ECLI:NL:RVS:2017:1639

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
201603920/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake peildatum renovatieproject door woningbouwcorporatie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de peildatum voor een renovatieproject had vastgesteld. De woningbouwcorporatie [eigenaar] had op 25 juli 2011 verzocht om de peildatum voor het renovatieproject [locaties] vast te stellen op 1 augustus 2011. Dit verzoek werd ingewilligd, maar later werd de peildatum opnieuw vastgesteld op 1 september 2014. De appellanten betogen dat het college ten onrechte geen nieuw advies heeft gevraagd aan het stadsdeel bij de vaststelling van deze nieuwe peildatum. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 mei 2017 ter zitting behandeld. De appellanten hebben hun beroepsgrond dat [appellant B] niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord ingetrokken. De Afdeling oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er een reële planning was voor de renovatie, ondanks het ontbreken van draagvlak onder de bewoners. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het college tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

201603920/1/A3.
Datum uitspraak: 21 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2016 in zaak nr. 14/6662 in het geding tussen:
appelanten en [verzoeker], (hierna: [appellant A] en anderen),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2011 heeft het college op verzoek van woningbouwcorporatie [eigenaar] de peildatum voor het renovatieproject [locaties] vastgesteld op 1 augustus 2011.
Bij besluit van 15 september 2014 heeft het college het door [appellant A] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De peildatum voor het renovatieproject [locaties] is vastgesteld op 1 september 2014.
Bij uitspraak van 19 april 2016 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[eigenaar] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en [appellant B] en [eigenaar] hebben elk afzonderlijk een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2017, waar [appellant A], bijgestaan door mr. A.I. de Haan, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Franke, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [eigenaar], vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    De wettelijke bepalingen en de beleidsregels waarnaar in deze uitspraak wordt verwezen, zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.    [appellant A] en [appellant B] zijn huurders van de woningen op adressen [locatie 1] te Amsterdam. [verzoeker] was huurder van de woning op het adres [locatie 2]. Hij is op 17 maart 2015 overleden. [eigenaar] van de woningen op de adressen […] te Amsterdam (hierna: het pand), wil het pand renoveren. Zij heeft het college bij brief van 25 juli 2011 verzocht de peildatum als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013 voor het renovatieproject vast te stellen op 1 augustus 2011. Zij heeft daarbij te kennen gegeven dat de renovatiewerkzaamheden naar verwachting in september 2012 zullen starten. Het college heeft het verzoek bij besluit van 25 juli 2011 ingewilligd.
In het eerder genomen besluit op bezwaar van 24 februari 2012, waarbij het besluit van 25 juli 2011 is gehandhaafd, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het voldoende aannemelijk is dat [eigenaar] binnen anderhalf jaar met de werkzaamheden kan beginnen.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1424 het besluit op bezwaar van 24 februari 2012 vernietigd en bepaald dat het college opnieuw op het door [appellant A] en anderen gemaakte bezwaar dient te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe heeft zij onder meer overwogen:
"3.1. […] Niet in geschil is dat het stadsdeel bij e-mail van 25 juli 2011 een positief advies heeft afgegeven voor het renovatieproject. Bij besluit van 24 februari 2012 heeft het college vervolgens beoordeeld of inderdaad volgens een voldoende concrete en reële planning binnen anderhalf jaar met de renovatiewerkzaamheden kon worden gestart of dat reden bestond daaraan te twijfelen. Ten onrechte heeft het college bij die beoordeling de omstandigheid dat geen draagvlak onder de bewoners bestaat en een door de bewoners van het pand eventueel te voeren civiele procedure niet betrokken.
[…]
Het college heeft met de in het besluit van 24 februari 2012 en de daarop ter zitting bij de Afdeling gegeven toelichting derhalve onvoldoende gemotiveerd dat er ten tijde van het besluit van 25 juli 2011 een voldoende concrete en reële planning was, waaruit mocht worden afgeleid dat de renovatiewerkzaamheden binnen anderhalf jaar zouden aanvangen.
[…]
4. […] Het college dient opnieuw op het door [appellant A] en anderen gemaakte bezwaar te beslissen met in achtneming van deze uitspraak."
Verzoek nieuwe peildatum
3.    Bij brief van 13 augustus 2014 heeft [eigenaar] het college verzocht om in het nieuw te nemen besluit op bezwaar 1 september 2014 als nieuwe peildatum vast te stellen voor het project. [eigenaar] heeft daarbij te kennen gegeven naar verwachting op 1 september 2015 met de renovatiewerkzaamheden te zullen starten. Dit heeft zij als volgt onderbouwd. Op 26 augustus 2013 heeft het college aan haar een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het pand en op 17 januari 2013 heeft het stadsdeel Centrum aan haar een splitsingsvergunning verleend voor het splitsen van het pand in drie appartementsrechten. Verder heeft zij een bouwovereenkomst gesloten met de firma [bedrijf] om de werkzaamheden voor te bereiden en uit te voeren. De huurcontracten met [appellant A] en anderen zijn in januari 2012 opgezegd. Omdat zij de huuropzegging niet hebben geaccepteerd heeft [eigenaar] de huur opnieuw opgezegd wegens dringend eigen gebruik en dagvaardingen opgesteld die zo spoedig mogelijk worden uitgebracht. De planning voor het project is dat eind november 2014 uitspraak op het beroep van [appellant A] en [appellant B] gericht tegen de omgevingsvergunning wordt gedaan, dat in het eerste kwartaal van 2015 de civiele rechter de huurovereenkomst zal ontbinden, waarna de bewoners uit huis zullen worden geplaatst, en dat op 1 september 2015 met de bouw kan worden gestart. Voorts heeft [eigenaar] een investeringsbesluit genomen, waarbij is besloten dat [eigenaar] de kosten voor de renovatie voor haar rekening neemt.
Besluit van 15 september 2014
4.    Bij het besluit van 15 september 2014 heeft het college het door [appellant A] tegen het besluit van 25 juni 2011 gemaakte bezwaar wederom ongegrond verklaard Op 10 augustus 2015 heeft het college het besluit van 15 september 2014 eveneens aan [appellant B] gericht en daarmee zijn bezwaar tegen het besluit van 25 juni 2011 eveneens wederom ongegrond verklaard.
Bij het besluit van 15 september 2014 heeft het college voorts de peildatum voor het project vastgesteld op 1 september 2014. Het college heeft bij de vaststelling van de peildatum betrokken dat er inmiddels omgevings- en splitsingsvergunningen zijn verleend voor de realisatie van de renovatie van het pand en dat de daartegen ingestelde beroepen binnen afzienbare tijd bij de rechtbank worden behandeld. Verder heeft het college bij de besluitvorming betrokken dat weliswaar de huurcontracten nog niet zijn ontbonden wegens dringend eigen gebruik, maar dat [eigenaar] daartoe op korte termijn juridische stappen zal nemen die zij, gelet op de staat van onderhoud van het pand, met vertrouwen tegemoet ziet. Volgens het college is gelet op het bovenstaande voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een reële planning en dat er momenteel geen reden is om er aan te twijfelen dat het pand binnen anderhalf jaar gerenoveerd kan gaan worden. Dat een draagvlak voor de renovatie onder de bewoners ontbreekt, staat er niet aan in de weg dat de peildatum terecht en op goede gronden kan worden vastgesteld op 1 september 2014, aldus het college.
Procesbelang
5.    Bij corporatiewoningen verleent de woningcorporatie, nadat het college op haar verzoek een peildatum heeft vastgesteld, een stadsvernieuwingsurgentie aan de huurders die woonachtig zijn in de betrokken woningen om leefbaarheidsproblemen vanwege te vroeg gestarte herhuisvesting of leegstand van huurwoningen te voorkomen. In dit geval heeft [eigenaar] na het peildatumbesluit van 25 juli 2011 een stadsvernieuwingsurgentie aan [appellant A] en anderen verleend. Dit betekent dat zij vanaf dat moment met voorrang kunnen reageren op huurwoningen in WoningNet.
De Afdeling stelt op grond van het dossier en hetgeen bij haar ter zitting is besproken vast dat het peildatumbesluit van betekenis is voor het voortduren van de aan [appellant A] en [appellant B] verleende stadsvernieuwingsurgentie. Daarin is hun belang gelegen bij de procedure in het kader van het peildatumbesluit.
Hoger beroep [appellant A] en [appellant B]
6.    [appellant A] en [appellant B] hebben hun beroepsgrond dat [appellant B] in bezwaar ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord ter zitting van de Afdeling ingetrokken.
7.    [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte niet opnieuw advies heeft gevraagd aan het stadsdeel bij de vaststelling van een nieuwe peildatum. Uitvoeringsinstructie 19 ‘Vaststellen peildatum sloop- en renovatiecomplexen’ schrijft immers uitdrukkelijk voor dat het betreffende stadsdeel advies uitbrengt over het vaststellen van een peildatum. Daarbij wordt door het stadsdeel onder meer betrokken het realisme van de planning. Voorts betwisten [appellant A] en [appellant B] dat sprake was van een voldoende concrete en reële planning, waaruit mocht worden afgeleid dat de renovatiewerkzaamheden binnen anderhalf jaar zouden aanvangen. Geen rekening is gehouden met de concrete termijn die een civiele procedure kan duren.
7.1.    Bij de uitoefening van de bevoegdheden ingevolge artikel 14, tweede lid, aanhef en onder d, en artikel 15, tweede en derde lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013 hanteert het college beleidsregels die zijn neergelegd in Uitvoeringsinstructie 19 ‘Vaststellen peildatum sloop- en renovatiecomplexen’.
Zoals volgt uit deze beleidsregels geeft het stadsdeel een zwaarwegend advies over het wel of niet vaststellen van een peildatum. Vaststaat dat het college geen formeel nieuw advies heeft gevraagd bij de vaststelling van de nieuwe peildatum voor het project op 1 september 2014. De Afdeling is evenwel van oordeel dat aannemelijk is dat [appellant A] en [appellant B] door dit gebrek niet zijn benadeeld en ziet daarom aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het stadsdeel eerder al een positief advies heeft afgegeven voor het project, en, zoals het college onweersproken heeft gesteld, het stadsdeel als adviseur steeds bij dit dossier betrokken is geweest.
7.2.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college, gelet op de toelichting van [eigenaar] in haar brief van 13 augustus 2014, zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat volgens deze planning binnen een jaar tot anderhalf jaar met de renovatie kon worden gestart.
Van belang is hierbij, zoals de rechtbank heeft vastgesteld, dat het college bij de vraag of sprake is van een reële planning op grond waarvan binnen een jaar tot anderhalf jaar met de renovatie kan worden begonnen — anders dan bij het eerdere peildatumbesluit, dat door de Afdeling is beoordeeld - heeft betrokken dat er een civiele procedure dient te worden gevoerd, omdat bij de bewoners geen draagvlak bestaat voor het renovatieproject. Daarbij heeft het college ook betrokken dat die civiele procedure inmiddels was gestart. Dat de kantonrechter pas op 22 november 2016 vonnis heeft gewezen, doet daar niet aan af. De vertraging van de civiele procedure is veroorzaakt door meerdere redenen, die deels buiten de invloedsfeer van het college lagen en die het college ook niet behoefde te voorzien.
Het betoog faalt.
8.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9.    Het college moet, gelet op hetgeen in 7.1 is overwogen, op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.980,00 (zegge: negentienhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 416,00 (zegge: vierhonderdzestien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. R.J. Koopman, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Slump    w.g. Ley-Nell
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017
597. BIJLAGE
Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013
Artikel 14
2. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien de aanvrager:
[…];
d. woonruimte nodig heeft in verband met de sloop of ingrijpende renovatie van de huidige woning of bij herstructurering van het gebied waarin deze woonruimte is gelegen;
[…].
Artikel 15
2. Burgemeester en wethouders wijzen complexen aan, waar huishoudens stadsvernieuwingsurgent kunnen worden.
3. Burgemeester en wethouders stellen voor de op grond van het tweede lid aangewezen complexen een peildatum vast.
Uitvoeringsinstructie 19 ‘Vaststellen peildatum sloop- en renovatiecomplexen’
"Procedure vaststellen peildatum
-     De peildatum wordt, na overleg met het stadsdeel, door de corporatie     aangevraagd bij de dienst WZS door middel van een beargumenteerde     aanvraag.
-     De datum wordt zo gekozen dat bewoners één tot anderhalf jaar de     tijd hebben voor het zoeken naar vervangende woonruimte.
-     Vervolgens vraagt de dienst WZS het betreffende stadsdeel om een     advies.
-     Het beargumenteerde advies van het stadsdeel wordt schriftelijk     verstrekt aan de dienst WZS en de woningcorporatie.
-     Na een positief advies van het stadsdeel wordt de peildatum door de     dienst WZS vastgesteld door middel van een schriftelijk besluit     namens B&W aan de corporatie. Het stadsdeel wordt tegelijktijdig     schriftelijk door WZS ingelicht.
Na afgifte van de peildatum kan de woningcorporatie overgaan tot het verlenen van stadsvernieuwingsurgenties voor de huurders van de betrokken woningen.
Zwaarwegend advies stadsdeel
Vanwege de lokale kennis van zaken geeft het stadsdeel een zwaarwegend advies aan de dienst WZS over het wel of niet vaststellen van een peildatum. Centraal staat de vraag van de dienst WZS of:
‘Volgens een reële planning binnen anderhalf jaar gesloopt of gerenoveerd gaat worden of dat er reden is daaraan te twijfelen’
Op basis van de kennis die het stadsdeel in huis heeft en de informatie die is verstrekt door de woningcorporatie brengt het stadsdeel advies uit. Het stadsdeel kijkt hiervoor naar drie criteria: de haalbaarheid van het project, het realisme in de planning en de bewonersparticipatie.
[…]"