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door Vlieger&Zee bij de rechtbank ingestelde beroep beoordelen in het licht van de daartegen aangevoerde beroepsgronden, voor zover deze nog bespreking behoeven. Het bij de rechtbank ingestelde beroep heeft betrekking op het terras van 23 m2. Om proceseconomische redenen zal de Afdeling hierna bij de beoordeling van de beroepsgronden van Vlieger&Zee tevens haar hogerberoepsgronden en die van [appellante sub 1], betrekking hebbend op het geweigerde terras van 54 m2, betrekken.
Gronden Vlieger&Zee tegen terras 23 m2 en weigering terras 54 m2
10. Vlieger&Zee voert aan dat haar belangen onvoldoende in acht zijn genomen, onder meer door de gekozen wijze van begrenzing van het terras en de controle en handhaving daarvan. Daarnaast heeft de burgemeester in de vergunning geen enkele beperking opgenomen ten aanzien van de parasols en het plaatsen van objecten op het terras. Dit klemt volgens Vlieger&Zee te meer nu de winkel het voornamelijk moet hebben van toeristen die impulsaankopen doen en waarbij een goede zichtbaarheid van de winkel zeer belangrijk is. Zij ondervindt onaanvaardbare hinder hetgeen in strijd is met het beleid van de burgemeester. Als gevolg van deze hinder heeft zij omzetschade geleden, aldus Vlieger&Zee.
Gronden [appellante sub 1] tegen terras 23 m2 en weigering terras 54 m2
11. [appellante sub 1] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester al ten tijde van het besluit van 13 mei 2014 was gehouden haar vanaf 1 januari 2014 een terras van ten minste 44 m2 te vergunnen. Een terras van deze omvang heeft zij immers wel in 2015 vergund gekregen. Volgens [appellante sub 1] heeft zij aanspraak op een terras direct aan de voorgevel van haar restaurant van 32 m2 in plaats van de vergunde 23 m2. Volgens haar doen de limitatieve weigeringsgronden van artikel 2:28 van de APV zich hier niet voor. De woon- en leefsituatie of de openbare orde wordt door de aanwezigheid van het terras niet nadelig beïnvloed. Daarnaast brengt het terras geen schade toe aan de weg en het trottoir en vormt het terras geen gevaar voor een doelmatig gebruik van de weg. Ook de Nota terrassenbeleid staat niet aan een terras van die omvang in de weg. [appellante sub 1] voert in dat verband aan dat de zichtbaarheid van een winkel niet een belang is dat volgens de Nota terrassenbeleid een rol mag spelen bij de belangenafweging. Voorts worden de toegang en etalage van de winkel in het pand aan het Spuiplein 5 niet belemmerd. Wat betreft het terrasgedeelte aan de overzijde van de looplijn, bij de arcades, stelt [appellante sub 1] zich op het standpunt dat de burgemeester ook voor dat gedeelte in 2014 een vergunning had moeten verlenen. Weliswaar stonden op die plek destijds fietsnietjes voor de stalling van fietsen, maar de burgemeester had van zijn bevoegdheid gebruik moeten maken om deze fietsnietjes te verwijderen om zo ruimte te creëren voor het terras, aldus [appellante sub 1].
Wettelijk kader
12. De relevante wet- en regelgeving is vervat in een bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Beoordeling door de Afdeling
13. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de burgemeester het juiste toetsingskader toegepast door de aanvraag te toetsen aan artikel 2:28 van de APV en de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota terrassenbeleid. De burgemeester heeft binnen dat kader en op basis van de feiten en omstandigheden zoals die ten tijde van het besluit op bezwaar golden in redelijkheid een exploitatievergunning met een terras van 23 m2 kunnen verlenen en een terras van grotere omvang kunnen weigeren. De Afdeling overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 2:28, derde lid, aanhef en onder a, van de APV kan de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de openbare inrichting. Uit het vierde lid volgt dat de burgemeester bij toepassing van deze weigeringsgrond onder meer rekening houdt met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen. De burgemeester heeft het begrip ‘karakter van de straat’ aldus mogen uitleggen dat onder meer rekening dient te worden gehouden met de ligging en situering van andere panden in de omgeving en de gevolgen van een terras voor de zichtbaarheid van die panden. Derhalve is de zichtbaarheid van een winkel, anders dan [appellante sub 1] betoogt, een belang dat volgens de Nota terrassenbeleid een rol mag spelen bij de belangenafweging.
De burgemeester heeft met inachtneming van het hiervoor beschreven kader in voldoende mate rekening gehouden met de belangen van zowel [appellante sub 1] als Vlieger&Zee door de omvang van het terras aan de voorgevel van het pannenkoekenrestaurant vast te stellen op 23 m2. De burgemeester heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat een terras van die omvang het zicht op de etalages en de toegang tot de winkel van Vlieger&Zee niet onevenredig belemmert. Vlieger&Zee kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de burgemeester door de gekozen wijze van begrenzing van het terras van 23 m2 en de controle en handhaving daarvan haar belangen onvoldoende in acht heeft genomen. In het besluit van 13 mei 2014 is duidelijk vermeld dat het terras dient te worden geplaatst uitsluitend tegen de gevel van het pand zoals weergegeven op de situatietekening en dat hiervan niet mag worden afgeweken. De begrenzingen zoals weergegeven op de situatietekening zijn duidelijk. Daarnaast zijn korte witte strepen op het plein aangebracht om de buitengrenzen van het terras te markeren. Voorts kan Vlieger&Zee niet worden gevolgd in haar stelling dat in het besluit van 13 mei 2014 geen enkele beperking is opgenomen wat betreft het plaatsen van objecten op het terras. In het besluit is vermeld dat terrasmeubilair binnen de toegestane afmetingen dient te worden geplaatst en wel zodanig dat de voetgangers en overige verkeersdeelnemers er geen last van ondervinden. Voorts bevat het besluit het voorschrift dat de uitval van parasols en de uitdraai van zonneschermen binnen de terrasafmeting moeten blijven.
Over de weigering van de burgemeester om in 2014 geen terras te vergunnen aan de overzijde van de looplijn overweegt de Afdeling dat in dat jaar op het Spuiplein fietsnietjes stonden, zodat het feitelijk onmogelijk was om daar een terras te plaatsen. De burgemeester kon derhalve reeds daarom op die plek geen terras vergunnen. Geen rechtsregel verplicht de burgemeester ertoe de fietsnietjes te laten verwijderen.
Het vorenstaande betekent dat de burgemeester de besluiten van 13 mei 2014 en 26 september 2014 in redelijkheid heeft gehandhaafd. De Afdeling hecht eraan om daarbij te benadrukken dat de situatie aan het Spuiplein door de ligging van de panden van [appellante sub 1] en Vlieger&Zee uniek is doordat deze haaks op elkaar staan en de beleidsregels niet specifiek voor deze situatie zijn geschreven. De Afdeling wijst erop dat de burgemeester diende te beslissen op basis van de feiten en omstandigheden zoals die golden op het tijdstip waarop het besluit werd genomen. Dat de burgemeester in 2015 en 2016 anders heeft beslist, brengt derhalve niet met zich dat de besluiten van 13 mei 2014 en 26 september 2014 onrechtmatig zijn. De betogen van Vlieger&Zee en [appellante sub 1] falen.
Conclusie
14. Gelet op hetgeen in 6 is overwogen, dient het hoger beroep van [appellante sub 1], gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2015 in zaak nr. 15/418 niet-ontvankelijk te worden verklaard. Gelet op hetgeen in 8.1 is overwogen, is het hoger beroep van Vlieger&Zee gericht tegen die uitspraak gegrond. Die uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Vlieger&Zee tegen het besluit van 15 december 2014 ongegrond verklaren.
Voorts zal de Afdeling gelet op hetgeen in 13 is overwogen de hoger beroepen van [appellante sub 1] en Vlieger&Zee, gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2015 in zaak nr. 15/426, ongegrond verklaren.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van [appellante sub 1] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland - West-Brabant van 15 september 2015 in zaak nr. 15/418 niet-ontvankelijk;
II. verklaart het hoger beroep van Womas Beheer B.V. en Vlieger&Zee B.V. tegen die uitspraak gegrond;
III. vernietigt die uitspraak;
IV. verklaart het door Womas Beheer B.V. en Vlieger&Zee B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep in zaak nr. 15/418 ongegrond;
V. verklaart de hoger beroepen van Womas Beheer B.V. en Vlieger&Zee B.V. en [appellante sub 1] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland - West-Brabant van 15 september 2015 in zaak nr. 15/426 ongegrond;
VI. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan Womas Beheer B.V. en Vlieger&Zee B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 497,00
(zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. H. Bolt en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Soffner
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2017
818. BIJLAGE
APV
Artikel 2:28
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
[…]
3. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de openbare inrichting.
b. indien uit de hem ter beschikking staande gegevens kan worden afgeleid, dat in de openbare inrichting middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet zullen worden bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of aanwezig zullen zijn.
4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting, het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de openbare inrichting.
5. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij de openbare inrichting behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
Bij de toepassing van artikel 2:28 van de APV hanteert de burgemeester beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota terrassenbeleid.
Volgens paragraaf 1.2 van deze nota gelden de volgende uitgangspunten:
A. Het bewerkstelligen van een goede doorstroming van voetgangers, rolstoelgebruikers, voetgangers met kinderwagens en overige daarmee gelijk te stellen gebruikers, verzorgend- en bevoorradend verkeer en calamiteitenverkeer;
B. Er mag geen hinder of overlast ontstaan door:
- geluidhinder voor de bewoners in de omgeving;
- belemmering van het winkelende publiek en de overige gebruikers van de weg;
- belemmering van de toegang tot woningen en andere gebouwen;
- belemmering van de toegang en etalages van winkels;
- belemmering van de (nood)uitgang van het horecapand waartoe het terras behoort.
C. Het terras moet zo mogelijk een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en mag de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kwaliteit niet verstoren. Wij zijn terughoudend omgegaan met het stellen van regels daar waar het gaat om het soort meubilair en het onderhoud van het terras. Wij menen dat een ondernemer uit commercieel oogpunt voldoende belang hecht aan goed uitziend meubilair en een schoon terras.
De uitgangspunten leiden tot een aantal concrete voorwaarden, waaraan een terras moet voldoen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in hoofdstuk 4 (Voorwaarden terras) van deze nota. Voor terrassen tijdens evenementen kunnen wij overigens afwijkende regels stellen.
Volgens paragraaf 4.3 van de Nota gelden met betrekking tot de afmetingen van terrassen de volgende aanvullende voorwaarden:
1. De afmeting voor een terras wordt gerekend vanaf de gevelrooilijn en is afhankelijk van de situatie ter plaatse, zoals verkeersintensiteit en ruimte voor de weggebruikers. Daarbij geldt als voorwaarde dat een minimale doorgang voor voetgangers en rolstoelgebruikers van 1,50 meter gewaarborgd blijft.
2. Een terras moet minimaal 1 meter diep zijn. Dit kan dus inhouden dat een terras niet toegestaan is indien een trottoir bijvoorbeeld slechts 2 meter breed is.
3. Bij terrassen gelegen nabij een parkeerterrein kan vanwege de grotere verkeersintensiteit een grotere minimale doorgang gelden. Deze bedraagt dan 3 meter en kan een extra vergunningsvoorwaarde zijn.
4. Het terras mag uitsluitend geplaatst zijn direct aansluitend tegen de gevel van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd, een en ander zoals aangegeven op de bij de vergunning behorende tekening. De bij een voor- en zijgevel ontstane hoekruimte kan eveneens als terras gebruikt worden, tenzij dit gevaar op kan leveren voor het verkeer.
5. Doorsnijding van een terras door bijvoorbeeld een verkeersstroom van trottoir-/weggebruikers (zoals bij de winkelgalerij te Cadzand, het Spuiplein te Breskens of de Markt in Groede) is slechts bij bijzondere situaties (ter beoordeling door het college) toegestaan.
6. Het terras is niet breder dan de gevelbreedte van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. Enkel tijdens evenementen of andere incidentele gebeurtenissen mag men het terras zijwaarts uitbreiden, mits de exploitant bij de vergunningaanvraag een schriftelijke toestemming van de gebruiker / exploitant van de betreffende belendende panden overlegt.
[…]
8. Tijdelijke uitbreiding van het terras (bijvoorbeeld tijdens evenementen) kan na aanvraag mogelijk zijn (tegen een vergoeding indien dit terras op gemeentegrond komt te staan). Naast een terrasvergunning ten behoeve van het evenement moet tevens een ontheffing ex artikel 35 DHW worden aangevraagd.
9. De gemeente markeert de afmetingen van het terras.
[…]