201606542/1/R1.
Datum uitspraak: 14 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Laren,
2. de Stichting Sherpa, gevestigd te Baarn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Laren (Nh),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Zevenend-Postiljon 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en de Stichting beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en de Stichting hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2017, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], in de persoon van [appellant sub 1A] en vertegenwoordigd door mr. R. Visser, de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en mr. F.P. van Galen, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. de Jong, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan betreft een actualisatie van de bestemmingsplannen voor de gebieden "Zevenend" en "Postiljon". Het plan is overwegend conserverend van aard. Op de locatie ten oosten van het perceel [locatie] voorziet het plan in 16 zorgwoningen. De zorgwoningen zijn bedoeld voor de huisvesting van 40 tot 48 personen met een (lichte) verstandelijke beperking. Tien woningen zijn voorzien bij recht en zes na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Dit onderdeel van het plan is vastgesteld op verzoek van de Stichting.
De beroepen
2. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zijn eigenaar en bewoner van de woning op het perceel [locatie], direct ten zuidwesten van de bij recht voorziene woningen en direct ten westen van de gronden waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] kunnen zich niet met het plan verenigen vanwege de gevolgen van de zorgwoningen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van hun perceel.
De Stichting is eigenaar van de gronden waarop de zorgwoningen zijn voorzien. Haar beroep is uitsluitend gericht tegen de planregeling voor het perceel kadastraal bekend sectie G, nr. 4847, waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet.
Wijze van toetsen
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De planregeling
4. De zorgwoningen zijn voorzien op een locatie in het zuidoostelijke deel van het plangebied, ten oosten en noordoosten van het perceel [locatie]. Daartoe is aan de gronden in kwestie de bestemming "Wonen" toegekend.
Aan de gronden ten noordoosten van het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], zijn de aanduidingen "bouwvlak", "aaneengebouwd", "zorgwoning", "maximum aantal wooneenheden = 10", "maximum goothoogte (m) = 5", maximum bouwhoogte (m) = 11" en "maximum bebouwingspercentage = 50" toegekend.
Aan het perceel G 4847 zijn de aanduidingen "bouwvlak", "vrijstaand", "maximum aantal wooneenheden = 1", "maximum goothoogte (m) = 5", maximum bouwhoogte (m) = 11" en "maximum bebouwingspercentage = 20" en tevens de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" toegekend.
5. Ingevolge artikel 1, lid 1.57, van de planregels wordt onder "zorgwoning" verstaan: "Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn."
Artikel 14, lid 14.1, van de planregels luidt als volgt: "De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep- of bedrijf;
[…];
g. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding "zorgwoningen";
[…];
j. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen."
Lid 14.2.1, luidt als volgt: "Binnen deze bestemming mogen als hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming uitsluitend woonhuizen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b. als woningtypen zijn toegestaan:
1. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd": aaneengebouwde woningen;
[…];
4. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand": vrijstaande woningen;
c. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" mag niet worden overschreden;
d. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, dan wel het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding."
Artikel 23, lid 23.5, luidt als volgt: "Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2" wijzigen met dien verstande dat:
a. maximaal 6 woningen zijn toegestaan al dan niet met een aanvullende zorgfunctie;
b. een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5 m en 11 m geldt;
c. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
[…]."
6. De hiervoor weergegeven planregeling houdt in dat het plan bij recht voorziet in tien aaneengebouwde woningen, die gebruikt mogen worden als zorgwoning. De maximale goot- en bouwhoogte van deze woningen bedraagt onderscheidenlijk 5 m en 11 m. Het bouwvlak op deze gronden heeft een totale oppervlakte van ongeveer 780 m². De afstand van het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot de zuidelijke grens van dit cluster van tien zorgwoningen bedraagt ongeveer 5 m. De afstand tot hun woning bedraagt ongeveer 12 m.
Op de gronden in het verlengde van de cluster van tien woningen, dit betreft het perceel G 4847, voorziet het plan bij recht in een vrijstaande woning. Het bouwvlak op dit perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 350 m². Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kunnen ter plaatse - in plaats van deze vrijstaande woning - zes zorgwoningen worden gerealiseerd.
Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]
7. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] vrezen een ernstige aantasting van hun woon- en leefgenot vanwege de voorziene zorgwoningen op geringe afstand van hun perceel. Zij voeren aan dat zij thans vanuit hun woning en achtertuin een ongestoord uitzicht hebben richting het oosten. Dit uitzicht gaat teniet na de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de zes zorgwoningen. Ook leidt de voorziene bebouwing ten oosten van hun perceel tot een verslechtering van de bezonningssituatie, met name in de ochtend. Verder vrezen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] aantasting van hun privacy en (geluid)hinder. De raad heeft bij het vaststellen van het plan onvoldoende rekening gehouden met hun belangen als direct omwonenden.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen verder dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Volgens hen is de actuele regionale behoefte aan de in totaal 16 zorgwoningen niet inzichtelijk gemaakt.
7.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de gronden die thans zijn bestemd voor de tien aangebouwde zorgwoningen, in het voorheen geldende bestemmingsplan "Postiljon", vastgesteld door de raad bij besluit van 25 november 2009, bestemd waren voor tien "reguliere" eengezinswoningen. Het plan voorziet alleen in een functiewijziging voor de gronden ten noordoosten van het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], in die zin dat ter plaatse thans zorgwoningen zijn toegelaten.
Het voorheen geldende bestemmingsplan "Postiljon" voorzag voor het perceel G 4847 eveneens in een bouwvlak met een oppervlakte van ongeveer 350 m². Binnen dit bouwvlak was één vrijstaande woning toegelaten, met dien verstande dat het toegelaten bebouwingspercentage 25 bedroeg. De thans opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het oprichten van zes zorgwoningen betreft een nieuwe ontwikkeling ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan.
7.2. Ter zitting is vast komen te staan dat de raad heeft beoogd om voor de gronden ten noordoosten van het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] te voorzien in een bebouwingspercentage van 50 en voor de gronden ten oosten in een bebouwingspercentage van 20. Daartoe is aan deze gronden op de verbeelding de aanduiding "maximum bebouwingspercentage = 50", onderscheidenlijk "maximum bebouwingspercentage = 20" toegekend. In de planregels is evenwel geen bepaling opgenomen die met deze aanduiding(en) correspondeert, zodat de planregels zich niet verzetten tegen het volledig bebouwen van de onderscheidenlijke bouwvlakken. De Afdeling verwijst in dit verband naar de planregeling van het voorheen geldende bestemmingsplan "Postiljon". In artikel 11, lid 11.2.1, eerste lid, van dat bestemmingsplan was bepaald dat "de ter plaatse van de aanduidingen vermelde bebouwingspercentages niet mogen worden overschreden". Een dergelijke bepaling, die blijkens het verhandelde ter zitting in het plan is beoogd, ontbreekt.
Wat de planregeling voor het perceel G 4847 betreft, in het bijzonder de mogelijkheden die het plan biedt na de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, overweegt de Afdeling als volgt. In het bestreden besluit is niets geregeld over het bebouwingspercentage op het perceel G 4847 na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Verder is van belang dat de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" rust op het gehele perceel G 4847, derhalve ook op gronden van het perceel buiten de aanduiding "bouwvlak". In het hiervoor weergegeven artikel 23, lid 23.5, van de planregels worden geen voorwaarden gesteld aan de oppervlakte en de situering van de zes zorgwoningen na de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Het plan staat er derhalve niet aan in de weg dat de zorgwoningen worden opgericht op de grens van het bestemmingsvlak, op een afstand van ongeveer 3,5 m tot het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de Afdeling af dat ook dit niet overeenstemt met hetgeen de raad heeft beoogd bij het gewijzigd vaststellen van de planregeling voor het perceel G 4847.
Uit het voorgaande volgt dat het plan is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
7.3. Uit de stukken, in het bijzonder het ontwerpplan en de motivering die de raad bij amendement ten grondslag heeft gelegd aan het gewijzigd vaststellen van de planregeling voor het perceel G 4847, volgt dat de raad heeft beoogd de zes zorgwoningen op het perceel G 4847 eveneens te situeren binnen het bij recht voorziene bouwvlak, met dien verstande dat in dat geval een bebouwingspercentage van 50 geldt. Een dergelijke invulling van de wijzigingsbevoegdheid komt overeen met hetgeen in de ontwerpplanregeling bij recht was voorzien voor het perceel G 4847, met dien verstande dat de raad heeft beoogd de westelijke begrenzing van het bouwvlak op het perceel met (ongeveer) 3,5 m richting het oosten te verschuiven, om de afstand tussen het bouwvlak en het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] groter te maken. De Afdeling gaat ervan uit dat in de door de raad beoogde situatie de afstand tussen de na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op te richten zorgwoningen op het perceel G 4847 en het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] 7 m bedraagt. De afstand tot hun woning bedraagt in de beoogde situatie 10 m.
7.4. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, dient te worden beoordeeld of de door de raad beoogde planregeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Bij de beantwoording van deze vraag moet worden beoordeeld welk planologisch beslag op de ruimte het beoogde plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan en in hoeverre het beoogde plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging.
7.5. Zoals hiervoor is overwogen voorziet het plan op de gronden ten noordoosten van het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in (nagenoeg) identieke bouwmogelijkheden als het voorheen geldende bestemmingsplan "Postiljon". Voor het perceel G 4847 geldt dat sprake is van een toename van de bebouwingsoppervlakte. Het voorheen geldende bestemmingsplan voorzag in een vrijstaande woning met een (grond)oppervlakte van ongeveer 88 m² (25 procent van de oppervlakte van het bouwvlak). In de door de raad beoogde situatie kunnen op het perceel G 4847 zes zorgwoningen worden opgericht met een totale (grond)oppervlakte van ongeveer 175 m² (50 procent van de oppervlakte van het bouwvlak). De Afdeling is van oordeel dat deze toevoeging van bebouwingsoppervlakte op zichzelf bezien te gering van omvang is om als een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt. In dit geval is evenwel tevens sprake van een functiewijziging, waarbij in plaats van 11 reguliere woningen 16 zorgwoningen kunnen worden opgericht. De Afdeling acht deze functiewijziging niet zodanig ingrijpend dat deze als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro moet worden aangemerkt, ook niet als de beperkte toename van het ruimtebeslag daarbij in ogenschouw wordt genomen. Het betoog faalt.
7.6. Het voorgaande laat onverlet dat de raad in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk dient te maken dat behoefte bestaat aan de voorziene 16 zorgwoningen en dat in zoverre geen aanleiding bestaat om bij voorbaat de uitvoerbaarheid van het plan in twijfel te trekken. De raad heeft voor het motiveren van de behoefte slechts verwezen naar twee beleidsstukken, zonder deze verwijzing nader toe te lichten. Voor zover is verwezen naar de gemeentelijke "Woonvisie 2011-2015", overweegt de Afdeling dat het plan is vastgesteld in 2016. Een ongemotiveerde verwijzing naar een beleidsstuk dat ziet op de periode tot 2015 acht de Afdeling in zoverre geen deugdelijke onderbouwing van de behoefte. Wat betreft de enkele verwijzing naar de "Regionale woonvisie van de 9 gemeenten in het gewest Gooi en Vechtstreek 2007-2020" overweegt de Afdeling dat in paragraaf 3.2.2 van dit document weliswaar globaal aandacht wordt besteed aan het onderwerp "wonen met zorg en begeleiding", maar dat in deze beschrijving geen concrete uitspraken worden gedaan en dat evenmin is voorzien in een rekenkundige onderbouwing - van welke aard dan ook - van de behoefte en/of de ambities van de gemeente op dit terrein. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat behoefte bestaat aan de 16 voorziene zorgwoningen. Het betoog slaagt.
7.7. Wat betreft de gevolgen van de beoogde planregeling voor het woon- en leefgenot van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] overweegt de Afdeling als volgt. Op het perceel G 4847, direct ten oosten van het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], worden na de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zes zorgwoningen gerealiseerd met een goot- en nokhoogte van onderscheidenlijk 5 m en 11 m. In de beoogde situatie bedraagt de minimale afstand tussen de gevel van deze woningen tot het perceel en de woning van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] 7 m en 10 m. In de bestaande feitelijke situatie is het perceel G 4847 onbebouwd. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben in zoverre ongestoord uitzicht vanaf hun perceel richting het oosten, met dien verstande dat op ongeveer 75 m ten oosten van hun woning feitelijk een groenstrook, althans begroeiing is gesitueerd. Hoewel de door de raad beoogde situatie leidt tot een vermindering van het uitzicht van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] alsook, voornamelijk in de ochtendperiode, tot schaduwwerking, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze gevolgen niet onaanvaardbaar zijn. Bij dit oordeel is van belang dat het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] gesitueerd is binnen een (in ontwikkeling zijnde) woonwijk. Blijkens de verbeelding alsook de luchtfoto is binnen het plangebied sprake van een betrekkelijk hoge concentratie van bebouwing, waarbij de afstand tussen woningen onderling en tussen woningen en andere voorzieningen gering is. De omstandigheid dat in dit geval geen sprake is van reguliere woningen, maar van zorgwoningen leidt niet tot en ander oordeel, omdat niet aannemelijk is geworden dat de ruimtelijke gevolgen van zorgwoningen aanmerkelijk meer belastend zullen zijn voor de naaste omgeving dan van reguliere woningen. In dit verband wijst de Afdeling erop dat binnen het plangebied ook andere functies voorkomen dan de (reguliere) woonfunctie. Zo komen binnen het plangebied onder meer de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Bedrijf" voor, op betrekkelijk geringe afstand tot woningen. Het betoog faalt.
7.8. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wat betreft het niet voorzien in een bepaling in de planregels over het maximaal toegelaten bebouwingspercentage op gronden met de bestemming "Wonen". Het bestreden besluit dient voorts te worden vernietigd wat betreft de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" voor het perceel kadastraal bekend sectie G 4847 en de (niet voldoende begrensde) wijzigingsbevoegdheid van artikel 23, lid 23.5, van de planregels. Het bestreden besluit dient gelet op hetgeen onder 7.6 is overwogen ook te worden vernietigd wat betreft de aanduiding "zorgwoning" voor de gronden met de bestemming "Wonen" ten noordoosten van het perceel [locatie].
Het beroep van de Stichting
8. De Stichting betoogt dat de raad ten onrechte het plan gewijzigd heeft vastgesteld ten opzichte van het ontwerp, wat de planregeling voor haar perceel G 4847 betreft. Het ontwerpplan voorzag voor deze gronden bij recht in zes zorgwoningen. Bij gewijzigde vaststelling heeft de raad besloten de zes zorgwoningen pas mogelijk te maken na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Het plan staat bij recht uitsluitend een vrijstaande woning toe. Hiermee is in zoverre de voorheen geldende planregeling voor het perceel gehandhaafd. Het argument van de raad dat geen sprake was van een concreet initiatief van de Stichting, voor zover het de invulling van het perceel G 4847 betreft, is onjuist. Het bouwplan van de Stichting, dat reeds bekend was op het moment dat zij de desbetreffende gronden kocht in 2014, ging uit van in totaal 16 aaneengesloten zorgwoningen, zodat in zoverre geen aanleiding bestond het plan gewijzigd vast te stellen ten opzichte van het ontwerp. Aan een eventuele gefaseerde uitvoering van het project zijn hogere kosten verbonden, aldus de Stichting.
8.1. Volgens de raad had de Stichting ten tijde van de vaststelling van het plan geen concrete plannen voor de inrichting van het perceel G 4847. Om deze reden is volstaan met een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van zes zorgwoningen.
8.2. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.
8.3. De Stichting heeft aannemelijk gemaakt dat de raad bekend was met haar voornemen op het perceel G 4847 zes zorgwoningen te realiseren, in het verlengde van de tien zorgwoningen op de gronden ten noorden van het perceel. Het ontwerpplan was immers in overeenstemming met het bouwplan van de Stichting. Het is aannemelijk geworden dat de gewijzigde vaststelling van het plan primair was ingegeven door de bezwaren van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen de door de Stichting gewenste ontwikkeling en dat de raad met de wijzigingsbevoegdheid in zoverre een compromis tot stand heeft willen brengen, zodat na de vaststelling van het plan (eventueel) in nader overleg gezocht kon worden naar een ruimtelijke invulling voor het perceel G 4847 die op instemming van alle betrokken partijen kon rekenen. Een dergelijke handelwijze is evenwel in strijd met het hiervoor weergegeven uitgangspunt dat de raad had dienen te beslissen op het concrete verzoek van de Stichting. Uit het voorgaande volgt dat de raad, door niet te beslissen op het concrete verzoek van de Stichting voor zes zorgwoningen op het perceel G 4847, in strijd heeft gehandeld met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
8.4. Gelet op het voorgaande is het beroep van de Stichting gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover het betreft de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" voor het perceel kadastraal bekend sectie G 4847 en artikel 23, lid 23.5, van de planregels. Het bestreden besluit dient voorts te worden vernietigd voor zover de raad niet heeft besloten op het verzoek van de Stichting om bij recht te voorzien in zes zorgwoningen op het perceel G 4847.
Opdracht
9. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Proceskosten
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Laren van 29 juni 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zevenend-Postiljon 2015", wat betreft:
a. de aanduiding "zorgwoning" voor de gronden met de bestemming "Wonen" ten noordoosten van het perceel [locatie];
b. het niet voorzien in een bepaling in de planregels over het maximaal toegelaten bebouwingspercentage op gronden met de bestemming "Wonen";
c. de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" voor het perceel kadastraal bekend sectie G 4847;
d. artikel 23, lid 23.5, van de planregels;
e. het niet beslissen op het verzoek van de Stichting om bij recht te voorzien in zes zorgwoningen op het perceel sectie G 4847;
III. draagt de raad van de gemeente Laren op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Laren tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:
a. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. de Stichting Sherpa tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Laren aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:
a. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor de Stichting Sherpa.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Milosavljević
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2017
739.