ECLI:NL:RVS:2017:1827
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te voorkomen
In deze zaak hebben vreemdelingen, mede namens hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek betreft een voorlopige voorziening in het kader van hun hoger beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 16 maart 2016 en 17 juni 2016 besluiten genomen om de aanvragen van de vreemdelingen af te wijzen. De rechtbank Den Haag had op 26 mei 2017 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzingen niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen tegen het inreisverbod ongegrond verklaard. Hiertegen hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is. De vreemdelingen hebben verzocht om niet te worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep en om opvang en verstrekkingen te ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat op het hoger beroep is beslist en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan door de behandeling van het verzoek. De proceskosten zijn vastgesteld op € 495,00, te betalen aan de vreemdelingen voor de rechtsbijstand die zij hebben ontvangen.