201608555/1/R3.
Datum uitspraak: 14 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2016 heeft de raad de motivering van het bestemmingsplan "Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014" voor zover het betreft het perceel aan de [locatie] te Delfgauw opnieuw vastgesteld en besloten om geen planologische medewerking te verlenen aan de uitbreiding van de manege op dat adres.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Grasboer, advocaat te Alkmaar, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, R. van den Bosch en M.E. van Soldt, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bestreden besluit is genomen in opdracht van de Afdeling. In haar uitspraak van 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:537, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 26 maart 2015 tot het vaststellen van het "Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014" wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigd voor zover het perceel aan de [locatie] te Delfgauw niet in het plan was opgenomen. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Met het thans bestreden besluit heeft de raad de motivering aangevuld en opnieuw besloten het perceel [locatie] niet in het plan op te nemen. 2. [appellant] stelt dat het nieuwe besluit nooit op de voorgeschreven wijze aan hem bekend is gemaakt en derhalve niet in werking is getreden. Het besluit had moeten worden toegezonden aan zijn gemachtigde. In plaats daarvan is alleen per e-mail mededeling gedaan van het besluit aan hemzelf.
3. In de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is omtrent de bekendmaking van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan in artikel 3.8, derde lid, bepaald:
"De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geschiedt binnen twee weken na de vaststelling. Burgemeester en wethouders plaatsen de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan tevens in de Staatscourant en voorts geschiedt deze langs elektronische weg. Gelijktijdig verzenden zij de kennisgeving, bedoeld in de vorige volzin, langs elektronische weg aan de diensten en bestuursorganen bedoeld in het eerste lid, onder b, en stellen zij het besluit met de hierbij behorende stukken langs elektronische weg beschikbaar. In afwijking van artikel 3:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zijn op een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan de artikelen 3:40, 3:42, 3:43, 3:44 en 3:45 en afdeling 3.7 van die wet van toepassing."
4. In artikel 3:42, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald:
"2. De bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
3. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt."
In artikel 3:43 van de Awb is bepaald:
"1. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Aan een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 wordt in ieder geval mededeling gedaan indien van het advies wordt afgeweken.
2. Bij de mededeling van een besluit wordt tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden."
Artikel 3:44 voor zover van belang luidt:
"Indien bij de voorbereiding van het besluit toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, geschiedt de mededeling, bedoeld in artikel 3:43, eerste lid:
a. met overeenkomstige toepassing van de artikelen 3:11 en 3:12, eerste of tweede lid, en derde lid, onderdeel a, met dien verstande dat de stukken ter inzage liggen totdat de beroepstermijn is verstreken, en
b. door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht.
5. Het bestemmingsplan "Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014" zoals vastgesteld op 26 maart 2015 is op de voor bestemmingsplannen voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Het thans bestreden vervolgbesluit strekt tot aanvulling van de motivering van dat plan en is gelet daarop terecht op dezelfde wijze bekend gemaakt. Het besluit is bekend gemaakt door plaatsing van een kennisgeving in de Staatscourant (nr. 35804 d.d, 6 juli 2016), op de gemeentelijke website en in de lokale huis-aan- huiskrant (6 juli 2016). Tevens is het besluit, inhoudende een aanvulling van de motivering, als bijlage geplaatst bij het bestemmingsplan op ruimtelijkeplannen.nl (NL.IMRO.1926.bp000120082-4002).Voorts is het besluit ter inzage gelegd. Nu het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en beschikbaar gesteld is er geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit niet in werking is getreden. Voor zover [appellant] stelt dat het besluit niet in werking is getreden omdat niet is voldaan aan de artikelen 3:43 en 3:44 van de Awb overweegt de Afdeling dat dit een mogelijk verzuim betreft dat na de bekendmaking van het besluit heeft plaats gevonden en aan de inwerkingtreding ervan niet in de weg staat.
6. In de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb is bepaald:
Artikel 6:7: "De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken."
Artikel 6:8: "1: De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2: De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.
3: De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
4: De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd."
7. Het besluit is op 6 juli 2016 bekend gemaakt en heeft met ingang van 7 juli 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. De beroepstermijn eindigde op 17 augustus.
[appellant] heeft op 15 november 2016, bijna drie maanden na het verstrijken van de beroepstermijn, beroep ingesteld.
8. [appellant] betoogt dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar is. Op grond van artikel 3:43 in samenhang met artikel 3:44 van de Awb en artikel 3.8 van de Wro en artikel 6:17 van de Awb had het besluit aan de gemachtigde van [appellant] moeten worden toegezonden. Dat zoals de raad stelt [appellant] persoonlijk op de hoogte is gebracht door middel van e-mails doet daar niet aan af, aangezien dat niet de voorgeschreven wijze van bekendmaken is. Bovendien zijn de e-mails niet ontvangen en konden de bijlagen niet worden geopend, aldus [appellant].
9. De raad betoogt dat [appellant] voorafgaand aan de vaststelling en na de vaststelling per e-mail op de hoogte is gebracht. Het besluit is hem per e-mail toegezonden, evenals een aantal links waarmee hij het besluit op de gemeentelijke website en op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl kon inzien. Met [appellant] werd op diens eigen verzoek per e-mail gecommuniceerd volgens de raad, omdat hij vaak buiten Nederland verblijft.
10. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald:
"Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."
11. Voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroep in verzuim is geweest is vereist dat deze zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is beroep instelt nadat hij van het besluit op de hoogte is geraakt. Vast staat dat de raad [appellant] via een aantal e-mails op de hoogte heeft gesteld, voorafgaand aan het nemen van het besluit en erna. Vast staat dat uit de tekst van deze e-mails blijkt wanneer het besluit zal worden genomen dan wel is genomen. Vast staat ook dat tenminste één van deze e-mails door [appellant] en door zijn gemachtigde is gelezen, aangezien zij daarop geantwoord hebben. Voorts staat vast dat het besluit gepubliceerd is op de voorgeschreven wijze zodat [appellant] of zijn gemachtigde het besluit op de normale wijze hebben kunnen inzien. Gelet daarop heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij niet eerder dan bijna drie maanden na het verstrijken van de beroepstermijn beroep kon instellen. Voor het oordeel dat [appellant] niet in verzuim is geweest is dan ook geen aanleiding.
12. Het beroep is niet-ontvankelijk.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Pans w.g. Postma
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2017
539.