ECLI:NL:RVS:2017:1360

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
201607531/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Brandevoort II en de gevolgen voor de hoogspanningsverbinding

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 mei 2017 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Brandevoort II - [locatie B]" dat op 6 september 2016 door de raad van de gemeente Helmond is vastgesteld. [appellant], wonend in Mierlo, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor een onveilige situatie door de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" op het perceel nabij zijn woning. De Afdeling heeft de zaak op 20 maart 2017 ter zitting behandeld, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, aanwezig waren.

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsruimte heeft en dat de betrokken belangen zorgvuldig moeten worden afgewogen. [appellant] heeft aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze toe te lichten en dat de raad hem niet persoonlijk op de hoogte heeft gesteld van de vaststelling van het plan. De Afdeling stelt vast dat er geen wettelijke verplichting bestaat om indieners van zienswijzen te horen en dat de beroepsgrond over de mededeling van de vaststelling geen invloed heeft op de rechtmatigheid van het besluit.

Inhoudelijk heeft [appellant] betoogd dat het plan ten onrechte ondergrondse bouwwerken mogelijk maakt en dat de bovengrondse bouwmogelijkheden in de nabijheid van zijn woning onaanvaardbaar zijn. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestaande hoogspanningsverbinding en de bijbehorende bouwmogelijkheden in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling verklaart het beroep van [appellant] ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201607531/1/R2.
Datum uitspraak: 24 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo,
en
de raad van de gemeente Helmond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Brandevoort II - [locatie B]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2017, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet voor het perceel [locatie B], voor zover hier van belang, in de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding".
[appellant] woont in de omgeving van het plangebied op het perceel [locatie A] in Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo. De hoogspanningsverbinding loopt ten noorden van de woning van [appellant]. [appellant] vreest voor een onveilige situatie ter plaatse van zijn woning als gevolg van de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" op het perceel [locatie B].
2.    De hoogspanningsverbinding is planologisch reeds mogelijk gemaakt bij het bestemmingsplan "Brandevoort II". Dit plan is door de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT8573, onherroepelijk geworden. Met het bestemmingsplan "Brandevoort II" is het tracé van de hoogspanningsverbinding alsmede de mogelijkheid om de 150 kV hoogspanningsleiding te bundelen met de 380 kV hoogspanningsleiding in de omgeving van de woning van [appellant] planologisch reeds mogelijk.
Toetsingskader
3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Beroep
Formeel
4.    [appellant] stelt dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze toe te lichten.
[appellant] stelt voorts dat de raad na de vaststelling van het plan ten onrechte niet persoonlijk aan hem, als indiener van de zienswijze, mededeling heeft gedaan van de vaststelling van het plan.
4.1.    Voor zover [appellant] betoogt dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze mondeling toe te lichten, overweegt de Afdeling allereerst dat er geen wettelijke verplichting bestaat de indieners van zienswijzen over een ontwerpplan in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
Ten aanzien van de stelling dat de raad [appellant] na de vaststelling van het plan ten onrechte niet persoonlijk op de hoogte heeft gesteld van de vaststelling van het plan, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
De betogen falen.
Inhoudelijk
5.    [appellant] betoogt allereerst dat het plan het ten onrechte mogelijk maakt binnen de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" ondergrondse bouwwerken te realiseren. Hij verwijst in dit verband naar artikel 7, onder b, van de planregels.
5.1.    Het voorliggende plan heeft betrekking op het perceel [locatie B]. In het plan is aan het perceel onder meer de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" toegekend. De bouwregels voor deze bestemming zijn opgenomen in artikel 5, lid 5.2 van de planregels.
Artikel 5, lid 5.2, van de planregels luidt:
"In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken tot een maximale hoogte van 3 m¹ ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
b. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale bouwhoogte van 60 m¹."
In artikel 7 van de planregels zijn de algemene bouwregels opgenomen.
Artikel 7, onderdeel b, luidt:
"Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, uitgezonderd het bepaalde in de artikel 5 van dit plan, geen nadere beperkingen."
5.2.    De in artikel 5, lid 5.2, van de planregels opgenomen bouwregels voor de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" vormen een specifieke uitzondering op de generieke regeling in artikel 7. Artikel 5, lid 5.2, voorziet uitsluitend in bovengrondse bouwmogelijkheden.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan binnen de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" voorziet in ondergrondse bouwmogelijkheden.
Het betoog faalt.
6.    [appellant] betoogt voorts dat het plan ten onrechte binnen de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" ook bovengrondse bouwmogelijkheden mogelijk maakt. Hij stelt dat het plan in artikel 5, lid 5.2, van de planregels ten onrechte toestaat dat er stijgpunten en hoogspanningsmasten worden gebouwd in de nabijheid van zijn woning.
6.1.    De raad heeft verklaard dat met het plan geen wijzigingen aan het tracé van de hoogspanningsverbinding en de bijbehorende bovengrondse bouwmogelijkheden worden aangebracht. De raad heeft de reeds bestaande en toegestane hoogspanningsverbinding opnieuw in het plan opgenomen met de bijbehorende bovengrondse bouwmogelijkheden. Bij de voorbereiding van het plan heeft de raad beoordeeld of de bovengrondse bouwmogelijkheden voor de hoogspanningsverbinding naar de geldende inzichten en aanwezige feiten en omstandigheden nog steeds planologisch aanvaardbaar zijn. De raad heeft deze bovengrondse bouwmogelijkheden willen laten voortbestaan en daarin geen wezenlijke wijziging aangebracht. De raad heeft ter zitting verklaard dat ook wat betreft de bovengrondse bouwmogelijkheden voor de hoogspanningsverbinding is aangesloten bij het reeds bestaande plan en dat ervoor is gekozen de daarin opgenomen flexibiliteit terzake in het voorliggende plan in artikel 5, lid 5.2, van de planregels voort te zetten. [appellant] heeft geen nieuwe inzichten, feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de Afdeling tot het oordeel zou moeten komen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in het plan voor de hoogspanningsverbinding beperkingen wat betreft bovengrondse bouwmogelijkheden hadden moeten worden aangebracht. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de bestaande en legale hoogspanningsverbinding met de bijbehorende bovengrondse bouwmogelijkheden niet als zodanig heeft mogen bestemmen of dat de bovengrondse bouwmogelijkheden in strijd met een goede ruimtelijke ordening zijn vastgesteld.
Het betoog faalt.
7.    Daarnaast vreest [appellant] voor een onaanvaardbare toename van nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat, met name wat betreft de veiligheid en gezondheid, ter plaatse van zijn woning. Hij stelt hiertoe dat bij de voorbereiding van het plan is uitgegaan van een onjuiste zonering rond de bovengrondse hoogspanningsverbinding en dat ten onrechte een in 2012 terzake uitgevoerd onderzoek aan het plan ten grondslag is gelegd.
7.1.    Het plan voorziet in de toekenning van de bestemming "Recreatie" en de aanduiding "recreatiewoning" aan de bestaande woning op het perceel [locatie B] in de gemeente Helmond. De raad heeft de reeds op het perceel bestaande en toegestane hoogspanningsverbinding opnieuw in het plan opgenomen Met het plan worden geen wijzigingen aan het tracé van de hoogspanningsverbinding en de bijbehorende planologische mogelijkheden aangebracht.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1318, aangaande de bestemming van twee gasstations en een woning die was gelegen binnen de op grond van het Activiteitenbesluit voorgeschreven veiligheidsafstand, vereist de rechtszekerheid in het algemeen dat bestaand legaal gebruik overeenkomstig de bestaande situatie wordt opgenomen in een bestemmingsplan, tenzij dit een planregeling met zich brengt die vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dermate onaanvaardbaar is dat de bestemmingen niet kunnen blijven voortbestaan.
In opdracht van de raad is nader onderzoek gedaan naar de magneetveldzones in de wijk Brandevoort. De resultaten hiervan van zijn opgenomen in het rapport van 11 januari 2012 van adviesbureau Petersburg Consultants B.V. Volgens het rapport is de magneetveldzone nabij de recreatiewoning berekend op 40 m vanaf de hartlijn van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. Dit rapport is bij de voorbereiding van het plan betrokken. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit rapport zodanige onjuistheden bevat dat de raad zich hier niet op heeft mogen baseren. De gronden met de bestemming "Recreatie", waarin het plan voorziet, liggen op ongeveer 65 m van de hartlijn van de bovengrondse hoogspanningsverbinding en derhalve ruim buiten de magneetveldzone.
Na de ter inzagelegging van het ontwerpplan is in opdracht van de raad opnieuw onderzoek gedaan naar de magneetveldzones in de wijk Brandevoort. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport van 1 juli 2016 van adviesbureau Petersburg Consultants B.V. Volgens dit rapport is de magneetveldzone nabij de recreatiewoning berekend op 50 m vanaf de hartlijn van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. De raad heeft in het voorliggende plan de begrenzing van de magneetveldzone niet gewijzigd naar aanleiding van dit rapport. De raad heeft ter zitting verklaard dat de in het rapport van 1 juli 2016 berekende magneetveldzone van 50 m niet van invloed is op de gronden met de bestemming "Recreatie". De raad wijst erop dat, ook indien wordt uitgegaan van de berekening in het rapport van 1 juli 2016, de gronden met de bestemming "Recreatie" nog steeds buiten de magneetveldzone liggen. De raad heeft daarom in laatstgenoemd rapport geen aanleiding gezien om in het voorliggende plan de buitengrens van de zonering rond het bovengrondse hoogspanningsverbinding aan te passen. De Afdeling acht dit in dit geval niet onredelijk. De raad heeft, voor wat betreft de hoogspanningsverbinding, het bestaande en legale gebruik overeenkomstig de bestaande situatie in het plan opgenomen en zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit geen planregeling met zich brengt, die vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dermate onaanvaardbaar is dat de hoogspanningsverbinding niet kan blijven voortbestaan. Hierbij is mede van belang dat met het plan geen wijzigingen aan het tracé van de hoogspanningsverbinding en de bijbehorende planologische mogelijkheden worden aangebracht. Voorts heeft de raad hierbij mede in aanmerking kunnen nemen dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] niet wijzigt als gevolg van de in het plan toegestane hoogspanningsverbinding. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
Aan het rapport van 1 juli 2016 komt dan ook niet die betekenis toe, die [appellant] daaraan gehecht wenst te zien.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de voorbereiding van het plan is uitgegaan van een onjuiste zonering rond de bovengrondse hoogspanningsverbinding en dat het in 2012 terzake opgestelde rapport niet aan het plan ten grondslag mocht worden gelegd. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de zonering rond de bovengrondse hoogspanningsverbinding in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld.
Het betoog faalt.
Overigens heeft het plan betrekking op de magneetveldzone ten noorden van de hoogspanningsverbinding. Het perceel van [appellant] ligt ten zuiden van de hoogspanningsverbinding. Voor zover [appellant] met zijn betoog beoogt de begrenzing van de magneetveldzone ten zuiden van de hoogspanningsverbinding te laten wijzigen, wordt overwogen dat zijn perceel geen deel uitmaakt van het plan.
Conclusie
8.    Het beroep van [appellant] is ongegrond.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017
408.