201605976/1/R2.
Datum uitspraak: 5 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Etten-Leur,
2. [appellant sub 2], wonend te Etten-Leur,
en
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2016 heeft het college het wijzigingsplan "Buitengebied, [locatie 2] e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2017, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in persoon en het college, vertegenwoordigd door G.M.J. van Peperstraten, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [wederpartij] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het wijzigingsplan voorziet in twee aanduidingen voor permanente teeltondersteunende voorzieningen op agrarische percelen ten noorden en ten zuiden van de Teerlingstraat te Etten-Leur. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 18 ha. [wederpartij] wil op de percelen stellingen met een oprolbare regenkap van folie voor de aardbeienteelt realiseren met een hoogte van 2,5 m. De woonpercelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] grenzen aan het plangebied. Zij stellen dat de mogelijk gemaakte voorzieningen te omvangrijk zijn en hun uitzicht en de kwaliteit van de omgeving aantasten.
Toetsingskader
2. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de functieaanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen in strijd is met de bepalingen uit de Verordening ruimte 2014 over zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, behoud en ontwikkeling van het landschap en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Daartoe wijzen ze op de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:516. Het plan leidt tot een aanzienlijk oppervlak voor teeltondersteunende voorzieningen van 18 ha. 3.1. Artikel 1.20 van de Verordening ruimte 2014, zoals die gold ten tijde van het bestreden besluit, luidt:
"Onder een bouwperceel wordt verstaan een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
Artikel 2, eerste lid, onder a, luidt:
"Tenzij de strekking van de bepaling zich daartegen verzet dan wel in deze verordening uitdrukkelijk anders is aangegeven, wordt bij toepassing van deze verordening onder bestemmingsplan tevens begrepen een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening".
Artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onder a, luidt:
"Een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied kan binnen het bouwperceel voorzien in de bouw of de uitvoering van permanente teeltondersteunende voorzieningen."
3.2. De uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:516, had betrekking op een reactieve aanwijzing van het college van gedeputeerde staten ten aanzien van de aanvankelijk in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" opgenomen mogelijkheid om permanente teeltondersteunende voorzieningen op afstand buiten het bouwperceel te realiseren. Realisering van permanente teeltondersteunende voorzieningen op afstand deed volgens het college van gedeputeerde staten afbreuk aan de uitgangspunten van een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, behoud en ontwikkeling van het landschap en versterking van de ruimtelijke kwaliteit die ten grondslag liggen aan bepalingen uit de Verordening ruimte. Als gevolg van de reactieve aanwijzing, die met de uitspraak van 25 februari 2015 onherroepelijk is geworden, is het op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" niet mogelijk permanent teeltondersteunende voorzieningen op afstand buiten het bouwperceel te realiseren. Het nu voorliggende wijzigingsplan voorziet in een aanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen een bouwperceel in gemengd landelijk gebied. In artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening ruimte 2014 zijn geen beperkingen gesteld aan de omvang van permanente teeltondersteunende voorzieningen in gemengd landelijk gebied binnen een bouwperceel. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het wijzigingsplan in zoverre niet in strijd is met de Verordening ruimte 2014.
Het betoog faalt.
Goede ruimtelijke ordening en voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de functieaanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en met de wijzigingsvoorwaarden in artikel 3, lid 3.6.10, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013".
De beoogde stellingen van 2,5 m hoog zijn volgens het bestreden besluit bedoeld voor de aardbeienteelt. Daardoor worden andere teeltvormen volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] uitgesloten en is het wijzigingsplan selectief. Anderzijds is de in de planregels opgenomen maximale bouwhoogte van 4 m hoger dan benodigd voor de aardbeienteelt en moeten de voorzieningen met folie, gelet op de definitie, beschouwd worden als teeltondersteunende kassen, die evenwel volgens de plantoelichting worden uitgesloten. Voor dergelijke kassen geldt bovendien een maximum bouwhoogte van 1,5 m. Het wijzigingsplan is in zoverre tegenstrijdig, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
De toedeling van de oppervlakte voor de aanduiding van 18 ha aan verschillende bouwvlakken, om te kunnen voldoen aan de wijzigingsvoorwaarde dat de oppervlakte van de aanduiding niet meer mag bedragen dan 8 ha, is volgens hen gekunsteld.
Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tasten de beoogde stellingen met folie de ruimtelijke kwaliteit van het landschap aanzienlijk aan.
4.1. Artikel 1 van de planregels van het wijzigingsplan luidt:
"Op dit wijzigingsplan zijn van overeenkomstige toepassing de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013".
Artikel 1 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" luidt:
"In deze regels wordt verstaan onder
- een teeltondersteunende kas: een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal of permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden;
- een teeltondersteunende voorziening, permanent: teeltondersteunende voorzieningen, geen kassen of andere gebouwen zijnde, die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals containervelden, stellingen en dergelijke."
Artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, luidt:
"De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven".
Artikel 3, lid 3.2.9, luidt:
"Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden gerealiseerd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m."
Artikel 3, lid 3.6.10, luidt:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - permanente teelondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren.
b. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding.
c. - [niet in werking getreden].
d. De oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 8 ha.
e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
f. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en / of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
g. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h.
h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan.
i. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast."
4.2. Met betrekking tot de stellingen dat het wijzigingsplan selectief en tegenstrijdig is en in strijd met een goede ruimtelijke ordening oordeelt de Afdeling als volgt.
Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" rust op de percelen de bestemming "Agrarisch". Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen is het toegelaten gebruik van de gronden met deze bestemming en de aanduiding "permanente teeltondersteunende voorzieningen" niet beperkt tot aardbeienteelt. Het wijzigingsplan brengt daar geen verandering in en is dan ook niet selectief.
Gelet op de aangehaalde definities in artikel 1 van de planregels moeten stellingen worden beschouwd als een permanente teeltondersteunende voorziening, niet zijnde een teeltondersteunende kas. Het wijzigingsplan met de aanduiding permanente teeltondersteunende voorzieningen voorziet dan ook niet in teeltondersteunende kassen. Dat de toegelaten voorzieningen een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 4 m betekent niet dat kassen zijn toegestaan. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre tegenstrijdig zou zijn.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen echter terecht dat de in de planregels opgenomen maximale bouwhoogte van 4 m hoger is dan benodigd. Zoals door [wederpartij] ter zitting is toegelicht zijn de stellingen bedoeld voor de aardbeienteelt danwel de teelt van bramen en frambozen en volstaat daarvoor een maximum hoogte van 2,5 m. Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid om aanduidingen voor permanente teeltondersteunende voorzieningen toe te voegen en te kiezen voor de maximum bouwhoogte van 4 m laat het college een grotere bouwhoogte toe dan nodig is. Het besluit is in zoverre vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt.
4.3. Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het wijzigingsplan in strijd is met de wijzigingsvoorwaarden uit artikel 3, lid 3.6.10, van de planregels van het bestemmingsplan, omdat de toedeling van de oppervlakte voor de aanduiding van 18 ha aan verschillende bouwvlakken gekunsteld is, overweegt de Afdeling als volgt.
Volgens de plantoelichting voorziet het plan in teeltondersteunende voorzieningen met een totale oppervlakte van circa 18 ha, verdeeld over twee aanduidingen aan weerszijden van de Teerlingstraat. De noordelijke aanduiding heeft een oppervlakte van 10,0733 ha. De zuidelijke aanduiding heeft een oppervlakte van 8,3 ha.
Naar het oordeel van de Afdeling staat artikel 3, lid 3.6.10, aanhef en onder d, van de planregels er niet aan in de weg dat er meerdere aanduidingen voor permanente teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden toegekend. Elk van die aanduidingen moet echter voldoen aan de wijzigingsvoorwaarden. Nu zowel de aanduiding ten noorden als de aanduiding ten zuiden van de Teerlingstraat groter is dan 8 ha is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3, lid 3.6.10, aanhef en onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013".
Bovendien dient ingevolge artikel 3, lid 3.6.10, aanhef en onder b, van de planregels de situering van de aanduiding plaats te vinden aansluitend aan een bestaand bouwvlak. In hoofdstuk 3 van de plantoelichting staat dat de gronden ten noorden van de Teerlingstraat aansluiten op het bouwvlak behorend bij de [locatie 1] en het bouwvlak behorend bij de [locatie 2]. De 8 ha van de noordelijke aanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen worden toegerekend aan het bouwvlak van de [locatie 1]. De resterende 2,07 ha worden toegerekend aan het bouwvlak van de [locatie 2]. De [locatie 2] grenst ook aan het perceel ten zuiden van de Teerlingstraat. Daar is tevens een bouwvlak ‘Teerlingstraat ongenummerd’ aanwezig. De 8 ha van de zuidelijke aanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen worden toegerekend aan het bouwvlak van de Teerlingstraat ongenummerd en 0,3 ha aan het bouwvlak van de [locatie 2], aldus de plantoelichting.
De Afdeling stelt echter aan de hand van de ter zitting getoonde verbeeldingen van het wijzigingsplan en van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" vast dat het bouwvlak van de [locatie 2] en de aanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen in het wijzigingsplan worden gescheiden door bestemmingen voor groen, water en verkeer. Daardoor is niet voldaan aan de voorwaarde dat de situering van de aanduiding plaats dient te vinden aansluitend aan een bestaand bouwvlak. Het plan is daarmee ook vastgesteld in strijd met artikel 3, lid 3.6.10, aanhef en onder b, van de planregels. Dat, zoals het college ter zitting heeft gesteld, volgens de toelichting van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" situering van de aanduiding op afstand is toegestaan als situering aansluitend aan het bouwvlak niet mogelijk is vanwege de ligging van een weg of waterloop, leidt niet tot een ander oordeel. De tekst van de wijzigingsvoorwaarde in de planregels is duidelijk en kent deze uitzondering niet. Overigens is dit deel van de plantoelichting op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl doorgehaald met verwijzing naar voornoemde uitspraak van 25 februari 2015.
Het betoog slaagt.
5. Nu gelet op het voorgaande het wijzigingsplan wat betreft de toegelaten hoogte en de omvang van de teeltondersteunende voorzieningen niet in stand kan blijven, komt de Afdeling niet toe aan de bespreking van de beroepsgronden over de gevolgen dat plan voor de omgeving en het uitzicht. De hoogte en de omvang van de teeltondersteunende voorzieningen kunnen immers van invloed zijn op de in beroep gestelde aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de gestelde aantasting van het uitzicht. Uit oogpunt van finale geschilbeslechting zal de Afdeling wel de overige beroepsgronden bespreken.
Milieuvisie 2010-2020
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid in de door de gemeenteraad van Etten-Leur vastgestelde Milieuvisie 2010-2020, omdat de bodemkwaliteit door de permanente teeltondersteunende voorzieningen kan worden aangetast.
6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de permanente teeltondersteunende voorzieningen de kwaliteit van de bodem niet zullen aantasten. In dat verband stelt het college dat het plangebied altijd intensief in gebruik is geweest als landbouwgrond. Door de stellingenteelt kan het gebruik van bestrijdingsmiddelen worden teruggedrongen, wat een positief effect heeft op de kwaliteit van de bodem. Daarnaast wordt de grond minder intensief gebruikt, omdat de teelt in goten plaatsvindt en vindt door de foliekappen geen uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en voedingsstoffen meer plaats. Het wijzigingsplan heeft gelet hierop uitsluitend positieve effecten op de bodemkwaliteit, aldus het college. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Het betoog faalt.
Flora en faunawet (hierna: Ffw) en Natuurbeschermingswet 1998 (Hierna: Nbw 1998)
7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan in strijd met de Ffw en de Nbw 1998 is vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat volgens de toelichting in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" het gebied zijn openheid moet behouden in verband met de faunistische waarde van Etten-Leur voor de vogels. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zal de openheid door de teeltondersteunende voorzieningen worden aangetast waardoor de waarde van het plangebied voor de vogels afneemt.
7.1. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden en zijn de Nbw 1998 en de Ffw ingetrokken. Uit artikel 9.10 van de Wnb volgt dat dit geschil, nu het plan is vastgesteld voor 1 januari 2017, moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
7.1.1. Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben hun stelling dat het plan in strijd is met de Nbw 1998 niet nader onderbouwd.
7.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Wnb (voorheen: Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was de Ffw het geldende recht. De raad heeft het plan niet kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg stond.
7.2.1. Volgens de plantoelichting worden er geen gebouwen gesloopt. De grond die bestemd wordt voor de teeltondersteunende voorzieningen is intensief gebruikte tuinbouwgrond waardoor deze niet geschikt is voor enige vorm van beschermde flora en of fauna. In verband daarmee was een nader (veld)onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg stond.
Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de openheid van het plangebied behouden moet blijven ten behoeve van de foerageermogelijkheid voor vogels, overweegt de Afdeling dat het college heeft toegelicht dat aan de gebieden waarvan de openheid behouden moet blijven ten behoeve van behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, onder meer voor vogels, in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" de aanduiding "landschappelijk open gebied" is toegekend. Voor de gronden in het plangebied is dat niet het geval, aldus het college. Gelet op deze toelichting bestaat geen grond voor het oordeel dat het college te weinig rekening heeft gehouden met het belang bij het behoud van de openheid van het gebied voor de foerageermogelijkheid van vogels.
Alternatieve locatie voor de beoogde voorzieningen
8. Met betrekking tot het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voorgestelde alternatief om de gewenste teeltondersteunende voorzieningen in plaats van op de thans aangewezen locatie te realiseren op een perceel van circa 7 ha ten noorden van de rijksweg A58, dat [wederpartij] eveneens in eigendom heeft, overweegt de Afdeling als volgt.
8.1. Het college heeft toegelicht dat het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voorgestelde alternatief niet aansluit op een agrarisch bouwvlak en daarmee gelet op artikel 3, lid 3.6.10, aanhef en onder b, van de wijzigingsvoorwaarden niet kan worden toegestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het opnemen van een aanduiding voor teeltondersteunende voorzieningen op afstand in strijd met de Verordening ruimte 2014. Gelet daarop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorgestelde locatie geen geschikt alternatief is.
Het betoog faalt.
Conclusie en opdracht
9. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 3, lid 3.6.10, aanhef en onder b en d, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013". De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
10. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
11. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 21 juni 2016 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Buitengebied, [locatie 2] e.o.";
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1] en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt;
IV. draagt het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Boermans
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017
429.