ECLI:NL:RVS:2017:1537
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- M.G.J. Parkins-de Vin
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over asielaanvraag en dwangsom
Op 15 november 2016 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, het beroep van een vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als gevolg van deze vertraging een dwangsom had verbeurd. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In het hogerberoepschrift werd een rechtsvraag opgeworpen over het verlengen van de beslistermijn in de bestuurlijke fase en de kennisgeving daarvan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in een uitspraak van 8 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3232). De Afdeling oordeelde dat de overwegingen uit die uitspraak ook in deze zaak van toepassing zijn. De vreemdeling had in zijn schriftelijke uiteenzetting betoogd dat de kennisgeving niet correct was, maar de Afdeling oordeelde dat artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is op de kennisgeving.
De Afdeling heeft het hoger beroep kennelijk gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 juni 2017, waarbij mr. N. Verheij als voorzitter en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H.G. Lubberdink als leden hebben vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer als griffier.