ECLI:NL:RVS:2017:1537

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
201609333/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over asielaanvraag en dwangsom

Op 15 november 2016 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, het beroep van een vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als gevolg van deze vertraging een dwangsom had verbeurd. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In het hogerberoepschrift werd een rechtsvraag opgeworpen over het verlengen van de beslistermijn in de bestuurlijke fase en de kennisgeving daarvan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in een uitspraak van 8 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3232). De Afdeling oordeelde dat de overwegingen uit die uitspraak ook in deze zaak van toepassing zijn. De vreemdeling had in zijn schriftelijke uiteenzetting betoogd dat de kennisgeving niet correct was, maar de Afdeling oordeelde dat artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is op de kennisgeving.

De Afdeling heeft het hoger beroep kennelijk gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 juni 2017, waarbij mr. N. Verheij als voorzitter en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H.G. Lubberdink als leden hebben vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer als griffier.

Uitspraak

201609333/1/V2.
Datum uitspraak: 8 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 november 2016 in zaak nr. 16/17993 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij uitspraak van 15 november 2016 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het niet tijdig door de staatssecretaris nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard en vastgesteld dat de staatssecretaris als gevolg daarvan een dwangsom heeft verbeurd.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag over het verlengen van de beslistermijn in de bestuurlijke fase en de kennisgeving daarvan heeft de Afdeling bij uitspraak van 8 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3232, beantwoord. Die overwegingen zijn ook in deze zaak van toepassing. Anders dan de vreemdeling in zijn schriftelijke uiteenzetting betoogt, volgt uit deze uitspraak tevens dat op voormelde kennisgeving artikel 3:42 van de Awb van toepassing is.
2.    Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak om dezelfde reden als in voormelde uitspraak in 7. is genoemd naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 november 2016 in zaak nr. 16/17993;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Brouwer
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2017
791.