201704581/2/A1.
Datum uitspraak: 28 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 5 mei 2017 heeft [verzoeker] het college verzocht de bij besluit van 30 augustus 2006 verleende saneringsbeschikking in te trekken en handhavend op te treden, voor zover Plan Vastgoed Loosdrecht B.V. (hierna: Plan Vastgoed) zonder actueel saneringsplan graafwerkzaamheden en/of andere werkzaamheden op het perceel Oud Loosdrechtsedijk 210-212 in Loosdrecht (hierna: het perceel) uitvoert in strijd met de Wet bodembescherming.
Bij brief van 24 mei 2017 heeft het college [verzoeker] bericht dat binnen acht weken een besluit zal worden genomen op het verzoek van 5 mei 2017.
Bij brief van 31 mei 2017 heeft [verzoeker] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek van 5 mei 2017.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juni 2017, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. B.J. Mulder en mr. D.C.E. de Haas, beiden advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door S.A. Haddocks, S. Altun, P. Richters en D. Crop, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Plan Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. R.S. Schouten, advocaat te Zeist, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat het college uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit dient te nemen op zijn verzoek van 5 mei 2017. Volgens [verzoeker] heeft Plan Vastgoed, eigenaresse van het perceel, ten behoeve van de voorgenomen herinrichting van het perceel voor woningbouw, (graaf)werkzaamheden op het perceel uitgevoerd, terwijl het perceel ernstig is vervuild.
3. Plan Vastgoed heeft ter zitting toegelicht dat er thans geen (graaf)werkzaamheden op het perceel plaatsvinden en dat er op korte termijn ook geen (graaf)werkzaamheden op het perceel zullen plaatsvinden. De graafwerkzaamheden die op het perceel hebben plaatsgevonden hadden betrekking op het realiseren van een insteekhaven. Een toezichthouder van het college heeft op 22 mei 2017 geconstateerd dat deze graafwerkzaamheden plaatsvonden buiten de verontreinigde zone.
Het college heeft op 2 juni 2017 van Plan Vastgoed een melding Immobiel als bedoeld in het Besluit uniforme sanering ontvangen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het Plan Vastgoed binnen vijf weken na ontvangst van deze melding zal berichten of de melding in overeenstemming is met artikel 39b van de Wet bodembescherming. Als dat het geval is, kan Plan Vastgoed binnen vijf weken na ontvangst van de melding starten met de uitvoering van de bodemsanering. Plan Vastgoed heeft ter zitting meegedeeld dat zij daarop zal wachten. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek geen zodanig spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
4. Het verzoek dient te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Graaff-Haasnoot
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2017
531.