ECLI:NL:RVS:2017:1567

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
201605095/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor schoonheidssalon in Zandvoort

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 19 mei 2016 geoordeeld dat het college ten onrechte een omgevingsvergunning had verleend voor het gebruik van een tuinhuis als schoonheidssalon op het perceel in Zandvoort. Het college had op 11 augustus 2015 de vergunning verleend, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag had moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan 'Kostverlorenstraat e.o. 2015', dat op 23 juni 2015 was vastgesteld en op 18 september 2015 in werking was getreden. De rechtbank concludeerde dat het gebruik van de schoonheidssalon niet in strijd was met het bestemmingsplan, omdat het een aan-huis-verbonden beroep betreft en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.

Tijdens de zitting op 30 mei 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. Het college voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat een schoonheidssalon niet als een aan-huis-verbonden beroep kan worden aangemerkt. De Afdeling oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de aangevraagde activiteit als een aan-huis-verbonden beroep kan worden beschouwd, en dat het college de vergunning op basis van de juiste planregels had verleend. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing van de Afdeling houdt in dat het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort een griffierecht van € 503,00 moet betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 juni 2017.

Uitspraak

201605095/1/A1.
Datum uitspraak: 14 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 mei 2016 in zaak nr. 15/5252 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2015 heeft het college aan [vergunninghoudster] omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van een tuinhuis als schoonheidssalon op het perceel [locatie 1] te Zandvoort (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 oktober 2015 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 19 mei 2016 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 oktober 2015 vernietigd en het besluit van 11 augustus 2015 herroepen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2017, waar het college, vertegenwoordigd door K. Mahi en mr. A.J.B. Beemster, is verschenen. Voort zijn [vergunninghoudster] en haar [echtgenoot] ter zitting gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    [vergunninghoudster] woont in de woning op het perceel en heeft een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het gebruiken van een berging bij deze woning als schoonheidssalon. Het college heeft zich in het bij besluit van 26 oktober 2015 gehandhaafde besluit van 11 augustus 2015 op het standpunt gesteld dat het gebruik van de berging als schoonheidssalon in strijd is met het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o. 2003", omdat een schoonheidssalon niet als een aan-huis-verbonden-beroep als bedoeld in dat bestemmingsplan kan worden aangemerkt. Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) gelezen in verbinding met artikel 4, onder 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) omgevingsvergunning verleend. Het heeft hieraan, onder andere, ten grondslag gelegd dat geen bezwaren bestaan tegen de vestiging van de schoonheidssalon en dat in de schoonheidssalon slechts één klant per keer kan worden behandeld waarmee geen verkeersaantrekkende werking van de schoonheidssalon uitgaat.
[wederpartij] woont in de woning op het perceel [locatie 2] en heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 augustus 2015 omdat hij vreest dat het verlenen van de omgevingsvergunning voor de schoonheidssalon een precedentwerking voor overige activiteiten in de omgeving vormt en omdat reeds parkeeroverlast in de omgeving van het perceel bestaat.
2.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aangevallen uitspraak
3.    De rechtbank heeft overwogen dat het college de omgevingsvergunning heeft getoetst aan het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o. 2003", maar dat het nieuwe bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o. 2015" op 23 juni 2015 is vastgesteld en op 18 september 2015 in werking is getreden, zodat de aanvraag aan dat bestemmingsplan had moeten worden getoetst. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat uit de planregels behorende bij het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o. 2015" volgt dat op het perceel een aan het wonen ondergeschikt aan-huis-verbonden-beroep mag worden uitgeoefend en dat het beroep schoonheidsspecialist een dienstverlenend beroep is als bedoeld in artikel 1.6 van de planregels. Daarnaast behoudt de woning in overwegende mate haar woonfunctie en de ruimtelijke uitstraling van het gebruik is in overeenstemming met de woonfunctie, nu alleen een stoel in de berging zal worden geplaatst. Volgens de rechtbank is hetgeen door [vergunninghoudster] is aangevraagd derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan en heeft het college ten onrechte een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2o, van de Wabo.
Hoger beroep college
4.    Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een schoonheidssalon aangemerkt dient te worden als een aan-huis-verbonden-beroep als bedoeld in de planregels van het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o. 2015". Daartoe voert het college aan dat nu de aangevraagde activiteit is vermeld op de in de bijlage bij de planregels opgenomen Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, deze activiteit dient te worden aangemerkt als een aan-huis-verbonden-bedrijf. Volgens het college heeft de rechtbank bij haar oordeel dat een schoonheidssalon moet worden beschouwd als een dienstverlenend beroep ten onrechte nagelaten voor de uitleg van dit in de planregels niet nader omschreven begrip aansluiting te zoeken bij de plantoelichting waarin is verwezen naar de algemene richtlijnen die zijn opgenomen in de recent vastgestelde "Beleidsregels opbouwen, bijbehorende bouwwerken en dakkapellen". Die richtlijnen, die volgens de toelichting in het bestemmingsplan zijn overgenomen, bevatten naast een definitiebepaling van de begrippen "aan-huis-verbonden-beroep" en "aan-huis-verbonden-bedrijf" tevens, als bijlagen, twee lijsten. Uit die lijsten blijkt dat een schoonheidsspecialist als bedrijfsactiviteit wordt aangemerkt en daarmee sprake is van een aan-huis-verbonden-bedrijf. Voorts betoogt het college dat de rechtbank in dit verband ten onrechte heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2147, nu in die procedure niet aan de orde is geweest of een schoonheidssalon moet worden beschouwd als een dienstverlenend beroep.
4.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit lid 13.4.2 van de planregels volgt dat op het perceel, onder voorwaarden, aan-huis-verbonden-beroepen zijn toegelaten. Voorts blijkt uit de aanvraag en de ter zitting van de Afdeling gegeven toelichting van [vergunninghoudster] dat een hoofdbewoner van de woning op het perceel de schoonheidssalon zal gaan gebruiken zodat in zoverre sprake is van een aan huis verbonden activiteit. Daarnaast staat in lid 13.4.2, onder a, van de planregels dat uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan als aan-huis-verbonden-beroepen. Schoonheidsinstituten vallen gelet op de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten onder milieucategorie 1, zodat in zoverre de aangevraagde schoonheidssalon niet in strijd is met lid 13.4.2, onder a, van de planregels. Uit de planregels volgt, anders dan het college stelt, niet dat de vermelding van de activiteit in de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten met zich brengt dat de activiteit reeds daarom een aan-huis-verbonden-bedrijf is als bedoeld in lid 1.7 van de planregels. Daarbij is van belang dat ingevolge lid 13.4.2., onder a, van de planregels ook bedrijven uit milieucategorie 1 zijn toegelaten als aan-huis-verbonden-beroepen. Bovendien gaat de door het college voorgestane uitleg van lid 13.4.2, onder a, eraan voorbij dat deze gebruiksregel ziet op gebruik van aan-huis-verbonden-beroepen en niet op het toestaan van een aan-huis-verbonden-bedrijf.
Dat in de toelichting bij het bestemmingsplan staat dat de gemeenteraad van Zandvoort recentelijk nieuwe algemene richtlijnen inzake erfbebouwing, opbouwen en dakkapellen bij woningen ("Beleidsregels opbouwen, bijbehorende bouwwerken en dakkapellen") heeft vastgesteld en deze richtlijnen in het bestemmingsplan zijn overgenomen, brengt niet met zich dat de in deze beleidsregels opgenomen bijlagen bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of een activiteit aan huis dient te worden aangemerkt als aan-huis-verbonden-beroep of een aan-huis-verbonden-bedrijf als bedoeld in de planregels.
Het college voert terecht aan dat een vergelijking met de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 27 november 2013 niet opgaat, nu de planregels in de in die procedure aan de orde zijnde zaak anders zijn geformuleerd dan de in deze procedure aan de orde zijnde planregels. Echter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het door [vergunninghoudster] aangevraagde gebruik kan worden aangemerkt als een aan-huis-verbonden-beroep als bedoeld in artikel 1.6 van de planregels.
Het betoog faalt.
Conclusie en proceskosten
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd
6.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Van der Spoel    w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2017
700. BIJLAGE
De planregels van het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o. 2015"
Artikel 1.6
"In deze regels wordt verstaan onder: aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend beroep of vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is."
Artikel 1.7
"In deze regels wordt verstaan onder: aan-huis-verbonden-bedrijf:
een bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Lid 13.1
"De voor "Wonen-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. […];
d. aan het wonen ondergeschikte aan-huis-verbonden-beroepen;
e. […];.
Lid 13.4.2 Aan-huis-verbonden-beroepen
"De in lid 13.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:
a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving."
Lid 13.5.1 Aan-huis-verbonden-bedrijf
"Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden-bedrijf, onder de voorwaarden dat:
a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 1 is opgenomen deze regels, zijn toegestaan;
b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerealateerde producten;
h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving."