ECLI:NL:RVS:2017:1642

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
201606997/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Homburg Noord en de belangenafweging van de raad van de gemeente Geldermalsen

Op 21 juni 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Homburg Noord" dat op 28 juni 2016 door de raad van de gemeente Geldermalsen was vastgesteld. Appellant, een fruitkweker uit Beesd, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest dat de vaststelling van het bestemmingsplan zijn mogelijkheden voor niet-agrarische bedrijvigheid op zijn perceel zal beperken. De Afdeling heeft de zaak op 2 juni 2017 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellant als de raad van de gemeente Geldermalsen vertegenwoordigd waren.

De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de belangen van appellant in redelijkheid heeft kunnen afwegen. De raad heeft beleidsruimte en moet bij de vaststelling van bestemmingsplannen de betrokken belangen afwegen. De Afdeling concludeert dat het bestemmingsplan voorziet in een actuele regionale behoefte aan bedrijventerrein en dat de raad niet verplicht was om het perceel van appellant als alternatieve locatie voor bedrijvigheid te beschouwen. De Afdeling stelt vast dat de raad in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de voordelen van de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein dan aan de belangen van appellant.

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak verklaart het beroep van appellant ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 juni 2017.

Uitspraak

201606997/1/R1.
Datum uitspraak: 21 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Beesd, gemeente Geldermalsen (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Geldermalsen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Homburg Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. W. Krijger, rechtsbijstandverlener, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R. Oldebesten, zijn verschenen. Tevens zijn daar [belanghebbende A], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door ing. M.J. van Mourik, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.    Het plan voorziet ter plaatse van een agrarisch bedrijf en tot dusver onbebouwde gronden in een noordelijke uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Homburg te Beesd, dat ten oosten van de Parkweg ligt.
[appellant] heeft een fruitkwekerij aan de [locatie] te Beesd, die ten westen van de Parkweg ligt. Om bedrijfseconomische redenen verhuurt hij een deel van zijn bedrijfspanden aan derden voor kleinschalige niet-agrarische bedrijvigheid. Dat gebruik is in strijd met het daar geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1984", dat ter plaatse voorziet in de bestemming "Agrarisch gebied met beperkte bebouwing". [appellant] wil graag dat het perceel ook voor niet-agrarische bedrijvigheid wordt bestemd. Hij heeft daartoe in februari 2016 een principeverzoek gedaan aan het college van burgemeester en wethouders. [appellant] vreest dat met het voorliggende bestemmingsplan de marktruimte voor bedrijfsgebouwen wordt opgesoupeerd, waardoor het bestemmen van zijn perceel voor bedrijvigheid niet meer mogelijk zal zijn.
3.    [appellant] betoogt dat het geen goede ruimtelijke ordening is om de onbebouwde agrarische gronden waarop het bestemmingsplan ziet als bedrijventerrein te bestemmen, terwijl op zijn perceel reeds bedrijfsgebouwen staan die ook voor bedrijvigheid worden gebruikt en na de ontwikkeling van het bedrijventerrein wellicht leeg komen te staan. Dit acht hij eveneens in strijd met de ladder van duurzame verstedelijking. Derhalve heeft de raad het plan niet kunnen vaststellen voordat op zijn principeverzoek was beslist. Bij het vaststellen van dit plan is dus geen rekening gehouden met zijn belangen.
3.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld."
3.2.    Met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De ladder voor duurzame verstedelijking is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen, maar bewerkstelligt dat de wens om in een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voorzien aan de hand van het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro nadrukkelijk in de plantoelichting wordt gemotiveerd en afgewogen met oog op de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
3.3.    In de plantoelichting staat dat revitalisatie van het bestaande bedrijventerrein Homburg gewenst is. De ontsluiting van het bestaande bedrijventerrein is niet optimaal. Er is sprake van doodlopende wegen en de entree is van matige kwaliteit. Daarnaast wordt langs de wegen geparkeerd terwijl de wegen op het oudste deel van het bedrijventerrein op sommige plaatsen smal zijn. In de bochten kan vrachtverkeer elkaar niet passeren. Ruimte om de wegen te verbreden is niet overal aanwezig. Voorts is een verbetering van het aanzicht gewenst in verband met het ontbreken van eenduidigheid in de bebouwing en openbaar groen.
De in het plan voorziene uitbreiding maakt deel uit van de gewenste revitalisatie. Door het toevoegen van een nieuwe entree wordt de bestaande entree ontlast, kan op smalle plaatsen van het oudste deel van het bedrijventerrein eenrichtingsverkeer worden ingevoerd en wordt de doodlopende (eigen) weg voor tweerichtingsverkeer doorgetrokken naar de nieuwe ontwikkeling. Daarmee wordt de weginfrastructuur op het bestaande bedrijventerrein verbeterd.
Voorts is de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerrein Homburg van belang voor de uitstraling van Beesd vanaf de A2. De nieuw voorziene noordelijke kavels zijn georiënteerd op de waterpartij, zijn als eerste strook vanaf de afrit van de A2 te zien en bieden een goede plek voor bedrijfspanden met een hoge ruimtelijke uitstraling. Het aanzicht van het bedrijventerrein krijgt hiermee een betere uitstraling.
Binnen het plangebied wordt tevens een belangrijke retentievijver en verbinding gerealiseerd voor het verwerken van hemelwater vanuit de kern Beesd en vanwege de verharding van het nieuwe bedrijventerrein. De bestaande sloot is van groot waterhuishoudkundig belang, wordt robuuster gemaakt en opgewaardeerd naar een A-watergang.
Door deze revitalisering van het bestaande bedrijventerrein en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein "Homburg Noord" ontstaat een aantrekkelijk bedrijventerrein voor bestaande en nieuwe ondernemingen, aldus de plantoelichting.
3.4.    Vast staat dat het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Verder is niet in geschil dat in de huidige situatie een actuele regionale behoefte als bedoeld in het tweede lid, onder a, bestaat aan bedrijventerrein.
Voor zover het betoog de strekking heeft dat de raad het perceel van [appellant] had moeten aanmerken als locatie waar binnen het bestaand stedelijk gebied door herstructurering of transformatie als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, onder b, van het Bro kan worden voorzien in de behoefte aan bedrijventerrein, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals onder 2 is overwogen zijn de gronden van [appellant] thans voorzien van een agrarische bestemming. Derhalve ligt het perceel van [appellant] niet binnen bestaand stedelijk gebied, zodat de raad zijn perceel niet als alternatieve locatie bij de ladder van duurzame verstedelijking hoefde te betrekken. Het betoog faalt.
3.5.    Het vorenstaande neemt niet weg dat de raad de door [appellant] voorgestane mogelijkheid om zijn perceel voor de uitbreiding van het bedrijventerrein te gebruiken uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening bij de belangenafweging diende te betrekken. Gelet op hetgeen in de plantoelichting is vermeld heeft de raad in redelijkheid een groot gewicht kunnen toekennen aan de bijkomende voordelen van de in het plan voorziene locatie voor de revitalisatie van het bestaande bedrijventerrein in de vorm van een verbetering van de bereikbaarheid, de uitstraling en de bijdrage aan het robuust maken van het watersysteem. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat het plangebied ingeklemd ligt tussen stedelijke functies terwijl het perceel van [appellant] aan de achterzijde aan open en landelijk gebied grenst. Het plangebied vormt daarentegen een afronding van het bestaande bedrijventerrein Homburg.
Gelet op het voorgaande heeft de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen bij de in het plan voorziene uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein dan aan het belang van [appellant] om van die uitbreiding gevrijwaard te blijven en daarmee het risico weg te nemen dat voor niet-agrarische bedrijvigheid op zijn gronden op een later moment geen marktruimte meer bestaat. Dit neemt overigens niet weg dat het gemeentebestuur tijdig dient te beslissen op het verzoek van [appellant] tot wijziging van het voor zijn gronden geldende bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
4.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Van den Broek    w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017
635.