ECLI:NL:RVS:2017:1548

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
201702621/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Bartelsluisbrug

Op 13 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Wormer, en de raad van de gemeente Wormerland. Het verzoek was gericht tegen het besluit van de raad van 31 januari 2017, waarbij het bestemmingsplan "Bartelsluisbrug" werd vastgesteld. De verzoeker vreesde dat de nieuwe brug over de Zaan, die ten zuiden van de buurtschap Bartelsluis zou worden aangelegd, zou leiden tot een aanzienlijke toename van verkeersbewegingen over de Engewormer. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 16 mei 2017, waarbij de verzoeker en de raad vertegenwoordigd door C.S. Schipper en S.T. Kartopawiro aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad stelde dat het bestemmingsplan enkel beoogt de bestaande oost-west route te ontlasten en dat de nieuwe brug, hoewel deze een maximale breedte van 15 meter kan hebben, in de planregels is geborgd dat er slechts één rijstrook gerealiseerd kan worden. Dit zou betekenen dat de verkeersintensiteit niet wezenlijk zou afwijken van de huidige situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden is om aan te nemen dat de nieuwe oeververbinding zal leiden tot een toename van het vrachtverkeer over de Engewormer.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aantasting van nabijgelegen Natura 2000-gebieden en de Ecologische hoofdstructuur te verwachten is. Er werd ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2017.

Uitspraak

201702621/2/R1.
Datum uitspraak: 13 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Wormer, gemeente Wormerland,
en
de raad van de gemeente Wormerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Bartelsluisbrug" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 mei 2017, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door C.S. Schipper en S.T. Kartopawiro, zijn verschenen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een nieuwe brug over de Zaan ten zuiden van de buurtschap Bartelsluis in Wormer. De nieuwe oeververbinding wordt gerealiseerd op een afstand van ongeveer 60 m ten zuidwesten van de bestaande overgang over de Bartelsluis. De route over de bestaande oeververbinding loopt door de buurtschap Bartelsluis, hetgeen volgens de raad vanuit verkeerskundig oogpunt een onwenselijke situatie is. De beoogde nieuwe oeververbinding resulteert in een doorgaande route tussen de Veerdijk en de Engewormer, direct ten zuiden van de buurtschap, waardoor dit woongebied in zoverre gevrijwaard wordt van doorgaand verkeer. Nadat de nieuwe brug in gebruik is genomen wordt volgens de raad de oversteek over de Bartelsluis gesloten voor het gemotoriseerd verkeer. De route over de sluis is dan alleen beschikbaar voor niet-gemotoriseerd verkeer (fietsers en voetgangers).
3.    [verzoeker] is bewoner van het perceel [locatie], ten zuidoosten van de voorziene nieuwe oeververbinding.1 [verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen het plan, omdat hij vreest dat de nieuwe verbinding zal leiden tot een aanmerkelijke toename van het aantal verkeersbewegingen over de Engewormer. Gelet op de breedte van de sluis wordt het verkeer in de huidige situatie afgewikkeld via één rijstrook. De nieuwe brug heeft een breedte van ongeveer 15 m, althans het plan biedt de ruimte daartoe. Volgens [verzoeker] zal in de nieuwe situatie sprake zijn van twee gescheiden rijstroken, zodat het verkeer in twee richtingen gelijktijdig de brug kan passeren. Op deze manier ontstaat een nieuwe oost-west route, tussen industrieterrein Wormer en Wormerveer en de A7. Deze route is in het bijzonder aantrekkelijk voor vrachtverkeer. In dit verband is volgens [verzoeker] mede van belang dat binnen de gemeente plannen zijn voor andere tijdelijke en permanente verkeerskundige maatregelen, die zullen leiden tot een extra belasting van het tracé over de in het plan voorziene nieuwe Bartelsluisbrug. [verzoeker] wijst in dit verband onder meer op de tijdelijke afsluiting van de Zaanbrug en het voornemen van het waterschap de zogeheten Engewormerbrug, die de Engewormer verbindt met de Wijdewormer, te vervangen, althans op te waarderen.
3.1.    Volgens de raad wordt met het bestreden besluit uitsluitend beoogd de bestaande oost-west route in zoverre om te leiden, dat de buurtschap Bartelsluis wordt ontlast. Het plan maakt weliswaar een brug mogelijk met een breedte van ongeveer 15 m, maar dit betreft de maximale breedte van de constructie als zodanig. In de planregels is geborgd dat ter plaatse slechts één rijstrook kan worden gerealiseerd. De verkeersintensiteit over de nieuwe brug zal derhalve niet wezenlijk afwijken van de bestaande situatie, waarbij het gemotoriseerd verkeer gebruik maakt van de verbinding over de sluis, aldus de raad.
3.2.    In het plan is de bestemming "Verkeer" toegekend aan de gronden op de westelijke en oostelijke oever van de Zaan. De gronden (of wateren) daartussen zijn bestemd voor "Water". Aan een deel van de gronden met de bestemming "Water" is tevens de aanduiding "brug". toegekend. Deze strook heeft een breedte van ongeveer 15 m.
Artikel 5, lid 5.1, van de planregels luidt als volgt: "De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterhuishoudkundige doeleinden;
b. waterberging en waterlopen;
c. een brug ter plaatse van de aanduiding "brug";
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers."
Lid 5.2.1 luidt als volgt: "Gebouwen mogen niet worden gebouwd."
Lid 5.2.2 luidt als volgt: "Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte voor bruggen en viaducten mag niet meer bedragen dan 8 m;
b. de rijbaanbreedte van de weg ter plaatse van de aanduiding "brug" mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
c. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m."
3.3.    Uit de hiervoor weergegeven planregeling blijkt dat, hoewel het plan een brug(constructie) toelaat met een breedte van maximaal 15 m, in de planregels is geborgd dat de brug wordt uitgevoerd met een rijstrook met een maximale breedte van 3,5 m. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de nieuwe brug voorziet in één rijstrook, zodat geen sprake zal kunnen zijn van het gelijktijdig oversteken van verkeer in twee richtingen. In zoverre is geen reden om een toename van vrachtverkeer over de Engewormer te verwachten.
Wat betreft het betoog van [verzoeker] dat het plan, ook indien de nieuwe oeververbinding wordt uitgevoerd met één rijstrook, een toename van in het bijzonder het vrachtverkeer tot gevolg zal hebben omdat in de nieuwe situatie meer fysieke manoeuvreerruimte aanwezig zal zijn, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Foto’s van de bestaande situatie nabij de Bartelsluis bevestigen het standpunt van [verzoeker] dat, gelet op de fysieke situatie ter plaatse, deze route niet aantrekkelijk is voor vrachtverkeer. Niet kan worden uitgesloten dat in de door het plan voorziene situatie vrachtwagens de nieuwe brug makkelijker zullen kunnen passeren dan de sluis. De voorzieningenrechter ziet niettemin geen aanleiding voor het oordeel dat dit zal leiden tot meer vrachtverkeer, nu het plan geen gescheiden rijstroken toelaat. Verder kent de voorzieningenrechter belang toe aan de door de raad gegeven toelichting dat de bestaande route over de sluis gesloten is voor vrachtverkeer en dat gewerkt wordt met een ontheffingenstelsel voor bestemmingsverkeer. Een dergelijk systeem zal volgens de raad ook worden toegepast in de door het plan voorziene situatie. Om deze reden behoeft volgens de raad niet te worden gevreesd voor een toename van het vrachtverkeer over de Bartelsuisbrug.
De voorzieningenrechter ziet voorts geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd over de gevolgen van andere infrastructurele en verkeerskundige maatregelen, die mogelijk zullen worden uitgevoerd in de (nabije) toekomst, aan de orde zal kunnen komen in de bodemprocedure. Het besluit dat in deze zaak voorligt is het bestemmingsplan dat de oprichting van de Bartelsluisbrug mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan houdt geen toestemming in van (andere) plannen voor infrastructurele en verkeerskundige maatregelen waar [verzoeker] voor vreest. Tegen die - eventueel te nemen - (ruimtelijke) besluiten zal in de regel een afzonderlijke rechtsbeschermingsprocedure open staan, zodat [verzoeker] daartegen in rechte op zal kunnen komen, mits hij uiteraard voldoet aan de wettelijke criteria die gelden voor het maken van bezwaar en/of het instellen van beroep.
4.    Nu naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de nieuwe oeververbinding niet zal leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen over de Engewormer, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat sprake zal zijn van een aantasting van nabijgelegen Natura 2000-gebieden en de Ecologische hoofdstructuur.
5.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Milosavljević
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2017
739.