201702560/2/A1.
Datum uitspraak: 24 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D] en [verzoeker E], allen wonend te Velp, gemeente Rheden,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 9 maart 2017 in zaken nrs. 17/347 en 17/345 in het geding tussen:
[verzoeker A] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2016 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de omgevingsvergunning met zaak nr. 314767 voor het verbouwen en veranderen van de woning op het perceel [locatie] te Velp.
Bij besluit van 15 december 2016 heeft het college het door [verzoeker A] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het door [verzoeker A] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker A] en anderen hoger beroep ingesteld.
[verzoeker A] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2017, waar [verzoeker A] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker A], [verzoeker C] en [verzoeker D], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door J. de Geeter-van Ommeren en N. Bloemen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Arnhem, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker A] en anderen strekt ertoe de besluiten van 27 juni 2016 en 15 december 2016 te schorsen tot inhoudelijk op het hoger beroep is beslist. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat vergunninghouder te kennen heeft gegeven de uitkomst van de hogerberoepsprocedure niet af te wachten en de bouw van de woning op het perceel [locatie] te Velp voort te zetten.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is ingesteld. Dit uitgangspunt geldt temeer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard. Daarbij geldt dat een vergunninghouder van een verleende omgevingsvergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico gebruik maakt, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
4. De voorzieningenrechter ziet af van een inhoudelijke behandeling van de bezwaren van verzoekers vooruitlopend op de behandeling in de hoofdzaak, nu hiervoor nader onderzoek nodig is waar deze procedure zich niet voor leent.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de woning op het perceel [locatie] inmiddels voor een groot deel is gerealiseerd. Voorts is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk dat, ook indien de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank in hoger beroep niet in stand blijft, uiteindelijk omgevingsvergunning zal worden verleend voor het verbouwen en veranderen van de woning op het perceel [locatie] te Velp voor de situatie waarvoor thans omgevingsvergunning is gevraagd. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat het college ter zitting heeft toegelicht dat inmiddels het bestemmingsplan "Velp-2016, Woongebieden-Noord" gewijzigd is vastgesteld en dat het ingediende bouwplan past in dat bestemmingsplan.
Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Slump w.g. Melenhorst
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2017
490.