ECLI:NL:RVS:2017:1338

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
201308839/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.B.M. Hent
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2013, waarin zaken nrs. 12/2548 en 12/952 aan de orde waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 april 2017. Tijdens deze zitting waren de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, en de verzoekster, vertegenwoordigd door drs. M.S.J. Hoorntje, aanwezig. De staatssecretaris heeft het hoger beroep echter ingetrokken, wat aanleiding gaf voor verzoekster om een proceskostenveroordeling te verzoeken in verband met de kosten die zij heeft gemaakt voor het indienen van een verweerschrift.

De Afdeling heeft in haar overwegingen artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in aanmerking genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten. De Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris, door het hoger beroep in te trekken na de kosten die verzoekster heeft gemaakt, moet worden veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. De staatssecretaris is veroordeeld tot een bedrag van € 495,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. D.A.C. Slump als voorzitter en mr. A.B.M. Hent en mr. G.M.H. Hoogvliet als leden, in aanwezigheid van mr. C.C.J. de Wilde als griffier. De uitspraak vond plaats op 24 mei 2017.

Uitspraak

201308839/1/A3.
Datum uitspraak: 24 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2013 in zaken nrs. 12/2548 en 12/952.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2017, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, en [verzoekster], vertegenwoordigd door drs. M.S.J. Hoorntje, rechtsbijstandverlener te Oosterhout, zijn verschenen.
De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht het college te veroordelen in de bij haar in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten, zijnde de kosten voor het indienen van een verweerschrift.
Overwegingen
1.    Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
"In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld."
2.    De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken, nadat [verzoekster] kosten heeft gemaakt voor het indienen van het verweerschrift. De Afdeling ziet hierin aanleiding het verzoek als gegrond toe te wijzen. Hetgeen de staatssecretaris als verweer heeft aangevoerd noopt niet tot een ander oordeel.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Slump    w.g. De Wilde
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017
598.