ECLI:NL:RVS:2017:1130

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
201600180/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • F.C.M.A. Michiels
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit over tegemoetkoming in verwerkingskosten baggerspecie op percelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, waarbij een tegemoetkoming in de verwerkingskosten van baggerspecie op de percelen BAA02H 3 en 4 is toegekend. Het dagelijks bestuur heeft op 3 december 2014 een bedrag van € 1.451,34 toegekend, gebaseerd op de Schadevergoedingsregeling waterstaatswerken. [appellant] is van mening dat niet alle verwerkingskosten, die in totaal € 2.000,00 bedragen, worden vergoed. Hij betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat baggeren geen regulier onderhoud is en dat de regeling met vaste bedragen leidt tot ongelijkheid tussen perceeleigenaren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 maart 2017 behandeld.

De Afdeling overweegt dat uit artikel 7.14 van de Waterwet volgt dat degene die schade lijdt door de rechtmatige uitoefening van een taak in het kader van waterbeheer, recht heeft op vergoeding, mits de schade niet voor rekening van de benadeelde komt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de baggerwerkzaamheden als regulier onderhoud kunnen worden beschouwd, waardoor de nadelige gevolgen voor rekening van [appellant] komen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen grond is voor volledige vergoeding van de schade, aangezien de baggerwerkzaamheden niet als buitengewoon onderhoud zijn aangemerkt.

De uitspraak bevestigt dat de schadevergoeding op basis van de Schadevergoedingsregeling niet bedoeld is als volledige schadevergoeding, maar als een vaste vergoeding die kan variëren afhankelijk van de situatie. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

201600180/1/A1.
Datum uitspraak: 26 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2015 in zaak nr. 15/1425 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2014 heeft het dagelijks bestuur [appellant] een tegemoetkoming in de verwerkingskosten van de op de percelen, kadastraal bekend BAA02H 3 en 4, gedeponeerde baggerspecie toegekend.
Bij besluit van 3 maart 2015 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2017, waar [appellant], in de persoon van [appellant B], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. R.P. Doting en R. Damstra, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. appellant] is eigenaar van de percelen kadastraal bekend, BAA02H 3 en 4, en gebruiker van de percelen kadastraal bekend, BAA02H 609 en 627. In november 2014 hebben in aangrenzende watergangen baggerwerkzaamheden plaatsgevonden. Daarbij is baggerspecie op deze percelen gedeponeerd. De toegekende tegemoetkoming in de verwerkingskosten van deze baggerspecie bedraagt in totaal € 1.451,34. Overeenkomstig de Schadevergoedingsregeling waterstaatswerken (hierna: de Schadevergoedingsregeling) is uitgegaan van een vaste vergoeding van € 1,77 per strekkende meter bij een hoeveelheid van niet meer dan 3 m³ per strekkende meter. [appellant] stelt dat daarmee ten onrechte niet alle verwerkingskosten, een bedrag van € 2.000,00, worden vergoed.
2. De regelgeving die ten grondslag ligt aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Hoger beroep
3. [ appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat baggeren geen regulier onderhoud is. Hij wijst in dit verband op de Keur, de Legger en de Schadevergoedingsregeling Waterstaatwerken, waarin het waterschap zelf baggeren als buitengewoon onderhoud kwalificeert. De omstandigheid dat slechts één keer in de acht á tien jaar wordt gebaggerd, is onvoldoende reden om 38% van de kosten voor rekening van [appellant] te laten. Verder voert [appellant] aan dat de regeling met vaste bedragen leidt tot ongelijkheid tussen degenen die bagger op hun perceel krijgen. Het dagelijks bestuur is bij het bepalen van de vaste bedragen ten onrechte uitgegaan van verwerking van de baggerspecie op eigen land.
Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de nadeelcompensatieverordening niet van toepassing is, waardoor is miskend dat ten onrechte geen schadecommissie is ingesteld.
Beoordeling
4. Onder verwijzing naar de uitspraak van 18 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:94), overweegt de Afdeling dat uit artikel 7.14 van de Waterwet voortvloeit dat degene die schade lijdt door de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van waterbeheer, in aanmerking komt voor een vergoeding. Daarbij geldt dat alleen schade die redelijkerwijs niet voor rekening en risico van de benadeelde komt, wordt vergoed. Dit betekent dat schade die onder het normaal maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico valt, niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.1.
Het plegen van onderhoudswerkzaamheden aan watergangen dient als een normale maatschappelijke ontwikkeling te worden beschouwd, waarmee een ieder met aan watergangen grenzende percelen kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van de daardoor getroffenen mogen worden gelaten. Uit artikel 5.23 van de Waterwet volgt dat de aangrenzende eigenaar bij reguliere onderhoudswerkzaamheden gehouden is vrijkomende baggerspecie op zijn land te ontvangen.
4.2.
Anders dan [appellant] betoogt, leiden de door hem genoemde omstandigheden niet tot het oordeel dat de schade redelijkerwijs niet deels voor zijn rekening en risico komt en het dagelijks bestuur die schade daarom geheel had moeten vergoeden. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
4.3.
Er is geen grond voor het oordeel dat het baggeren en het afzetten van de baggerspecie op de gronden van [appellant] niet behoort tot het reguliere onderhoud, waarvoor een gedoog-en ontvangstplicht geldt, als bedoeld in artikel 5.23 van de Waterwet. Hierbij betrekt de Afdeling dat in de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 2006/2007, 30 818, nr.3, blz. 110) als voorbeeld van reguliere onderhouds- en herstelwerkzaamheden het uitvoeren van onderhoudsbaggerwerkzaamheden om wateren op de vereiste leggerdiepte te houden, wordt vermeld. Het voorgaande betekent dat de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van [appellant] mogen worden gelaten. Niet is gebleken dat [appellant] onevenredig zwaar is belast door de hoeveelheid bagger die op zijn gronden zijn afgezet.
4.4.
De baggerwerkzaamheden hebben bestaan uit het verwijderen van los materiaal op de bodem van de watergangen. Het Wetterskip heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat met deze baggerwerkzaamheden geen buitengewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2.6 van de Keur heeft plaatsgevonden, omdat het profiel bestaande uit de harde bodem en talud van de watergang niet is gewijzigd. De Keur biedt, anders dan [appellant] betoogt, reeds daarom evenmin grondslag voor volledige vergoeding van de schade.
4.5.
De omstandigheid dat in de Schadevergoedingsregeling baggerwerkzaamheden niet onder gewoon onderhoud worden begrepen, biedt evenmin grondslag voor volledige vergoeding van de schade. Blijkens de toelichting op deze regeling en de nadere toelichting ter zitting worden baggerwerkzaamheden enkel niet onder gewoon onderhoud begrepen omdat deze werkzaamheden niet jaarlijks plaatsvinden. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de baggerwerkzaamheden hoewel deze in de Schadevergoedingsregeling onder buitengewoon onderhoud vallen, niet als een normale maatschappelijke ontwikkeling dienen te worden beschouwd.
4.6.
Uit de in artikel 2, eerste lid, van de Schadevergoedingsregeling weergegeven tabel volgt dat bij baggeren schade wordt vergoed voor het verwijderen van baggerspecie. Ook uit de toelichting van die regeling volgt dat bij de berekening van de schadevergoeding, naast schade aan grasgewas, de kosten voor afvoer van de specie is betrokken. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat de vaste bedragen niet zijn bedoeld als volledige vergoeding van geleden schade. Doordat sommige boeren er echter voor kiezen de baggerspecie op eigen grond te verwerken, bijvoorbeeld door het te gebruiken voor het vullen van een greppel of door het af te zetten langs de waterkant, en deze niet af te voeren, kan de vergoeding gebaseerd op de vaste bedragen hoewel niet zo bedoeld toch (meer dan) volledig zijn. Gelet op deze eigen keuze die niet door het dagelijks bestuur kan worden afgedwongen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het gebruik van vaste bedragen door het dagelijks bestuur leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5. Anders dan [appellant] stelt heeft de rechtbank niet geoordeeld dat de Nadeelcompensatieregeling niet van toepassing is. Gelet op het bepaalde in artikel 4, vierde lid, van deze regeling is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het dagelijks bestuur niet gehouden was om een speciale commissie het verzoek om schadevergoeding van [appellant] te laten beoordelen. De rechtbank heeft daarbij terecht betrokken dat in de Schadevergoedingsregeling voor een geval als dit vaste bedragen worden gehanteerd. Het dagelijks bestuur heeft advisering van de commissie op grond van deze regeling niet nodig kunnen achten.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede , griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Soede
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2017

BIJLAGE

Waterwet
Artikel 5.23, tweede lid, luidt:
"De rechthebbenden ten aanzien van gronden, gelegen aan of in een oppervlaktewaterlichaam waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van een beheerder, zijn gehouden op die gronden specie en maaisel te ontvangen, die tot regulier onderhoud van dat oppervlaktewaterlichaam worden verwijderd".
Artikel 7.14, eerste lid, luidt:
"Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd."
Keur Wetterskip Fryslân 2013
Artikel 2.6 (Buitengewoon onderhoud) luidt:
"De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie."
Schadevergoedingsregeling waterstaatswerken (onderhoud, aanleg en wijziging) van het Wetterskip Fryslân,
Artikel 1 luidt:
"In deze regeling wordt verstaan onder:
[…]
schade: schade als bedoeld in artikel 7.14 van de Waterwet door onderhoud, aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens het waterschap;
schadevergoeding: de vergoeding van schade als bedoeld in artikel 7.14 van de Waterwet."
Artikel 2, eerste lid, luidt:
"Het bestuur kent aan de verzoeker die schade lijdt, een schadevergoeding toe als volgt:
Nadeelcompensatieverordening Wetterskip Fryslân
Artikel 4, vierde lid, luidt:
"Aan de commissie wordt opgedragen de behandeling van en advisering over de beslissing op de verzoeken met uitzondering van de verzoeken die naar het oordeel van het bestuur zonder advisering kunnen worden toe- of afgewezen."