ECLI:NL:RVS:2017:1168
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd op 3 maart 2016 afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 31 maart 2016 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.J. Koolen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure is gebleken dat de vreemdeling op 22 april 2016 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie Nederland heeft verlaten en naar haar land van herkomst, Mongolië, is teruggekeerd. Tevens heeft zij een vertrekverklaring ondertekend waarin zij instemt met de beëindiging van de verblijfsrechtelijke procedures en de intrekking van haar verblijfsvergunning. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien de rechtsgang niet meer relevant is.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen belang meer heeft bij de uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 1 mei 2017 openbaar uitgesproken door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.