ECLI:NL:RVS:2017:1224
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling veiligheidscontour Industriegebied Dow, Mosselbanken en Logistiek Park en de gevolgen voor een dierenpension
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 mei 2017 uitspraak gedaan over de vaststelling van een veiligheidscontour rond het Industriegebied Dow, Mosselbanken en Logistiek Park. Het bestreden besluit, genomen door de colleges van gedeputeerde staten van Zeeland en het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, betreft de vaststelling van een veiligheidscontour op basis van artikel 14, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De appellant, eigenaar van een dierenpension dat zich binnen deze veiligheidscontour bevindt, vreest dat de vaststelling van de contour zijn bedrijfsvoering zal belemmeren en de verkoop van zijn bedrijf in de weg zal staan.
De appellant betoogt dat het dierenpension, als een beperkt kwetsbaar object, niet correct is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen". Hij stelt dat het gemeentebestuur van Terneuzen een procedure heeft gestart om het dierenpension alsnog correct te bestemmen, maar dat de vaststelling van de veiligheidscontour deze procedure zou kunnen belemmeren. De colleges van gedeputeerde staten en de burgemeester en wethouders stellen echter dat de vaststelling van de veiligheidscontour geen gevolgen heeft voor de bestaande bedrijfsvoering van het dierenpension en dat de exploitatie legaal is.
De Afdeling heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de vaststelling van de veiligheidscontour niet in de weg staat aan de voortzetting van de bedrijfsvoering van het dierenpension. De Afdeling oordeelt dat de colleges voldoende rekening hebben gehouden met de belangen van de appellant en dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid. De vrees van de appellant voor negatieve gevolgen van de nabijgelegen warmtekrachtcentrale werd ook besproken, maar de Afdeling oordeelde dat deze centrale geen risicovolle inrichting is in de zin van het Bevi, waardoor de veiligheidscontour niet relevant is voor de bedrijfsvoering van de warmtekrachtcentrale.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond, wat betekent dat de vaststelling van de veiligheidscontour rechtsgeldig is en de bedrijfsvoering van het dierenpension niet wordt belemmerd.