201605847/1/A1.
Datum uitspraak: 5 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Epe,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2016 in zaak nr. 16/581 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Epe.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2015 heeft het college geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een hekwerk op het perceel [locatie 1] te Epe.
Bij besluit van 17 december 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2017, waar [appellant], bijgestaan door ing. P.H. Schalk en mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door A. Oostwoud, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De gevraagde vergunning ziet op de legalisering van een reeds gerealiseerd hekwerk rondom het perceel [locatie 1] te Epe. Het hekwerk is aan de bovenzijde voorzien van een constructie van een buis en prikkeldraden om neervallende takken op te vangen. Aan de zijde van de Torenweg heeft het hekwerk een hoogte van 2 m, aan de drie overige zijden en bij het draaihek een hoogte van 2,40 m. De totale lengte van het hekwerk is circa 350 m. [appellant] woont aan de [locatie 2]; de achterzijde van dit perceel grenst aan het perceel [locatie 1].
Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat het hekwerk in strijd is met artikel 6.2 van de planregels. Het hekwerk is volgens het college niet opgericht ten dienste de bestemming "Bos", die op grond van het bestemmingsplan "Epe-Noord" op het perceel [locatie 1] rust.
2. [appellant] betoogt dat het hekwerk niet in strijd is met het bestemmingsplan "Epe-Noord". Het is opgericht ten behoeve van (hoog)opgaande afschermende beplanting, hetgeen op grond van de geldende bestemming "Bos" is toegestaan. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij er voor heeft gekozen om de haag, die bestaat uit laurier en hedera, in eigen beheer te planten. Dit is alleen goed mogelijk als er een hekwerk ter geleiding wordt geplaatst.
[appellant] betoogt dat de rechtbank bij de toetsing van het bouwwerk aan het bestemmingsplan is uitgegaan van een onjuiste maatstaf. De rechtbank heeft volgens hem ten onrechte overwogen dat het hekwerk niet dient voor de beplanting omdat het daarvoor niet onontbeerlijk is. In het kader van die toetsing had moeten worden beoordeeld of het bouwwerk overeenkomstig het bestemmingsplan kan worden gebruikt, of het met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht en of het bouwwerk niet uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan waarin de bestemming voorziet. Uitgaande van die criteria is van strijdigheid met het bestemmingsplan geen sprake, aldus [appellant].
2.1. Artikel 6.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Epe-Noord" luidt:
"De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
b. bos en waterlopen;
[…]"
Artikel 6.2 luidt:
"Op de voor ‘Bos’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd."
2.2. Voor een bouwwerk, zoals in dit geval het hekwerk, geldt de in artikel 6.2 geformuleerde bouwregel dat het uitsluitend ten dienste van de bestemming "Bos" mag worden gebouwd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet valt in te zien dat het hekwerk, dat feitelijk zowel samen met de beplanting als op zichzelf een perceelafscheiding vormt en er ook zo uitziet, moet worden aangemerkt als een bouwwerk dat dient ten behoeve van deze bestemming. Het hekwerk heeft een totale lengte van circa 300 meter en is op de perceelgrens gerealiseerd; het functioneert in de eerste plaats als een perceelafscheiding. In de aanvraag is deze functie van het hekwerk ook vermeld. Dat afschermende beplanting binnen de bestemming "Bos" wel is toegestaan, betekent nog niet dat het hekwerk ten behoeve van deze bestemming is opgericht. Of het hekwerk noodzakelijk is om de (hoog)opgaande afschermende beplanting mogelijk te maken kan in het midden blijven.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017
190-845.